verdieping biologie college 3
exon → gecodeerde stukjes DNA
intron → niet gecodeerde stukjes DNA binnen een gen (codeert vaak niet
wanneer het heel straks opgebonden is)
molecuul met dubbele helix
een gen bestaat aan beide buitenzijde twee exon en één intron
histoneiwitten = een structuur waar dna zich omheen kan wikkelen.
DNA is dubbelstrengs RNA enkelstrengs; DNA bevat Thymine, RNA bevat Uracil; DNA
bevat desoxyribose, RNA bevat ribose
DNA RNA
dubbelstrengs (dubbele helix) enkelstrengs
Thymine Uracil
desoxyribose ribose
eiwitsynthese
transcriptie - splicing - translatie
transcriptie → messenger RNA gemaakt
splicing → intronen eruit gehaald
translatie → messenger RNA naar eiwit
DNA is dus binnen cel
RNA is dus buiten cel
tRNA is → transfer RNA (zelfde als DNA)
stukjes intron eruit gehaald → messenger
RNA (die nam kopie van DNA over, dus
RNA codeert het DNA) gaat kern uit →
naar de ribosomen (maakt eiwit) →
ribosoom maakt rits aan messenger RNA
(de andere helix) → wordt geplakt aan
het aminozuur die bindt via covalente
bindingen → ontstaan eiwitten voor
verschillende functies
wanneer eiwit de helft van normale grootte
wordt ontstaat een stopcodon
exon → gecodeerde stukjes DNA
intron → niet gecodeerde stukjes DNA binnen een gen (codeert vaak niet
wanneer het heel straks opgebonden is)
molecuul met dubbele helix
een gen bestaat aan beide buitenzijde twee exon en één intron
histoneiwitten = een structuur waar dna zich omheen kan wikkelen.
DNA is dubbelstrengs RNA enkelstrengs; DNA bevat Thymine, RNA bevat Uracil; DNA
bevat desoxyribose, RNA bevat ribose
DNA RNA
dubbelstrengs (dubbele helix) enkelstrengs
Thymine Uracil
desoxyribose ribose
eiwitsynthese
transcriptie - splicing - translatie
transcriptie → messenger RNA gemaakt
splicing → intronen eruit gehaald
translatie → messenger RNA naar eiwit
DNA is dus binnen cel
RNA is dus buiten cel
tRNA is → transfer RNA (zelfde als DNA)
stukjes intron eruit gehaald → messenger
RNA (die nam kopie van DNA over, dus
RNA codeert het DNA) gaat kern uit →
naar de ribosomen (maakt eiwit) →
ribosoom maakt rits aan messenger RNA
(de andere helix) → wordt geplakt aan
het aminozuur die bindt via covalente
bindingen → ontstaan eiwitten voor
verschillende functies
wanneer eiwit de helft van normale grootte
wordt ontstaat een stopcodon