100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting Geschiedenis alle syllabus stof

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
65
Geüpload op
14-09-2025
Geschreven in
2024/2025

Deze samenvatting is dé complete gids voor het VWO-eindexamen Geschiedenis. Alle tijdvakken, verplichte contexten en kernbegrippen uit de syllabus zijn volledig en overzichtelijk uitgewerkt, zodat jij geen enkel detail mist. Of het nu gaat om feitenkennis, verbanden leggen of examenvragen goed beantwoorden – dit document helpt je van begin tot eind. Alle tijdvakken en kenmerkende aspecten overzichtelijk uitgewerkt, met duidelijke toelichtingen. Verplichte contexten (o.a. Koude Oorlog, Duitsland, Republiek, Verlichting) helder en uitgebreid behandeld. Slimme chronologische schema’s om verbanden snel te zien en te onthouden. Examenvragen-aanpak: hoe beantwoord je vragen zoals ‘verklaar’, ‘leg uit’ of ‘noem een oorzaak’ voor maximale punten. Tips & hacks voor het onthouden van jaartallen, begrippen en historische ontwikkelingen. Veelgemaakte fouten uitgelegd en strategieën om ze te vermijden. Met deze samenvatting leer je niet alleen de feiten, maar begrijp je ook de rode lijnen en de verbanden die op het examen cruciaal zijn. Perfect voor VWO-leerlingen die in juli gegarandeerd willen slagen voor Geschiedenis en die streven naar een hoog cijfer door overzicht, structuur en slimme examentraining.

Meer zien Lees minder











Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Geschreven voor

Instelling
Middelbare school
School jaar
6

Documentinformatie

Geüpload op
14 september 2025
Aantal pagina's
65
Geschreven in
2024/2025
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

Context steden en burgers in de lage landen (in detail)
1.1 Steden in Vlaanderen en Artesië
De opkomst van de Nederlandse economie begon in de 11e eeuw nadat er bevolkingsgroei plaatsvond in
Europa. Dit kwam mede door landbouwirrigatie, de monetaire economie kwam dus weer op en dat vooral
door de handel in markten waar nu ook zelfs boeren hun oogsten gingen verkopen. Steden wilden
stadsrechten om hun economie te beschermen, dit kregen ze ook van de vorst in ruil voor geld en
welvaart. Steden in het zuiden van de lage landen waren groter in bevolking dan steden in het noorden.

Toen kwam in de 14e eeuw de bevolkingsdaling door de pest en hongersnood waardoor de bevolking van
Europa ging van 75 naar 60 miljoen. De verstedelijking ging echter nog door, maar nergens ging dat zo goed
als in Vlaanderen, 1/3 bewoners woonde daar in een stad met 10k of meer inwoners. Sterfgevallen waren
er wel veel, maar stadslucht maakt vrij (lijfeigenen of horigen die een jaar en een dag in de stad verbleven,
werden vrij) en de boeren houden het recht.

Atrecht in Artesië was de machtigste stad in de Nederlanden in de 12e en 13e eeuw, hier begon de
stedelijke dynamiek en dit was vooral mogelijk omdat de omstandigheden voor deze stad gunstig genoeg
waren. Deze voordelen waren: een vruchtbare bodem voor tarweverbouwing (landbouwproductiviteit) en
er waren ook veel schapen die wol leverden (schapenhouderij) voor de lakennijverheid. Wol was
overigens het belangrijkste soort textiel in Europa, lakens werden verkocht in heel Europa en daarbuiten
voor spullen zoals kleding, tapijt en bedgoed. Deze nijverheid (alle beroepen die handgemaakt zijn) bood
ook veel werk, er was namelijk ambacht nodig. De Wevers spannen het wol tot een weefsel, de vollers
verviltte het wol (om deze compact en waterdicht te maken) en de ververs kleurden het textiel met
kleurstof uit planten waarbij je specialisten had per kleur. Ook waren er kooplieden die het proces
organiseerden, dat wil zeggen het wol kopen, de lakens verkopen en ambachtslieden laten werken. Hij
controleert dus de procedure en bepaalt daarbij ook het loon van de gilden (dagloners), deze waren
samen met de Franse koning en edelen de vijand van het Vlaamse volk dat steeds meer autonomie wou.
Aanhoudende botsingen tussen Patriciërs (kooplieden die het bestuur in de steden domineren,
koopliedengilde) en het gemeen (handwerkgilde) leidt in 1302 tot de Guldensporenslag op gevolg van het
knopen van banden met de adel en het aanpassen aan de adellijke levensstijl. Vlaamse ambachtslieden
en boeren strijden tegen de patriciërs (die de kant van de Frans georiënteerde edelen kozen, edelen
(leenmannen van de Franse koning) en de Franse koning (met zijn ridderleger). Het ‘gemeen’ wint!

Vlaanderen en Artesië lagen dichtbij Engeland, dat de grootste leverancier was van wol. Verder sloten de
steden zich ook aan op de jaarmarkten in Frankrijk waar de Italiaanse kooplieden handel dreven en de
regionale handel bevorderde, de Atrechtse kooplieden werden dus rijk door deze lakenhandel.

Aan het einde van de 13e eeuw werden de steden van Vlaanderen groter en groter, Gent had hierbij 65k
inwoners en Brugge 45k. de lakennijverheid kwam op, maar Atrecht verloor de voorsprong door nieuwe
handelsroutes en oorlogen die de handel verstoorde. De handel met Duitsland, Italië en Spanje groeide
met Vlaanderen door de gunstige ligging van het gebied waarbij handel op land nog belangrijker was dan
op zee. De patriciërs waren de mannen van het bestuur, deze leefden zo superieur dat de ambachtslieden
klaagde en in opstand kwamen over zogenaamde corruptie en machtsmisbruik. Bovendien waren het ook
de wevers en vollers die betere betaling en hogere invloed opeisten in het stadsbestuur



1.2 Steden, netwerken en bestuurders
Brugge was in de 14e en 15e eeuw het belangrijkste handelscentrum ten noorden van de Alpen, de
Hanze maakten de stad tot stapelmarkt (plek waar goederen worden gebracht om verkocht te worden)
voor de Nederlanden. Brugge was hierbij het handelscentrum van een netwerk waarbinnen elke stad door
innovatie en schaalvergroting de eigen positie en het netwerk als geheel versterkte.

De Italianen maakte Brugge een financieel centrum dankzij bedrijven met aandelen, ook werden ze
bankieren en leende ze geld uit waarbij de wisselbrief van groot belang was. Deze werd namelijk gebruikt
wat er toe leidde dat de eerste beurs tot stand kwam.

,Langzaam en zeker word de handel op zee belangrijk dan op land, Antwerpen neemt vanaf 1500 de
positie over als belangrijkste handelscentrum. Antwerpen wordt hiermee een stapelmarkt van koloniale
producten uit Spaanse en Portugese koloniën, denk hierbij aan vooral suiker. Antwerpen produceerden
deze producten naar landen uit het Europese achterland (Duitsland, België en Luxemburg).

Dan komt Amsterdam, de stad werd belangrijker en belangrijker in de loop der jaren met import uit de
Baltische staten van graan (moedernegotie). De Nederlanden importeren dus meer dan alleen
specerijen, landbouw was overigens geen optie door de natuurrampen die ervoor zorgde dat de oogst vaak
mislukte. Dit was dan ook de indicator (in vele Europese landen) dat graanhandel steeds belangrijker
werd.

Middeleeuwse steden waren hecht en er werd veel belasting betaald voor dingen zoals stadsmuren,
stadhuizen en pleinen. Sommige burgers waren lid van de schutterij om de stad te verdedigen vanuit
goede wil en Bonum commune (algemeen belang). Uiteindelijk neemt de burgerij de taak van de
geestelijkheid over en ze gaven hiermee onderwijs en sociale zorg met een eigen draai. Rekenen werd
belangrijk en lessen werden gegeven in de volkstaal (dus niet in het latijn). De sociale zorg werd meer
georganiseerd en hierbij ging het niet alleen om het voeden maar ook hulp te bieden aan armen, zieken,
bejaarden en weduwen door Gilden.

De geestelijkheid past zich nu ook aan en lekengemeenschappen worden opgericht voor alleenstaande
gelovige begijnen. Ook waren er kloosterorden en bedelorden waar mensen leefden als jezus en van
schenkingen. Begijnhoven: woongemeenschappen van begijnen, vrome vrouwen die in een semi-
religieuze gemeenschap leefden zonder een formele kloostergelofte af te leggen. Ze leefden sober, waren
vaak actief in liefdadigheid en ziekenzorg, en combineerden een religieus leven met economische
zelfstandigheid. Bedelorden: religieuze orden (zoals de franciscanen en dominicanen) die zich
onderscheidden door armoede en afhankelijkheid van giften en aalmoezen. Ze trokken predikend en
onderwijzend rond en speelden een belangrijke rol in de verbreiding van religieuze kennis.

In de 14e eeuw ontstond er een religieuze beweging, de moderne devotie (voorwoord op Luther, sola fide)
wat werd gezien als een individuele geloofsleven en een reactie was op de luxe en corruptie binnen de
kerk waarbij de nadruk werd gelegd op direct verband met god in plaats van op de kerkelijke wijze. Dit sluit
perfect aan op de begijnen die hun focus legde op de meditatie en het gebed met een devoot leven en de
bedelorden die belangrijk waren voor de verspreiding van de individuele geloofsbeleving. Burgers
voelden zich meer verbonden met de regio dan de vorst, en dit was particularisme. Het probleem hieraan
is dat de vorsten juist in deze periode begonnen met staatsvorming en centralisatie.

De centralisatie-politiek van Karel de 5e in de periode van de Habsburgse Nederlanden waarbij hij
belasting zet op bier, wijn en lakens. Later voerde hij ook in dat iedereen katholiek moest zijn en Filips II
zette dit door, totdat de beeldenstorm aankwam in 1566. Alva wordt gestuurd naar de Nederlanden om
met een harde optreden tegen de protestanten te vechten, de Nederlandse opstand kwam in 1568 en het
extra terreur in 1572 zorgt voor een naderende grotere opstand. Antwerpen werd hiermee overgenomen
door de Nederlanders en zij sluiten de schelde waardoor Amsterdam de stapelmarktfunctie overnam.



1.3 De republiek
In 1588 word de republiek uitgeroepen, het is een oorlogseconomie aangezien de Republiek in oorlog zit
met Spanje en Portugal. Het is dus duur, maar er worden belastingen geheven op vermogens, erfenissen,
handel en grondbezit. In de confederatie had ieder gewest zijn eigen belasting, ieder gewest betaald
uiteindelijk aan de gezamenlijke kosten van de Republiek.

De staten gaven obligaties (schuldpapier) uit, de rijke kooplieden kochten deze en kregen rente. De
belastingen waren hoog, maar de gewesten hadden inspraak dus burgers waren bereid om het te betalen.
Om de oorlog te financieren werd handel en welvaart gestimuleerd, om de handelspositie te versterken
werd de V.O.C. in 1602 opgericht. Bij dit “bedrijf” was het kenmerkend dat meerdere concurrerende
Nederlandse bedrijven in 1 werden samengesteld en om daarmee een monopolie op de handel van Azië
te zetten zonder concurrentie en met meer winst en belastingen.

,12 jaar later in 1621 wordt dan de W.I.C. opgericht omdat er weer wordt gevochten tegen Spanje. Deze
W.I.C. was minder winstgevend, maar had wel een kaperbrief waarmee ze toestemming hadden om als
piraat te gedragen en handel op zee te irriteren zoals die van de Spanjaarden. Piet Heijn verovert in 1628 en
zilvervloot om de oorlog te financieren, hierdoor ging het zilver niet naar Spanje maar Nederland.

Na de val van Antwerpen in 1585 gingen de Nederlanders de wereldhandel domineren, er werd alleen
meer handel binnen Europa gedaan dan in Azië en Amerika. De moedernegotie is de handel in graan op de
Oostzee, hout en graan uit de Baltische staten werd overal verkocht. Er ontwikkelt zich een
oorlogseconomie in de Republiek.

Amsterdam werd een stapelmarkt en in 1611 kwam er een beurs (gebouw voor handel niet gericht op
fysieke goederen zoals bij stapelmarkt). De bevolking groeide ook, Amsterdam breidde daarmee uit en in
1612 wordt de grachtengordel gebouwd. Ook zee gewest steden profiteren en steden gaan zich meer
specialiseren: in Leiden zien ze hunzelf als de textielproducent, Haarlem wordt het centrum van
linnenproductie en Rotterdam staat bekend om de handel tussen Engeland en Frankrijk. Op deze manier
stimuleren steden elkaar met handel en betere infrastructuur, ze kwamen met de trekschuit, kanalen
werden gegraven met paden voor paarden, je had lijndiensten. De veengrond was geschikt voor de
verbouwing van hennep voor touwen en zeilen en koeien waren belangrijk voor kaas boter en vlees. Nu is
de Republiek in 1585-1672 het rijkste land, de welvaart was echter sterk verdeeld. Ambachtslieden,
winkeliers en herbergiers profiteerden van welvaart waardoor het gemeen steeds onrustiger werd en meer
Oranjegezinder werd, er werden veel schilderijen gekocht en de schilderkunst groeide. De Republiek
profiteerde ook van de dertigjarige oorlog en godsdienstoorlogen, in Holland en Zeeland bloeide de handel
aangezien daar geen oorlog was. In gebieden als Vlaanderen, Brabant en oost-Nederland was er veel
migratie van ambachtslieden, kooplieden en joden voor kennis en kapitaal, verder was er ook migratie uit
Duitsland voor schipdiensten en kanalen. Oranjegezinde (stadhouders + gemeen) en Staatsgezinde
(regenten en Oligarchie). Oligarchisering-> Regenten willen de belangrijkste bestuur positie aan elkaar
doorgeven, het bestuur is dan een kleine clubje (rijke) mensen.

Het economische succes kwam door de stedelijke elite, particularisme (zelfbestuur en vrijheid voor
gewesten) en gewetensvrijheid. Ook samenwerking en innovatie speelde een grote rol en omdat veel
kooplieden en regenten familie waren, maakten ze de innovatie makkelijker. Er was aanleg van
trekvaarten, droogmakers en betere molens. Hout werd gezaagd door houtzaagmolens en de Fluit,
schepen werden goedkoper en efficiënter.

In 1648 vond de vrede van Munster plaats, dit was het einde van de tachtigjarige en dertigjarige oorlog met
landen zoals Spanje, Nederland, Engeland en Frankrijk, er wordt veel gefocust op de economie. Er werd
gedaan aan belasting op import en veel eigen productie, maar ook subsidies aan landbouw en nijverheid.
Het mercantilisme is een last voor de Republiek door Frankrijk en Engeland aangezien hun economie
afhankelijk is van de internationale handel (met hun stapelmarktfunctie in AMS). 2 zeeoorlogen met
Engeland. De staatsgezinde vonden dat de soevereiniteit bij gewestelijke staten moest liggen. De
Oranjegezinde steunde de stadhouder, in 1650 benoemt de staten generaal geen stadhouder meer. 1672
Rampjaar, de Republiek wordt aangevallen door Engeland, Frankrijk, Keulen en Munster. De regenten
kregen hiervan de schuld en moesten Willem III als stadhouder benoemen, Johan en Cornelis de Wit
worden in Den Haag vermoord als de 2 belangrijkste regenten. De Republiek overleeft het rampjaar maar
de gouden eeuw is nu voorbij en London neemt over.

12e, 13e eeuw Atrecht Dichtbij jaarmarkten en Engeland,
lakennijverheid.
14e, 15e eeuw Brugge Zuid-Hanze stad aan zee,
stapelmarktfunctie met groot netwerk +
connectie zuid-noord.
16e eeuw Antwerpen Grote monding van de Noordzee,
stapelmarktfunctie en Italiaanse
bankiers en kooplieden die sturen.
17e eeuw Amsterdam Aan de IJssel, Beurs en graanhandel met
Baltische staten.
18e eeuw Londen Begin industriële revolutie.
Artesië -> Brugge vanwege ligging aan de Noordzee en opkomende handel met het Oostzee-gebied Brugge -> Antwerpen vanwege betere
verbinding met het Europese achterland en toegankelijker voor nieuwe en grotere zeeschepen, Brugge's toegang tot de Noordzee verzandt (is te
smal voor de grote schepen). Antwerpen -> Amsterdam vanwege de Hollandse blokkade op de Westerschelde tijdens de Tachtigjarige oorlog.

, Context verlichting (in detail)
2.1 Verlichte denkbeelden
Descartes zegt dat kennis voort kwam uit nadenken, het nadeel hiervan is echter dat je daarmee geen
dingen oplost en dat het kan leiden tot radicalisme. Locke zegt dat kennis voorkomt uit waarneming en
ervaring, het nadeel daarvan is dat er anti-realisme uit komt. Immanuel kant zegt dat deze 2 elkaar nodig
hebben (empirisme en rationalisme). Gebruik een oorlog als slag hiervan, gebruik alleen rationalisme en
je zou wegrennen van het veld (want je denk na over de eventuele dood als gevolg), gebruik alleen
empirisme en je zou jezelf te snel pushen uit eventuele ervaring of waarneming die je hebt gedaan bij de
tegenstander wat ertoe leid tot dat je overlijd. Dit beeld is samen met ambachtelijke technieken en
humanistische tekstanalyse ontstaan toen de Europeanen begonnen met de ontdekkingsreizen en het
beseffen dat de gemiddelde Europeaan nog lang niet alle kennis heeft die beschikbaar is. Dit wordt ook
wel de tijd van de wetenschappelijke revolutie genoemd.

De verlichting gaat hierop voor en zegt eigenlijk dat het verklaren van processen niet meer belangrijk is,
maar juist een samenleving maken waarin iedereen gelukkig is (rationeel optimisme) en er wordt gelet op
opvoeding, onderwijs en verspreiding van kennis. Spinoza zei bijvoorbeeld dat het geloof in wonderen
onwetendheid laat zien, aangetoond door de natuurwetten (dat wonderen niet kunnen bestaan) en dat de
wetenschappelijke methoden ook zouden moeten worden toegepast op de samenleving. De Tabula
Rasa (onbeschreven blad voor elk mens) is de nieuwe visie (mede door Locke), en er werd gerealiseerd dat
geluk dus te genereren is en maatschappelijke vooruitgang gestimuleerd moest worden.

Volkssoevereiniteit en directe democratie op basis van algemene wil (Rousseau) is dat de macht ligt bij
het volk en dat het volk dus wetsvoorstellen kan doen, hier wordt alleen machtsmisbruik van gemaakt
(wordt vermoed) en daarom is het nooit echt “ingevoerd”. De natuurrechten staan tegenover het goddelijk
recht oftewel droit divin en volgens Locke moest de koning afgezet worden bij onvrede van het volk omdat
de overheid zich moet houden aan de wet met een sociaal contract.

• Het nieuwe denkbeeld is dat kennis leidt tot verdraagzaamheid en gelijkheid, hiermee kwam er
een eind aan de middeleeuwse denkwijze met een enorme religieuze invloed.

Middeleeuwen Verlichting
Redeneer niet, maar geloof Durf te denken
Afhankelijk van god Geef je eigen leven vorm
Religie overnemen van de kerk of overheid Vrije religiekeus

• De opkomst van empirisme en rationalisme is wanneer traditie en geloof plaats moeten maken
voor de waarneming en reden, dit begon met de wetenschappelijke revolutie waarbij het van
belang was om alles te begrijpen en te verklaren door onderzoek en gebruik van verstand.

Middeleeuwen Verlichting
Mens is van nature zondig Mens is van nature neutraal/goed (Tabula Rasa),
John Locke.
Straf hoort bij de opvoeding en bij onderwijs Een neutrale opvoeding zonder te dwingen met
kennis en onderwijs

• Op politiek vlak was er ook een verschil, hierbij had je vorsten die de verlichte ideeën oppikte en er
wat mee deden, en andere die er flink tegen waren. Frederik de grote II en Jozef II waren verlichte
absolute heersers terwijl Lodewijk de 14e en zijn opvolgers de verlichtingsidealen zagen als een
bedreiging en hun eigen macht wouden uitbreiden met het “droit divin” en centralisatie.

Middeleeuwen Verlichting
Verschillende groepen met verschillende Iedereen had gelijke rechten (werd meestal op
rechten een andere manier uitgevoerd dan dit ideaal)
Het droit divin met absolutistische vorsten De macht van de staat is beperkt
De politiek is voor de adel en regenten De politiek is een algemeen gespreksonderwerp
€6,48
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
massinesb

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
massinesb Technische Universiteit Delft
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
0
Lid sinds
3 maanden
Aantal volgers
0
Documenten
4
Laatst verkocht
-

0,0

0 beoordelingen

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen