5V---Boekverslag 7---B-deel
Reize door het Aapenland
1. Het leven van de hoofdpersonen
Aan het begin van het verhaal ziet de verteller in een droom dat zijn vrouw, zijn
dienstmeid, zijn paard en zijn hond allemaal in het water zijn gevallen. Hij komt
tot het besef dat hij slechts een van hen kan redden. Hij denkt heel lang na over
de vraag wie hij moet redden. Hij wil zijn vrouw liever niet redden, omdat zij naar
de hemel gaat als ze sterft. Dit gaat tegen het 6e gebod in, omdat de verteller
zijn vrouw wel kan redden, maar het niet doet. Hij denkt veel te lang na over de
vraag wie hij gaat redden. Dat is erg onverstandig van hem, omdat ze alle vier
verdrinken.
‘Dus twistede ik, meer dan een uur, met mij zelve, zonder te besluiten.’ (p.19)
Ook zegt de verteller dat hij zijn vrouw zat is en dus verlangt naar zijn
dienstmeisje. Dat gaat in tegen het 7e gebod, omdat de verteller verlangt naar
een andere vrouw.
‘De Schout had zin in mijn Dienstmaagd, die mij veel liever had dan hem.’ (p.20)
‘In weerwil der tederste liefkoozingen van mijn Exdienstmaagd bleef ik zoo koud
als ijs. Een dugtig bedwijs, dat ik nimmer de ziel, maar wel het lighaam van mijn
Diensteling bemind had.’ (p.28)
Toen de verteller in een vreemd land kwam kreeg hij te horen dat hij veel geld
moest betalen om er te verblijven. Daarom ging hij naar het Aapenland, omdat
hij hoopte dat hij daar gastvriendelijker ontvangen zou worden. Daar kwam hij
veel wanorde tegen, die hij op een rustige en opgeruimde manier beschreef.
Na de afhakking van de apenstaarten was er een grote chaos. Het was een ramp
en overal lag bloed. De verteller werd erg emotioneel van deze verschrikkelijke
ramp.
‘Ik zat op een hoogen boom en beschouwde de zieltoogende Aapennatie met
weenende ogen! Ik schreide en weeklaagde drie dagen en nagten, waarna ik in
een diepen slaap viel.’ (p.89)
2. Is de (hoofd)persoon voor mij een voorbeeld?
Ik denk dat de verteller gedeeltelijk een voorbeeld voor mij is. De negatieve
elementen van de verteller wil ik niet in mijn leven terugzien. (Vrouw niet
redden, dienstmaagd liever hebben) Verder is hij vooral een toeschouwer. Dat
spreekt mij wel aan, want ik houd er niet zo van om het hoogste woord te
voeren. Als ik in zo'n Aapenland terecht zou komen zou ik ook niet proberen om
de discussies en de chaos te verergeren. Dan zou ik er ook wel voor kiezen om
toeschouwend en beschrijvend te zijn.
Nummer Een is ook gedeeltelijk een voorbeeld voor mij. Hij wil de apen verheffen
tot mensen. Daar ben ik het niet mee eens. Apen zijn ook door God geschapen
en moeten dus niet proberen om mensen te worden. Maar hij is wel Aaplievend
Reize door het Aapenland
1. Het leven van de hoofdpersonen
Aan het begin van het verhaal ziet de verteller in een droom dat zijn vrouw, zijn
dienstmeid, zijn paard en zijn hond allemaal in het water zijn gevallen. Hij komt
tot het besef dat hij slechts een van hen kan redden. Hij denkt heel lang na over
de vraag wie hij moet redden. Hij wil zijn vrouw liever niet redden, omdat zij naar
de hemel gaat als ze sterft. Dit gaat tegen het 6e gebod in, omdat de verteller
zijn vrouw wel kan redden, maar het niet doet. Hij denkt veel te lang na over de
vraag wie hij gaat redden. Dat is erg onverstandig van hem, omdat ze alle vier
verdrinken.
‘Dus twistede ik, meer dan een uur, met mij zelve, zonder te besluiten.’ (p.19)
Ook zegt de verteller dat hij zijn vrouw zat is en dus verlangt naar zijn
dienstmeisje. Dat gaat in tegen het 7e gebod, omdat de verteller verlangt naar
een andere vrouw.
‘De Schout had zin in mijn Dienstmaagd, die mij veel liever had dan hem.’ (p.20)
‘In weerwil der tederste liefkoozingen van mijn Exdienstmaagd bleef ik zoo koud
als ijs. Een dugtig bedwijs, dat ik nimmer de ziel, maar wel het lighaam van mijn
Diensteling bemind had.’ (p.28)
Toen de verteller in een vreemd land kwam kreeg hij te horen dat hij veel geld
moest betalen om er te verblijven. Daarom ging hij naar het Aapenland, omdat
hij hoopte dat hij daar gastvriendelijker ontvangen zou worden. Daar kwam hij
veel wanorde tegen, die hij op een rustige en opgeruimde manier beschreef.
Na de afhakking van de apenstaarten was er een grote chaos. Het was een ramp
en overal lag bloed. De verteller werd erg emotioneel van deze verschrikkelijke
ramp.
‘Ik zat op een hoogen boom en beschouwde de zieltoogende Aapennatie met
weenende ogen! Ik schreide en weeklaagde drie dagen en nagten, waarna ik in
een diepen slaap viel.’ (p.89)
2. Is de (hoofd)persoon voor mij een voorbeeld?
Ik denk dat de verteller gedeeltelijk een voorbeeld voor mij is. De negatieve
elementen van de verteller wil ik niet in mijn leven terugzien. (Vrouw niet
redden, dienstmaagd liever hebben) Verder is hij vooral een toeschouwer. Dat
spreekt mij wel aan, want ik houd er niet zo van om het hoogste woord te
voeren. Als ik in zo'n Aapenland terecht zou komen zou ik ook niet proberen om
de discussies en de chaos te verergeren. Dan zou ik er ook wel voor kiezen om
toeschouwend en beschrijvend te zijn.
Nummer Een is ook gedeeltelijk een voorbeeld voor mij. Hij wil de apen verheffen
tot mensen. Daar ben ik het niet mee eens. Apen zijn ook door God geschapen
en moeten dus niet proberen om mensen te worden. Maar hij is wel Aaplievend