Samenvatting hoorcollege 2 inkomstenbelasting

Hoorcollege 2




3 vereisten voor een bron van inkomen volgens de jurisprudentie;
- Deelname aan het economische verkeer
- Subjectief; voordeel beogen
- Objectief; voordeel moet redelijkerwijs te verwachten zijn

Goed koopmansgebruik;
- Eind van het jaar het vermogen berekenen  onttrekkingen erbij en stortingen er af

Loonbelasting
Art 3.81 IB  begrip loon (geldt ook voor LB)  art 3.81, 2.8 en 3.136 uitbreidingen
Loonbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting. De reden dat bij voorbaat je belasting van je
loon wordt ingehouden is om te voorkomen dat mensen het geld gelijk uitgeven en de te betalen
belasting aan het einde van het jaar helemaal niet kunnen betalen.
Karakter van loonbelasting;
- Voorheffing
- Kan eindheffing zijn
- Is een afdrachtbelasting (art 27 lid 6 LB)
De drie kenbegrippen van het LB (art 1):
- Werknemer= belastingplichtige  draagt de last van de belasting  art 2 lid 1;
 Natuurlijk persoon
 Privaatrechtelijke (arbeidscontract, art 7:610) of publiekrechtelijke (bijv overheid)
dienstbetrekking
 Kenmerken privaatrechtelijke dienstbetrekking zijn loon, persoonlijke arbeid en
gezagsverhouding
 Inhoudingsplichtige  werkgever
 Loon uit vroegere dienstbetrekking van hemzelf of een ander  bijv pensioen
 Loon uit bestaande dienstbetrekking van een ander  bijv van een overleden echtgenote

,  Uitzonderingen werknemersbegrip; art 2 leden 2 tot 5 en 8 LB. Daarnaast nog het begrip
vrijwilliger in art 2 lid 6
- Inhoudingsplichtige= werkgever  draagt de belasting af, in eerste instantie ook de subject
- Bij of krachtens deze wet aan te wijzen andere personen  uitzendkracht
- Loon (zie IB)
Er kan ook sprake zijn van een fictieve dienstbetrekking, hier ontbreekt het privaatrechtelijke element.
De fictieve dienstbetrekkingen zijn genoemd in art 3 LB.
In art 4 staan ook nog meer fictieve dienstbetrekkingen, deze zijn verder uitgewerkt in het
uitvoeringsbesluit. (wettekst achter de wet op loonbelasting)
Focus op een paar fictieve dienstbetrekkingen;
- Art 2c UBLB, gelijkgestelden, de voorwaarden die hiervoor gesteld zijn, zijn;
 Persoonlijk arbeid verrichten
 Op doorgaans minstens 2 dagen per week
 Bruto inkomen per week minstens 40% van het wettelijk minimumloon
 Arbeidsverhouding moet minstens voor 1 maand zijn aangegaan
- Pseudo-werknemer (opting-in), art 2g UBLB  u bent officieel geen werknemer, maar het lijkt er
wel op. Je kan dan via deze wet alsnog aangemerkt worden als een werknemer, dit moet je zelf
doen. Het gaat om inkomsten die eerst onder resultaat uit overige werkzaamheden viel.-->
huishoudelijke hulp is uitgesloten van een dienstbetrekking, maar kan dus via deze weg alsnog
als een werknemer aangemerkt worden. Je kan voor deze optie kiezen als je bijvoorbeeld graag
pensioen wilt opbouwen. Deze keuze moet wel gezamenlijk gemaakt worden met je werkgever,
omdat hij dan extra lasten krijgt (administratie)
- Directeur groot aandeelhouder(houdt groot deel aandelen in zijn vennootschap) valt ook onder
een fictieve dienstbetrekking. Hij krijgt dan geen loon, dus hij zou officieel geen dienstbetrekking
hebben. Hiermee zou hij dan loonbelasting kunnen ontlopen  daarom is het aangemerkt als
fictieve dienstbetrekking, anders kan er veel voordeel behaald worden.

Inhoudingsplichtige
Art 6, lid 1 LB
- a= degene tot wie een werknemer in een bestaande dienstbetrekking staat
- b= degene tot wie een werknemer in een vroegere dienstbetrekking van hemzelf of een ander
staat  kan dus ook een pensioenfonds zijn
- c=degene die uitkeringen verstrekt uit een dienstbetrekking tot een ander of als er andere
aanspraken zijn die niet tot het loon behoren  kunnen sociale verzekeringen zijn  de
aanspraak op de uitkering is niet belast, maar de werkelijke uitkering wel.
 Overige leden hoef je niet te weten.
Art 7 LB gaat over inhoudingsplichtige mbt fictieve dienstbetrekkingen

Belastingsubject
Bij de wet aan te wijzen personen, bijv uitzendkrachten  art 34 LB en 11 UB LB. Inkomsten worden
aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking.  arrest van 10-8-2007 (BNB 2008/89)
Maar; dit is alleen ter vergemakkelijking van de heffing en dit mag niet leiden tot een hogere heffing dan
zonder de bepaling het geval zou zijn geweest.  bijvoorbeeld AOW, door de bronnenregel komt het
dus in loonbelasting ipv apart belast bij periodieke uitkeringen.