3.5 Engines for Learning – Probleem 4
Literatuur: Chen, Solimeno, Kirschner, Rajaram
Deel 1
To what extent is computer-supported collaboration more effective than face-to-face?
Chen: “The role of collaboration, computer use, learning environments, and supporting
strategies in CSCL: A meta-analysis” (2018)
Introductie = collaborative learning (CL) benadrukt dat kennis wordt co-constructed door
sociale interactie. Het is een leersituatie waarin twee of meer studenten samen leren om
een zelfde doel te behalen of een taak op te lossen, door peer-gerichte interacties. Door
informatie- en communicatietechnologieën (ICTs) toe te passen, oftewel computer-
supported collaborative learning (CSCL), kan het groepsleerproces worden gestimuleerd,
het delen van kennis en co-constructie. ICTs transformeren de manier van lesgeven en leren
doordat leerlingen de mogelijkheid krijgen hun leren en interactie actief te controleren en
media voor leren en communicatie worden geboden zonder beperkingen in tijd of afstand.
Studies naar CSCL hebben leeruitkomsten onderzocht in overeenkomst met drie doelen:
1) Cognitive goals: verbetering in kennis of acquisitie van probleemoplossing skills zijn
de belangrijkste doelen van lesgeven en worden gemeten met objectieve tests.
2) Motivational/affective goals: attitudes, geloven en self-efficacy hebben invloed op
de kwaliteit van leerprocessen en persistentie. Dit wordt vaak subjectief gemeten
door een vragenlijst in de vorm van studentpercepties.
3) Social goals: verwijst naar het meten van sociale interactie en activiteiten tussen
groepsleden, zoals het delen van informatie en het verbaliseren van ideeën.
Huidige studie = er werd een meta-analyse uitgevoerd waarin de effecten van CSCL worden
geïntegreerd gebaseerd op de drie verschillende elementen (collaboratief leren, gebruik van
computers, en gebruik van extra leermiddelen of strategieën). Zo heeft eerder onderzoek
inconsistente resultaten gerapporteerd over de effectiviteit CL ten opzichte van individueel
leren en van CSCL ten opzichte van CL, zouden de effecten van CSCL sterk variëren met de
gebruikte strategieën of leermiddelen, en is het relevant om effecten te onderscheiden op
basis van de drie elementen. Dit gaf de volgende onderzoeksvragen:
Research question 1: wat zijn de effecten van CL versus non-CL (individueel leren) in
computer-gebaseerde settings op kennisverbetering, skill-acquisitie en percepties?
Research question 2: wat zijn de effecten van computergebruik versus geen
computergebruik in CL settings op kennisverbetering, skill-acquisitie, percepties,
groepstaakprestatie, en sociale interactie?
Research question 3: wat zijn de effecten van het gebruik van extra technologische
leeromgevingen of middelen, of ondersteunende strategieën in CSCL op
kennisverbetering, skill-acquisitie, percepties, groepstaakprestatie, en sociale
interactie vergeleken met geen extra gebruik?
Ook werden mogelijke moderatoren geïdentificeerd (design, sample, duur).
1
, Methode = studies werden gezocht door zoektochten in online databases van Web of
Science en Google Scholar. De analyse leidde tot selectie van 425 empirische artikelen
gepubliceerd tussen 2000 en 2016, gebaseerd op de volgende inclusiecriteria:
1) Het onderzoek moest een empirische studie zijn.
2) Het onderzoek moest gebruik maken van een gecontroleerd experimenteel design of
quasi-experimenteel design (experimentele groep versus controlegroep).
3) Het onderzoek moest een pre-test of een andere eerdere variabele gecorreleerd met
leeruitkomsten gebruiken.
4) De leerinhoud moest gelijkwaardig zijn in de experimentele en controlecondities.
5) Het onderzoek moest kwantitatief gemeten prestatie-uitkomsten presenteren op
het niveau van het individu of de groep.
6) De resultaten moesten voldoende data bieden voor het berekenen van de
effectgrootte van de interventie.
7) Studies naar speciale educatie werden uitgesloten.
Resultaten/discussie = over het algemeen bleken CL, computergebruik, en het gebruik van
extra technologie-omgevingen of middelen, of strategieën positieve effecten te produceren
op leeruitkomsten en leerprocessen van studenten in CSCL contexten.
Effects of CL: leerlingen met CSCL verkregen significant meer verbetering in kennis,
vertoonden betere skill-acquisitie, en hadden meer positieve percepties dan
leerlingen in computer-gebaseerd individueel leren. Zo werden studenten
gestimuleerd hun begrip te overleggen met anderen, hun ideeën uit te leggen en te
leren van de ideeën van anderen. Dit betekent dat CL effectief genoeg was om te
worden beschouwd als van substantieel belang. CL blijkt daarnaast gelijke effecten te
hebben op individuele prestatie in zowel computer-gebaseerde als traditionele
settings, maar leerlingen hebben wel meer positieve percepties van collaboratie in
computer-gebaseerde settings. De huidige effectgroottes verschillen sterk met een
eerdere studie van Lou et al. (2011) om de volgende redenen:
1. Er zijn methodologische verschillen, aangezien de huidige studie veel
striktere inclusiecriteria hanteert. Zo werden alleen studies toegevoegd die
academische prestatie rapporteerden en waren de meeste studies in deze
meta-analyse gepubliceerde journal artikelen.
2. Studenten hebben meer frequent toegang gehad tot computers, waardoor zij
zich hebben aangepast aan het gebruik van computers in leren en geen
moeilijkheden ervaren tijdens CSCL. Ook bevatten deze studies meer
geavanceerde leeromgevingen, wat beter leren zou stimuleren.
Effects of computer use: wanneer CSCL werd vergeleken met traditionele CL werden
significant positieve effecten gevonden van computergebruik op kennisverbetering,
skill-acquisitie, percepties van studenten, groepstaakprestatie, en sociale interactie.
Computergebruik kan leeruitkomsten en groepsdiscussies beïnvloeden:
1. Het gebruik van computers kan interactieve leeromgevingen creëren met
georganiseerd leermateriaal, waardoor studenten een actieve leerhouding
aannemen, hun interesseniveaus toenemen en high-level thinking ontwikkelt.
2
Literatuur: Chen, Solimeno, Kirschner, Rajaram
Deel 1
To what extent is computer-supported collaboration more effective than face-to-face?
Chen: “The role of collaboration, computer use, learning environments, and supporting
strategies in CSCL: A meta-analysis” (2018)
Introductie = collaborative learning (CL) benadrukt dat kennis wordt co-constructed door
sociale interactie. Het is een leersituatie waarin twee of meer studenten samen leren om
een zelfde doel te behalen of een taak op te lossen, door peer-gerichte interacties. Door
informatie- en communicatietechnologieën (ICTs) toe te passen, oftewel computer-
supported collaborative learning (CSCL), kan het groepsleerproces worden gestimuleerd,
het delen van kennis en co-constructie. ICTs transformeren de manier van lesgeven en leren
doordat leerlingen de mogelijkheid krijgen hun leren en interactie actief te controleren en
media voor leren en communicatie worden geboden zonder beperkingen in tijd of afstand.
Studies naar CSCL hebben leeruitkomsten onderzocht in overeenkomst met drie doelen:
1) Cognitive goals: verbetering in kennis of acquisitie van probleemoplossing skills zijn
de belangrijkste doelen van lesgeven en worden gemeten met objectieve tests.
2) Motivational/affective goals: attitudes, geloven en self-efficacy hebben invloed op
de kwaliteit van leerprocessen en persistentie. Dit wordt vaak subjectief gemeten
door een vragenlijst in de vorm van studentpercepties.
3) Social goals: verwijst naar het meten van sociale interactie en activiteiten tussen
groepsleden, zoals het delen van informatie en het verbaliseren van ideeën.
Huidige studie = er werd een meta-analyse uitgevoerd waarin de effecten van CSCL worden
geïntegreerd gebaseerd op de drie verschillende elementen (collaboratief leren, gebruik van
computers, en gebruik van extra leermiddelen of strategieën). Zo heeft eerder onderzoek
inconsistente resultaten gerapporteerd over de effectiviteit CL ten opzichte van individueel
leren en van CSCL ten opzichte van CL, zouden de effecten van CSCL sterk variëren met de
gebruikte strategieën of leermiddelen, en is het relevant om effecten te onderscheiden op
basis van de drie elementen. Dit gaf de volgende onderzoeksvragen:
Research question 1: wat zijn de effecten van CL versus non-CL (individueel leren) in
computer-gebaseerde settings op kennisverbetering, skill-acquisitie en percepties?
Research question 2: wat zijn de effecten van computergebruik versus geen
computergebruik in CL settings op kennisverbetering, skill-acquisitie, percepties,
groepstaakprestatie, en sociale interactie?
Research question 3: wat zijn de effecten van het gebruik van extra technologische
leeromgevingen of middelen, of ondersteunende strategieën in CSCL op
kennisverbetering, skill-acquisitie, percepties, groepstaakprestatie, en sociale
interactie vergeleken met geen extra gebruik?
Ook werden mogelijke moderatoren geïdentificeerd (design, sample, duur).
1
, Methode = studies werden gezocht door zoektochten in online databases van Web of
Science en Google Scholar. De analyse leidde tot selectie van 425 empirische artikelen
gepubliceerd tussen 2000 en 2016, gebaseerd op de volgende inclusiecriteria:
1) Het onderzoek moest een empirische studie zijn.
2) Het onderzoek moest gebruik maken van een gecontroleerd experimenteel design of
quasi-experimenteel design (experimentele groep versus controlegroep).
3) Het onderzoek moest een pre-test of een andere eerdere variabele gecorreleerd met
leeruitkomsten gebruiken.
4) De leerinhoud moest gelijkwaardig zijn in de experimentele en controlecondities.
5) Het onderzoek moest kwantitatief gemeten prestatie-uitkomsten presenteren op
het niveau van het individu of de groep.
6) De resultaten moesten voldoende data bieden voor het berekenen van de
effectgrootte van de interventie.
7) Studies naar speciale educatie werden uitgesloten.
Resultaten/discussie = over het algemeen bleken CL, computergebruik, en het gebruik van
extra technologie-omgevingen of middelen, of strategieën positieve effecten te produceren
op leeruitkomsten en leerprocessen van studenten in CSCL contexten.
Effects of CL: leerlingen met CSCL verkregen significant meer verbetering in kennis,
vertoonden betere skill-acquisitie, en hadden meer positieve percepties dan
leerlingen in computer-gebaseerd individueel leren. Zo werden studenten
gestimuleerd hun begrip te overleggen met anderen, hun ideeën uit te leggen en te
leren van de ideeën van anderen. Dit betekent dat CL effectief genoeg was om te
worden beschouwd als van substantieel belang. CL blijkt daarnaast gelijke effecten te
hebben op individuele prestatie in zowel computer-gebaseerde als traditionele
settings, maar leerlingen hebben wel meer positieve percepties van collaboratie in
computer-gebaseerde settings. De huidige effectgroottes verschillen sterk met een
eerdere studie van Lou et al. (2011) om de volgende redenen:
1. Er zijn methodologische verschillen, aangezien de huidige studie veel
striktere inclusiecriteria hanteert. Zo werden alleen studies toegevoegd die
academische prestatie rapporteerden en waren de meeste studies in deze
meta-analyse gepubliceerde journal artikelen.
2. Studenten hebben meer frequent toegang gehad tot computers, waardoor zij
zich hebben aangepast aan het gebruik van computers in leren en geen
moeilijkheden ervaren tijdens CSCL. Ook bevatten deze studies meer
geavanceerde leeromgevingen, wat beter leren zou stimuleren.
Effects of computer use: wanneer CSCL werd vergeleken met traditionele CL werden
significant positieve effecten gevonden van computergebruik op kennisverbetering,
skill-acquisitie, percepties van studenten, groepstaakprestatie, en sociale interactie.
Computergebruik kan leeruitkomsten en groepsdiscussies beïnvloeden:
1. Het gebruik van computers kan interactieve leeromgevingen creëren met
georganiseerd leermateriaal, waardoor studenten een actieve leerhouding
aannemen, hun interesseniveaus toenemen en high-level thinking ontwikkelt.
2
