Blok 4
Aisja A
VSW3CJ
2 maart 2024
Cijfer 9
,Inhoudsopgave
1.1 Analyse casus disbalans ........................................................................................................... 3
1.2 Analyse casus balans ................................................................................................................ 4
2.1 Reflectie.......................................................................................................................................... 5
2.2 Conclusie ....................................................................................................................................... 5
3.1 Ontwikkelwens ............................................................................................................................. 6
3.2 Ontwikkelplan ............................................................................................................................... 7
Literatuurlijst ....................................................................................................................................... 8
,1.1 Analyse casus disbalans
Met mijn praktijkbegeleidster liep ik mee in een onderzoek naar een vader en moeder voor een gezag
beëindigende maatregel. Aan het begin van het onderzoek las ik mij in de beschikbare informatie die
wij hebben ontvangen van de jeugdbescherming. Daaruit kwam naar voren dat er veel zorgen in de
thuissituatie waren toen de desbetreffende zoon(s) nog thuis woonde, zoals huiselijk geweld. Ook zou
er sprake zijn geweest van middelenmisbruik van vader en zijn er meldingen bij Veilig Thuis gemaakt.
Daarnaast werd beschreven dat vader verbaal agressief is naar zijn ex, kinderen en hulpverleners.
Eén van de zoons woont inmiddels in een pleeggezin. Volgens de jeugdbescherming zou vader zijn
gezag niet uitoefenen en werkt nergens aan mee. Door deze informatie vormde ik al een negatief
beeld over vader, namelijk dat hij een slechte vader zou zijn en een hele moeilijke man om mee
samen te werken. Vervolgens vond het gesprek met vader plaats. Op mijn vooroordelen na was er
niets wat mij tegenhield om te gaan.
Voor aanvang van het gesprek probeerde ik mijn vooroordelen opzij te zetten en open het gesprek
in te gaan. Toen mijn praktijkbegeleidster en ik vader welkom heette, kwam hij als een vriendelijke en
sympathieke man over. Hij maakte af en toe wat grapjes en leek zich wel comfortabel te voelen bij
mijn praktijkbegeleider en ik. Echter, nadat ik uitlegde waarom wij onderzoek doen, schoot vader direct
in de weerstand. Zijn toon veranderde van rustig en ontspannen naar boos en dreigend. Vader liet
heel duidelijk merken dat hij het niet eens was met ons reden tot onderzoek, door ons te beschuldigen
van het feit dat zijn kinderen in een pleeggezin wonen. Hij zei bijvoorbeeld dat alle hulpverleners de
kant van zijn ex kiezen en hij een man in een vrouwenwereld is. Hij dreigde zelfs om de media erbij te
halen. Ergens begreep ik zijn boosheid wel, nadat ik hoorde hoe hij zich benadeeld voelt door zijn ex-
partner en de hulpverleners. Die erkenning probeerde ik ook te geven door, zoals Maes (2007)
beschrijft betrokken te zijn bij zijn emoties en ervaringen, zodat vader zich gehoord voelt. Omdat ik
vader niet kwijt wilde raken in het gesprek, benoemde ik meermaals dat ik het oprecht heel vervelend
vind dat hij zich zo voelt. Ook legde ik hem uit dat ik graag zijn kant van het verhaal wil horen en hem
bij iedere stap in het onderzoek zal betrekken. Maar hier geloofde vader niets van.
Aan de andere kant vond ik zijn houding heel dominant en dreigend, waardoor er stagnatie in onze
alliantie ontstond (Willemse & Hafkenscheid, 2009). Wat mij triggerde aan vader, was het
bagatelliseren van alle zorgen, het ontkennen van wat hij zelf zegt, beschuldigen van hulpverlening en
zijn houding naar mij toe. Tijdens het gesprek maakte vader ook nog kleinerende opmerkingen en
legde hij de schuld m.b.t. alle zorgen buiten zichzelf. Telkens wanneer ik probeerde zijn verhaal samen
te vatten, legde hij woorden in mijn mond die ik nooit had gezegd. Daardoor liet hij het lijken alsof het
mijn waarheid is en ik hem veroordeel, wat niet klopt. Er ging van alles door mij heen. Ik merkte aan
mijzelf dat ik in een freeze-stand raakte toen vader ineens omsloeg. Volgens Maes (2007) is
afstandelijkheid een tegenoverdrachtsreactie. Ik wist niet hoe ik op een adequate manier met zijn
emoties en houding moest omgaan, waardoor ik mij gereserveerd opstelde naar vader en mijzelf
terugtrok in het gesprek. Mijn praktijkbegeleidster nam het gesprek verder over.
Willemse & Hafkenscheid (2009) onderscheiden twee categorieën van disfunctioneel gedrag, namelijk
dat de cliënt zich terugtrekt uit het contact met de professional (1) en de cliënt zich tegen de
professional keert, door de confrontatie aan te gaan (2). Wat betreft het terugtrekken, ontkende vader
steeds de zorgen en alles wat ik zei. Ik herhaalde zijn antwoorden en hij doet alsof hij dat nooit heeft
gezegd. Ook confronteerde vader mij steeds, door zijn negatieve ervaringen en gedachten over
hulpverleners op mij te projecteren. Dit wordt volgens Besou (2014) traumatische overdracht
genoemd. Doordat vader vanwege zijn ervaringen met hulpverlening geen vertrouwen in mij had en
zich wellicht hulpeloos voelt, stelde hij mij op de proef. Of hij nam mij iets kwalijk. Dit maakt dat ik mij
machteloos en bedreigd voelde. Dit zorgde ervoor dat ik mijn eigen vooroordelen aan het
bevestigen was.
In deze casus probeerde ik te balanceren tussen betrokkenheid en distantie, maar ervaarde meer
distantie naar vader. Zijn reactie en houding en mijn onvermogen om hier op een adequate manier
mee om te gaan, maken dat ik gedurende het onderzoek met een negatieve blik naar vader keer het
soms moeilijk vond om mij in de besluitvorming niet te laten leiden door mijn subjectieve gevoelens.
, 1.2 Analyse casus balans
Een aantal weken terug ben ik zelfstandig begonnen met een schoolverzuimonderzoek. Ook in deze
zaak heb ik mij goed ingelezen en in het raadsrapport een analyse van alle zorgen en krachten
geschreven. Dit onderzoek gaat om een Turks islamitisch meisje van 16. Zij gaat al langer dan een
jaar niet meer naar school. Uit de informatie leek het meisje een soort sociale angst ontwikkeld te
hebben. Wanneer ze naar school moest ervaarde ze buikpijn en spanning. Daarnaast was zij
terughoudend naar de school en hulpverlening. Ook was het meisje in het verleden getuige van
huiselijk geweld, doordat ouders in een vechtscheiding zaten. Het meisje zat ten tijde van corona veel
thuis en heeft geen sociaal netwerk. Toen ik het gesprek voorbereidde, had ik al een beeld over het
meisje, namelijk dat ze waarschijnlijk niet heel spraakzaam zou zijn en zich terughoudend naar mij zou
opstellen.
Toen ik het meisje en haar moeder ontving, zag ik een verlegen en vooral een vriendelijk meisje. Aan
het begin van het gesprek vroeg ik hoe zij erbij zat. Vond ze het allemaal een beetje spannend of juist
niet? Ze gaf aan dat ze het niet eng vond, maar had wel de indruk dat ze gespannen was. Ik besloot
daarom om vragen te stellen waarbij ik haar beter kan leren kennen. Om het meisje op haar gemak te
maken, stelde ik mij open en sociaal op. Tot mij verbazing was ze heel open naar mij. Door aan te
geven dat ik haar eerst wil leren kennen, zorgde ik er ook voor dat ik minder formeel overkwam. Ik
stemde daarmee mijn houding af op basis van wat ik al wist over haar. Dit resulteerde in een fijne en
veilige sfeer. Voor het onderzoek moest ik nagaan in hoeverre het huiselijk geweld hierop van invloed
is geweest. Ik merkte dat ik het moeilijk vond om deze zorg aan te kaarten, omdat het een heftige
gebeurtenis is. Ook weet ik dat het in verschillende culturen een taboe is om hierover te praten, dus
daar probeerde ik rekening mee te houden.
Ondanks de moeilijkheid van het onderwerp en de culturele taboes die eraan verbonden zijn, besloot
ik het toch bespreekbaar te maken. Ik merkte aan haar non-verbale communicatie dat het voor haar
een gevoelig onderwerp was. Daarom wilde ik dit onderwerp niet zomaar passeren, maar het meisje
het gevoel geven dat ik haar hoor. Daarbij stelde ik betekenisvolle vragen, zoals hoe zij die periode
heeft ervaren, of zij hier nog steeds last van heeft en of zij hier ooit hulp voor heeft gekregen. Het
meisje gaf aan dat zij destijds last had van angstgevoelens tegenover vader en lichamelijke klachten
als buikkrampen en verstijving van haar lichaam kreeg als vader in de buurt was. Zelf heb ik in het
verleden ook vormen van geweld van dichtbij meegemaakt, waardoor ik haar kwetsbaarheid voelde en
begreep. Andries Baart beschrijft in zijn werkprincipes dat emotionele betrokkenheid, empathie en
reflectievermogen meer ruimte zouden moeten krijgen in de dagelijkse praktijk van professionals
(Stoopendaal & Kroos, 2006). Presentie zorgt voor toenadering. Door betekenisvolle vragen te
stellen en te luisteren, toonde ik niet alleen empathie, maar ook een reflectievermogen en het
creëren van een veiligheidsgevoel.
Nadat ik aan het eind van het gesprek goed zicht had op haar huidige situatie en de oorzaken van het
verzuim, voelde ik verschillende emoties. Emoties onthullen wat ik als professional waardevol vind,
verbind mij met de cliënt en geeft zicht op mijn opvattingen van de cliënt (Keinemans, 2014). Ik voelde
medelijden en onmacht. Ik zag een slachtoffer van veel omstandigheden wat een impact op haar
algehele welzijn heeft gehad. Echter, aan het eind van mijn onderzoek moest ik een strafadvisering
aan de rechtbank doen. Mijn gevoelens beïnvloedde mijn bedenkingen over een passende straf. Ik
gunde het haar niet. Daarom wilde ik iets adviseren waar het meisje baat bij heeft, iets wat haar kan
helpen i.p.v. demotiveren. Volgens Banning (1997) moet je aandacht voor de ander hebben, zoals je
aandacht voor jezelf moet hebben. Dan pas kun je waardevol voor de ander zijn. Hiervoor moest ik
duidelijk afstand bewaren. Tijdens het gesprek ben ik transparant geweest dat ik informanten zou
benaderen om een goed beeld van het verzuim te krijgen. Door objectief te blijven en van een
afstand te kijken naar alle informatie die ik over haar huidige ontwikkeling heb, heb ik een
voorwaardelijk straf en een jongerencoach geadviseerd. Door mijn sympathie met objectiviteit en
afstand te combineren, heb ik iets kunnen adviseren wat haar aan de ene kant een stok achter de
deur biedt en iets wat haar kan helpen om meer zelfvertrouwen te ontwikkelen en positief haar school
voort te zetten.