farmacologie
Leerjaar 3
Verloskunde
,Borstvoeding en medicatie
Deel 1
Beslissing ‘al dan niet medicatie’ baseren op:
• Balans tussen:
o Risico op ongewenste effecten op zuigeling
o Voordeel borstvoeding kind en moeder
Voordeel borstvoeding kind:
• Noodzakelijk nutriënten -> voordeel op vlak van ontwikkeling
• Bescherming tegen infecties
o Respiratoire infecties, oorontstekingen, gastro-intestinaal, UWI, meningitis, NEC
o Primordiaal belang ontwikkelingslanden
• Minder risico op immuungemedieerde ziektes
o Diabetes, Crohn, coeliakie, allergie
Voordeel borstvoeding moeder:
• Sneller herstel postpartum
• (Emotionele binding moeder-kind)
• Lager risico postpartumdepressie
• Lager risico obesitas
• Lager risico osteoporose
• Lager risico borst- en ovariumkanker
Risicos op ongewenste effecten op zuigeling
1. De hoeveelheid vh geneesmiddel dat bij het kind terecht komt (actief bestanddeel in MM)
2. De duur vd behandeling
3. De aard vh geneesmiddel
4. De conditie / leeftijd vh kind
1. Hoeveelheid vh geneesmiddel dat bij het kind terecht komt
• Concentratie geneesmiddel in de MM
o 1. Farmacokinetiek bij de moeder: maternele plasmaconcentratie
• 1. Toedieningsvorm en dosering
▪ Per os / parenteraal / lokaal / inhalatie
• 2. Biologische beschikbaarheid
▪ Maat voor hoeveelheid ve geneesmiddel dat na toediening
uiteindelijk de bloedbaan bereikt en de snelheid waarmee dit
gebeurt
• 3. Halfwaardetijd
▪ Tijd waarin de plasmaconcentratie met de helft gedaald is
▪ Na 5x HWT is geneesmiddel voor 97% verdwenen
▪ Afhankelijk van klaring (renaal en metabolisatie lever)
▪ HWT Penicilline: 28 min
▪ HWT Ibuprofen: 2 u
▪ HWT Valium®: 40 u
▪ HWT Fluoxetine (Prozac®): 50 u
• 4. Distributie
▪ Hoge distributie in weefsel, lage plasmaconcentratie en dus minder
in MM
, o 2. Chemische eigenschappen van het geneesmiddel bepalen passage naar melk
• 1. Moleculair gewicht
▪ Grote moleculen (> 400 dalton) passeren niet door de
celmembranen
▪ Bv. Heparine en insuline (komen eigenlijk niet in mm)
▪ Kleine moleculen: alcohol, nicotine, cafeïne (komt bijna volledig in
mm)
• 2. Eiwitbinding
▪ Sterke plasma-eiwitbinding = kleine ongebonden fractie =
uitscheiding in MM laag
▪ Hoge eiwitbinding: ibuprofen, warfarine en sertraline
▪ Lage eiwitbinding: venlafaxine
• 3. Vetoplosbaarheid
▪ Vetoplosbare geneesmiddelen komen makkelijker in de MM terecht
dan hydrofiele geneesmiddelen
▪ Epitheellaag borst bestaat grotendeel uit lipiden, barrière heeft vet
nodig om moleculen te laten passeren
• 4. Zuurconstante
▪ Melk is iets zuurder dan plasma
▪ Zwak basische geneesmiddelen (codeïne) kunnen makkelijker in
MM, dan zwak zure geneesmiddelen (penicilline)
o Parameters om de melkovergang te bepalen
• 1. Melk / plasmaratio
▪ Concentratie melk / concentratie plasma
▪ MP-ratio > 1 -> geneesmiddel gaat sterk over naar de melk
▪ Dwz. het geneesmiddel bereikt hogere concentraties in de melk dan
in het plasma
▪ Beperkingen:
• Verhouding kan in de tijd variëren
• Geeft geen aanwijzing over de absolute melkconcentratie
• Enkel bruikbaar voor een vage vergelijking tussen
geneesmiddelen, geen inschatting vh risico
• 2. Melkpiek: piekconcentratie in MM
▪ Komt vaak overeen met piek in materneel plasma
▪ Parameter om te bepalen wanneer best geen borstvoeding
• 3. Hoeveelheid melk dat het kind drinkt
▪ Absolute dosis
• Concentratie geneesmiddel in de MM x volume melk
2. de duur van de behandeling
• Eenmalige of korte therapie is zelden tegenaangewezen
• Langdurige inname: gevaar op accumulatie
o Psychotrope geneesmiddelen
o Narcotische analgetica
o Prematuren en neonaten
3. de aard van het geneesmiddel
• Voorkeur:
o Geneesmiddelen met een hoge eiwitbinding
o Hydrofiele geneesmiddelen
o Zwak zure geneesmiddelen
o Moleculair gewicht > 400 dalton
o Geneesmiddelen met korte HWT
, • Veel geneesmiddelen kunnen gebruikt worden
• Soms bepaalde voorzorgsmaatregelen
• Ongewenste effecten mogelijk
o Cytostatica
o Radio-isotopen
o Psychotrope medicatie of anti-epileptica
o Jodiumbevattende contrastmiddelen
o Langdurig gebruik van opioïden
→ geïndividualiseerde beslissing !
4. de conditie / leeftijd van het kind
• Eerste levensmaand beduidend meer gerapporteerde gevallen dan erna !
Waarom zijn neonaten gevoeliger voor actief bestanddeel medicatie
• Lever en nieren functioneren nog niet optimaal
o HWT verlengd -> opstapeling -> verhoogt kans op nadelige effecten -> prematuren
extra gevoelig
• Bij pasgeborenen absorptie van grotere moleculen door de darm
o Voordeel: antilichamen
o Nadeel: ↑ actief bestanddeel door darmwand
• Bloed-hersenbarrière functioneert nog niet optimaal -> centrale bijwerkingen
• Verteringsenzymen nog maar in beperkte mate aanwezig
• Affiniteit vd neonatale plasmaproteïnen voor geneesmiddelen nog niet zo groot, eiwitten
binden eerder aan overtollig bilirubine
Medicatie ook effect op productie moedermelk
• Reactie op een zuigeling -> 2 hormonen
o Prolactine: productie van MM
o Oxytocine: melkuitstoot en contractie van de baarmoeder
• Dopamine-antagonisten stimuleren melkproductie door verhoging vd prolactinespiegel
o Metoclopramide
o Domperidon: Cave ! Bijwerking: verlengd Qt-syndroom
o Antipsychotica: haloperidol / fenothiazinen / risperidon / sulpiride
o Anti-hypertensivum α-methyldopa
• Dopamine-agonisten remmen melkproductie door verlaging prolactinespiegel
o Bromocripitine en cabergoline
o Clomifeen
o Ergotamine
o MAO-remmers
o Pyridoxine (hoge dosis)
• Eveneens geremd door
o Sympathicomimetica
o Oestrogenen
o Amfetaminen
o Diuretica