Hoorcollege 1
Nederlands onderwijs- en zorgstelsel
1. Regulier onderwijs
2. Speciaal basisonderwijs
3. Sociaal (voortgezet) onderwijs
Clusters:
1. Blinde, slechtziende kinderen
2. Dove, slechthorende kinderen
3. Motorisch en/of verstandelijk beperkte kinderen en langdurig zieke
kinderen
4. Kinderen met gedragsstoornissen en/of psychiatrische problematiek
Clusters 3 en 4 zijn toegenomen dat kan komen door:
- Hogere bewustwording van ouders snellere herkenning van
problematiek
- Minder tolerantie in de samenleving sneller in het vakje ‘niet normaal’
Kritiek op het stelsel voor ingang passend onderwijs:
- Weer samen naar school: verkokerd stelsel, weinig stuurbaar
- Leerling gebonden financering (rugzakjes/LGF): aparte structuren met
ieder bureaucratie, groei speciaal onderwijs neemt toe ondanks LGF
- Thuiszitters
Passend onderwijs (2014)
Doelstellingen:
- “voor elke leerling een passend aanbod”
Zowel de doelgroep als het eindresultaat is niet concreet gemaakt
- Minder bureaucratie voor ouders en scholen (samenwerkingsverbanden)
- Heldere verantwoordelijkheden en kosten beheersbaar
Passend onderwijs was eigenlijk een verkapte bezuiniging
- Meer hulp op maat, en meer thuisnabij
Binnen de regio zou in principe elk soort zorg moeten worden
aangeboden
- Minder thuiszitters
- Betere prestaties en betere loopbanen (onderwijs en arbeidsmarkt) van
leerlingen met specifieke onderwijs- en ondersteuningsbehoeften
,Eindevaluatie passend onderwijs
+ kostenbeheersing
+ minder bureaucratie: vooral op bestuurlijk niveau, maar meer bureaucratie
voor scholen omdat ze moeten aantonen wat ze hebben gedaan voor een leerling
+ hulp sneller meer op maat: er zit expertise binnen het samenwerkingsverband
en wanneer meer nodig wordt dat extern geregeld
+/- aandachtspunt is ervaren belasting en ondersteuning leerkrachten en
afstemming onderwijs en jeugdhulp
Bij homogene scholen vinden leerkrachten het lastig om kinderen te
differentiëren en individueel te kijken naar het kind.
-Thuiszitters hardnekkig probleem: relatieve thuiszitters gestegen (wel
ingeschreven maar meer dan 4 weken afwezig)
-pijnpunt zit bij complexe (comorbiditeit) problematiek
Centrale concepten en modellen:
Bio-ecologisch: Actualisatie van genetische mogelijkheden door ‘proximale
processen’: processen van steeds complexer wordende wederkerige interacties
tussen het individu en personen, objecten en symbolen in de nabije omgeving
(interactie van kind met mesosysteem)
Belangrijk in de interacties is
- Mate van kwaliteit:
- Mate van kwantiteit:
- Ruimte voor het kind: kunnen nemen van eigen initiatief
- Inhoud van interacties: kennisoverdracht
Dyanamisch model
Ongunstige omstandigheden (interacties met omgeving) hebben invloed op
welke genen aan en uit worden gezet. Dat bepaald dus de kwetsbaarheid en
vatbaarheid voor stoornissen. Stress is een hele belangrijkrijk factor die genen
aan en uit zetten. Timing is ook belangrijk. Hoe eerder de ongunstige
omstandigheden hoe vatbaarder.
- Problemen zijn gevolg van complex samenspel van factoren
, - Belang van preventie, vroegtijdig signaleren
- Oog voor invloed van de omgeving, zelfs op biologische processen
Wijze van vaststelling stoornis:
- Dimensioneel ipv categorisch: label wordt toegepast op uiterste van de
schaal: indicatie van de ernst maar we gaan uit van het hele spectrum
Repsonse – to introduction
- Meet een specifieke vaardigheeid op meerdere momenten over de tijd:
focus en groei
- Gebruik indicaties van beperkte groei voor he intensivereb van instructie
Stapsgewijze aanpak
Hoe reageert een kind op aangepaste instructie, in een optimale
leeromgeving
- Gaat uit van een dubbele discrepantie
Lage prestaties tov klasniveau
Trage groei ondanks adequate instructie non-responsers
Nederlands onderwijs- en zorgstelsel
1. Regulier onderwijs
2. Speciaal basisonderwijs
3. Sociaal (voortgezet) onderwijs
Clusters:
1. Blinde, slechtziende kinderen
2. Dove, slechthorende kinderen
3. Motorisch en/of verstandelijk beperkte kinderen en langdurig zieke
kinderen
4. Kinderen met gedragsstoornissen en/of psychiatrische problematiek
Clusters 3 en 4 zijn toegenomen dat kan komen door:
- Hogere bewustwording van ouders snellere herkenning van
problematiek
- Minder tolerantie in de samenleving sneller in het vakje ‘niet normaal’
Kritiek op het stelsel voor ingang passend onderwijs:
- Weer samen naar school: verkokerd stelsel, weinig stuurbaar
- Leerling gebonden financering (rugzakjes/LGF): aparte structuren met
ieder bureaucratie, groei speciaal onderwijs neemt toe ondanks LGF
- Thuiszitters
Passend onderwijs (2014)
Doelstellingen:
- “voor elke leerling een passend aanbod”
Zowel de doelgroep als het eindresultaat is niet concreet gemaakt
- Minder bureaucratie voor ouders en scholen (samenwerkingsverbanden)
- Heldere verantwoordelijkheden en kosten beheersbaar
Passend onderwijs was eigenlijk een verkapte bezuiniging
- Meer hulp op maat, en meer thuisnabij
Binnen de regio zou in principe elk soort zorg moeten worden
aangeboden
- Minder thuiszitters
- Betere prestaties en betere loopbanen (onderwijs en arbeidsmarkt) van
leerlingen met specifieke onderwijs- en ondersteuningsbehoeften
,Eindevaluatie passend onderwijs
+ kostenbeheersing
+ minder bureaucratie: vooral op bestuurlijk niveau, maar meer bureaucratie
voor scholen omdat ze moeten aantonen wat ze hebben gedaan voor een leerling
+ hulp sneller meer op maat: er zit expertise binnen het samenwerkingsverband
en wanneer meer nodig wordt dat extern geregeld
+/- aandachtspunt is ervaren belasting en ondersteuning leerkrachten en
afstemming onderwijs en jeugdhulp
Bij homogene scholen vinden leerkrachten het lastig om kinderen te
differentiëren en individueel te kijken naar het kind.
-Thuiszitters hardnekkig probleem: relatieve thuiszitters gestegen (wel
ingeschreven maar meer dan 4 weken afwezig)
-pijnpunt zit bij complexe (comorbiditeit) problematiek
Centrale concepten en modellen:
Bio-ecologisch: Actualisatie van genetische mogelijkheden door ‘proximale
processen’: processen van steeds complexer wordende wederkerige interacties
tussen het individu en personen, objecten en symbolen in de nabije omgeving
(interactie van kind met mesosysteem)
Belangrijk in de interacties is
- Mate van kwaliteit:
- Mate van kwantiteit:
- Ruimte voor het kind: kunnen nemen van eigen initiatief
- Inhoud van interacties: kennisoverdracht
Dyanamisch model
Ongunstige omstandigheden (interacties met omgeving) hebben invloed op
welke genen aan en uit worden gezet. Dat bepaald dus de kwetsbaarheid en
vatbaarheid voor stoornissen. Stress is een hele belangrijkrijk factor die genen
aan en uit zetten. Timing is ook belangrijk. Hoe eerder de ongunstige
omstandigheden hoe vatbaarder.
- Problemen zijn gevolg van complex samenspel van factoren
, - Belang van preventie, vroegtijdig signaleren
- Oog voor invloed van de omgeving, zelfs op biologische processen
Wijze van vaststelling stoornis:
- Dimensioneel ipv categorisch: label wordt toegepast op uiterste van de
schaal: indicatie van de ernst maar we gaan uit van het hele spectrum
Repsonse – to introduction
- Meet een specifieke vaardigheeid op meerdere momenten over de tijd:
focus en groei
- Gebruik indicaties van beperkte groei voor he intensivereb van instructie
Stapsgewijze aanpak
Hoe reageert een kind op aangepaste instructie, in een optimale
leeromgeving
- Gaat uit van een dubbele discrepantie
Lage prestaties tov klasniveau
Trage groei ondanks adequate instructie non-responsers