Aantekeningen vermogensrecht
Les 1: verbintenisrechtelijke begrippen, rechtshandeling en verbintenis
Belangrijke artikelen:
6:74 BW
6:162 BW
3:84 BW
Vierstappenplan:
1. Wat is de rechtsvraag?
2. Welk(e) wetsartikel(en) en of jurisprudentie is/zijn van toepassing op
deze rechtsvraag en wat is/zijn de rechtsvoorwaarden daarvan?
3. Toets de rechtsvoorwaarden aan de feiten in de casus
4. Kom tot een conclusie en beantwoord de rechtsvraag
Vermogensrecht -> regelt de verhoudingen die op geld waardeerbaar zijn
tussen burgers onderling
Verbintenissenrecht -> rechtsrelatie tussen personen onderling staat
centraal
Goederenrecht -> rechtsrelatie tussen een persoon en een goed staat
centraal
Personen in het (verbintenissen)recht:
Natuurlijke persoon -> een mens
Rechtspersoon -> bv. een bedrijf, een stichting of een vereniging
Verbintenis: een rechtsrelatie tussen twee personen waarbij de ene partij
(de schuldenaar) verplicht is om een prestatie te leveren, terwijl de andere
partij (de schuldeiser) hier recht op heeft
Schuldenaar: de persoon die moet presteren
Schuldeiser: degene die recht heeft op de prestatie
Gewoon feit: hebben geen rechtsgevolg (bv. een
appje sturen, de zon die opkomt)
Rechtsfeit: een feit dat wel een rechtsgevolg heeft
Bloot rechtsfeit -> zonder feitelijke handeling,
maar wel een rechtsgevolg bijv. Geboorte,
overlijden, bereiken leeftijd 18 jaar
Rechtens relevante feiten -> met feitelijke
handeling en rechtsgevolg:
- Feitelijke handeling: een handeling die
rechtsgevolg heeft, maar die daar niet op is
gericht (bv. Ongeluk veroorzaken)
- Rechtshandeling: handeling die rechtsgevolg heeft, maar die was
daar ook echt op gericht (bv. Sluiten huurovereenkomst)
,Rechtshandeling -> volgens art. 3:33 BW bestaat een rechtshandeling uit
2 voorwaarden:
Voorwaarde 1 -> op een rechtsgevolg gerichte wil (de intentie op
een rechtsgevolg, het oogmerk hebben)
Voorwaarde 2 -> die wil heeft zich door een verklaring geopenbaard
(wilsuiting) (bv. Met een contract)
Meerzijdige rechtshandeling: 2 personen die een rechtsgevolg tot stand
willen brengen (bv. Huwelijk, koopovereenkomst)
Eenzijdige rechtshandeling: slechts 1 persoon brengt een rechtsgevolg tot
stand, zonder medewerking van anderen (bv. Opstellen testament, ontslag
nemen)
- Persoonsgerichte rechtshandeling: wordt verricht door de ene partij
en is gericht tot een specifieke andere partij (bv. het opzeggen van
de huur)
- Niet-persoonsgerichte rechtshandeling: een handeling door één
partij gericht aan een andere partij, maar de handeling is niet
gericht tot een specifieke persoon (bv. geboorteaangifte -> dit kan
bij iedere willekeurige ambtenaar van de burgerlijke stand)
Overeenkomst (6:213 lid 1 BW): een overeenkomst is een meerzijdige
rechtshandeling waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere
een verbintenis aangaan
Voorwaarde:
Het is een meerzijdige rechtshandeling
Een partij gaat een verbintenis aan tegen een andere partij
Voorbeeld: huurovereenkomst, koopovereenkomst, arbeidsovereenkomst
en leningsovereenkomst
Soorten overeenkomst:
Andere overeenkomst -> bv. het aangaan van een huwelijk
Verbintenis scheppende overeenkomst
(obligatoire overeenkomst) -> een
verbintenis die door twee partijen is
gesloten met het doel dat daaruit
rechten en plichten voortvloeien
o Voorbeeld: overeenkomst tussen
Jasper en hogeschool -> Jasper
moet collegegeld betalen aan de
hogeschool en de hogeschool
moet Jasper onderwijs aanbieden
Onderverdeling:
Eenzijdige overeenkomst -> er is maar bij 1 partij een
verplichting, bv. een schenkingsovereenkomst
, Meerzijdige overeenkomst/wederkerige overeenkomst (6:261
lid 1 BW): een overeenkomst is wederkerig, indien elk van
beide partijen een verbintenis op zich neemt ter verkrijging
van de prestatie waartoe de wederpartij zich daartegenover
tegen haar verbindt (hetzelfde rechtsgevolg willen hebben) ->
beide partijen hebben een verplichting, bv. een
koopovereenkomst
Andere meerzijdige rechtshandeling -> bv. het vaststellen van de notulen
tijdens een vergadering
Bijzondere overeenkomst (7 BW): overeenkomsten die hun eigen
wettelijke regeling hebben
Wils ontbreken: wordt geacht dat de wil nooit heeft plaatsgevonden
Dit kan op 2 manieren: 1) vergissing, bespreking en beschrijving en
2) geestelijke stoornis (art. 3:34 BW)
Wils gebreken: wil en verklaring komen wel overeen, maar de wil is op
gebrekkige wijze tot stand gekomen
Discrepantie: wil en verklaring komen niet overeen -> dan is de
rechtshandeling niet geldig, bv. iemand met een geestelijke ziekte koopt
een auto, maar later blijkt dat hij dit helemaal niet wil
3:32 lid 1 BW: iedere natuurlijke persoon is bekwaam tot het verrichten
van rechtshandeling, tenzij de wet anders bepaalt -> handelingsbekwaam
Wanneer is iemand handelingsonbekwaam?
Een minderjarige (art. 1:234 BW)
Curatele (art. 1:378 BW)
Een ondercuratelestelling wordt in het Centraal curatele- en
bewindregister (CCBR) opgenomen
Wanneer iemand een zaak aan een ander overdraagt, moet hij zowel
handelingsbekwaam als beschikkingsbevoegd zijn
Beschikkingsbevoegd: je moet als eigenaar gezien worden om over een
goed te beschikken
Vervreemden: overdragen/verkopen
Ontbinden -> wanneer is voldaan aan alle vereisten van levering (dus titel,
levering en beschikkingsbevoegdheid) maar de andere partij kan het bv.
niet meer betalen dan kan je de overeenkomst ontbinden
Vereiste rechtshandeling (art. 3:33 BW): een op een rechtsgevolg gerichte
wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard
Iemand wil een bepaald rechtsgevolg
Hij maakt die wil bekend door een verklaring
, Uit deze wilsverklaring moet duidelijk worden dat iemand de bedoeling
heeft om het rechtsgevolg tot stand te brengen
Wilsverklaringen kunnen in elke vorm worden geuit (art. 3:37 lid 1 BW) ->
zo kan het mondeling of schriftelijk, maar ook kan het een stilzwijgende
wilsverklaring zijn. Een wilsverklaring kan ook via WhatsApp worden
gedaan
Wil + verklaring = wilsverklaring
Stilzwijgende wilsverklaring -> een wilsuiting die uit een bepaalde
gedraging blijkt, zoals een handgebaar of het feit dat iemand zich
meewerkend opstelt
Werking verklaring: een wilsverklaring moet de persoon tot wie de
verklaring gericht is bereikt hebben (art. 3:37 lid 3 BW)
Art. 3:37 lid 5 BW bepaalt dat een verklaring kan worden ingetrokken tot
het moment dat deze de ander heeft bereikt
Als iemand door een geestelijke stoornis (blijvend of tijdelijk) niet kan
bepalen of het rechtsgevolg in zijn belang is, dan wordt dit aangemerkt als
het ontbreken van de wil (art. 3:34 lid 1 BW)
Wat als er een misverstand in het spel is en iemand een verklaring doet
waaruit de persoon tot wie die verklaring is gericht een andere wil afleidt
dan bedoeld? -> het vertrouwensbeginsel (art. 3:35 BW), dit heeft de
volgende eisen:
Er is een verklaring gedaan richting een persoon -> student A
heeft verklaard aan student B dat hij een boek wil verkopen
voor 14 euro
Deze persoon heeft een bepaalde betekenis gegeven aan die
verklaring -> student B gaat in op de verklaring
Gelet op de omstandigheden mocht deze persoon die
betekenis daar redelijkerwijs aan toekennen -> mocht student
B hierop vertrouwen, wist of had student B moeten weten dat
het aanbod niet redelijk is?
Degene die zich op het vertrouwensbeginsel beroept, moet te goeder
trouw zijn -> dat wil zeggen dat er sprake moet zijn van een
gerechtvaardigd vertrouwen
Art. 3:11 BW <jo.> art. 3:35 BW
Art. 6:1 BW -> een verbintenissen kunnen alleen ontstaan als dat uit de
wet voortvloeit, er moet dus een wettelijke grondslag zijn
Bij elke verbintenis is er sprake van een prestatie -> dit kan zijn:
Geven -> bv. koopovereenkomst, de verkoper moet de gekochte
laptop aan de koper geven
Doen -> bv. arbeidsovereenkomst, de werknemer moet
werkzaamheden uitvoeren
Les 1: verbintenisrechtelijke begrippen, rechtshandeling en verbintenis
Belangrijke artikelen:
6:74 BW
6:162 BW
3:84 BW
Vierstappenplan:
1. Wat is de rechtsvraag?
2. Welk(e) wetsartikel(en) en of jurisprudentie is/zijn van toepassing op
deze rechtsvraag en wat is/zijn de rechtsvoorwaarden daarvan?
3. Toets de rechtsvoorwaarden aan de feiten in de casus
4. Kom tot een conclusie en beantwoord de rechtsvraag
Vermogensrecht -> regelt de verhoudingen die op geld waardeerbaar zijn
tussen burgers onderling
Verbintenissenrecht -> rechtsrelatie tussen personen onderling staat
centraal
Goederenrecht -> rechtsrelatie tussen een persoon en een goed staat
centraal
Personen in het (verbintenissen)recht:
Natuurlijke persoon -> een mens
Rechtspersoon -> bv. een bedrijf, een stichting of een vereniging
Verbintenis: een rechtsrelatie tussen twee personen waarbij de ene partij
(de schuldenaar) verplicht is om een prestatie te leveren, terwijl de andere
partij (de schuldeiser) hier recht op heeft
Schuldenaar: de persoon die moet presteren
Schuldeiser: degene die recht heeft op de prestatie
Gewoon feit: hebben geen rechtsgevolg (bv. een
appje sturen, de zon die opkomt)
Rechtsfeit: een feit dat wel een rechtsgevolg heeft
Bloot rechtsfeit -> zonder feitelijke handeling,
maar wel een rechtsgevolg bijv. Geboorte,
overlijden, bereiken leeftijd 18 jaar
Rechtens relevante feiten -> met feitelijke
handeling en rechtsgevolg:
- Feitelijke handeling: een handeling die
rechtsgevolg heeft, maar die daar niet op is
gericht (bv. Ongeluk veroorzaken)
- Rechtshandeling: handeling die rechtsgevolg heeft, maar die was
daar ook echt op gericht (bv. Sluiten huurovereenkomst)
,Rechtshandeling -> volgens art. 3:33 BW bestaat een rechtshandeling uit
2 voorwaarden:
Voorwaarde 1 -> op een rechtsgevolg gerichte wil (de intentie op
een rechtsgevolg, het oogmerk hebben)
Voorwaarde 2 -> die wil heeft zich door een verklaring geopenbaard
(wilsuiting) (bv. Met een contract)
Meerzijdige rechtshandeling: 2 personen die een rechtsgevolg tot stand
willen brengen (bv. Huwelijk, koopovereenkomst)
Eenzijdige rechtshandeling: slechts 1 persoon brengt een rechtsgevolg tot
stand, zonder medewerking van anderen (bv. Opstellen testament, ontslag
nemen)
- Persoonsgerichte rechtshandeling: wordt verricht door de ene partij
en is gericht tot een specifieke andere partij (bv. het opzeggen van
de huur)
- Niet-persoonsgerichte rechtshandeling: een handeling door één
partij gericht aan een andere partij, maar de handeling is niet
gericht tot een specifieke persoon (bv. geboorteaangifte -> dit kan
bij iedere willekeurige ambtenaar van de burgerlijke stand)
Overeenkomst (6:213 lid 1 BW): een overeenkomst is een meerzijdige
rechtshandeling waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere
een verbintenis aangaan
Voorwaarde:
Het is een meerzijdige rechtshandeling
Een partij gaat een verbintenis aan tegen een andere partij
Voorbeeld: huurovereenkomst, koopovereenkomst, arbeidsovereenkomst
en leningsovereenkomst
Soorten overeenkomst:
Andere overeenkomst -> bv. het aangaan van een huwelijk
Verbintenis scheppende overeenkomst
(obligatoire overeenkomst) -> een
verbintenis die door twee partijen is
gesloten met het doel dat daaruit
rechten en plichten voortvloeien
o Voorbeeld: overeenkomst tussen
Jasper en hogeschool -> Jasper
moet collegegeld betalen aan de
hogeschool en de hogeschool
moet Jasper onderwijs aanbieden
Onderverdeling:
Eenzijdige overeenkomst -> er is maar bij 1 partij een
verplichting, bv. een schenkingsovereenkomst
, Meerzijdige overeenkomst/wederkerige overeenkomst (6:261
lid 1 BW): een overeenkomst is wederkerig, indien elk van
beide partijen een verbintenis op zich neemt ter verkrijging
van de prestatie waartoe de wederpartij zich daartegenover
tegen haar verbindt (hetzelfde rechtsgevolg willen hebben) ->
beide partijen hebben een verplichting, bv. een
koopovereenkomst
Andere meerzijdige rechtshandeling -> bv. het vaststellen van de notulen
tijdens een vergadering
Bijzondere overeenkomst (7 BW): overeenkomsten die hun eigen
wettelijke regeling hebben
Wils ontbreken: wordt geacht dat de wil nooit heeft plaatsgevonden
Dit kan op 2 manieren: 1) vergissing, bespreking en beschrijving en
2) geestelijke stoornis (art. 3:34 BW)
Wils gebreken: wil en verklaring komen wel overeen, maar de wil is op
gebrekkige wijze tot stand gekomen
Discrepantie: wil en verklaring komen niet overeen -> dan is de
rechtshandeling niet geldig, bv. iemand met een geestelijke ziekte koopt
een auto, maar later blijkt dat hij dit helemaal niet wil
3:32 lid 1 BW: iedere natuurlijke persoon is bekwaam tot het verrichten
van rechtshandeling, tenzij de wet anders bepaalt -> handelingsbekwaam
Wanneer is iemand handelingsonbekwaam?
Een minderjarige (art. 1:234 BW)
Curatele (art. 1:378 BW)
Een ondercuratelestelling wordt in het Centraal curatele- en
bewindregister (CCBR) opgenomen
Wanneer iemand een zaak aan een ander overdraagt, moet hij zowel
handelingsbekwaam als beschikkingsbevoegd zijn
Beschikkingsbevoegd: je moet als eigenaar gezien worden om over een
goed te beschikken
Vervreemden: overdragen/verkopen
Ontbinden -> wanneer is voldaan aan alle vereisten van levering (dus titel,
levering en beschikkingsbevoegdheid) maar de andere partij kan het bv.
niet meer betalen dan kan je de overeenkomst ontbinden
Vereiste rechtshandeling (art. 3:33 BW): een op een rechtsgevolg gerichte
wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard
Iemand wil een bepaald rechtsgevolg
Hij maakt die wil bekend door een verklaring
, Uit deze wilsverklaring moet duidelijk worden dat iemand de bedoeling
heeft om het rechtsgevolg tot stand te brengen
Wilsverklaringen kunnen in elke vorm worden geuit (art. 3:37 lid 1 BW) ->
zo kan het mondeling of schriftelijk, maar ook kan het een stilzwijgende
wilsverklaring zijn. Een wilsverklaring kan ook via WhatsApp worden
gedaan
Wil + verklaring = wilsverklaring
Stilzwijgende wilsverklaring -> een wilsuiting die uit een bepaalde
gedraging blijkt, zoals een handgebaar of het feit dat iemand zich
meewerkend opstelt
Werking verklaring: een wilsverklaring moet de persoon tot wie de
verklaring gericht is bereikt hebben (art. 3:37 lid 3 BW)
Art. 3:37 lid 5 BW bepaalt dat een verklaring kan worden ingetrokken tot
het moment dat deze de ander heeft bereikt
Als iemand door een geestelijke stoornis (blijvend of tijdelijk) niet kan
bepalen of het rechtsgevolg in zijn belang is, dan wordt dit aangemerkt als
het ontbreken van de wil (art. 3:34 lid 1 BW)
Wat als er een misverstand in het spel is en iemand een verklaring doet
waaruit de persoon tot wie die verklaring is gericht een andere wil afleidt
dan bedoeld? -> het vertrouwensbeginsel (art. 3:35 BW), dit heeft de
volgende eisen:
Er is een verklaring gedaan richting een persoon -> student A
heeft verklaard aan student B dat hij een boek wil verkopen
voor 14 euro
Deze persoon heeft een bepaalde betekenis gegeven aan die
verklaring -> student B gaat in op de verklaring
Gelet op de omstandigheden mocht deze persoon die
betekenis daar redelijkerwijs aan toekennen -> mocht student
B hierop vertrouwen, wist of had student B moeten weten dat
het aanbod niet redelijk is?
Degene die zich op het vertrouwensbeginsel beroept, moet te goeder
trouw zijn -> dat wil zeggen dat er sprake moet zijn van een
gerechtvaardigd vertrouwen
Art. 3:11 BW <jo.> art. 3:35 BW
Art. 6:1 BW -> een verbintenissen kunnen alleen ontstaan als dat uit de
wet voortvloeit, er moet dus een wettelijke grondslag zijn
Bij elke verbintenis is er sprake van een prestatie -> dit kan zijn:
Geven -> bv. koopovereenkomst, de verkoper moet de gekochte
laptop aan de koper geven
Doen -> bv. arbeidsovereenkomst, de werknemer moet
werkzaamheden uitvoeren