OG week 2.3.4
Centrale vraag:
Welke wettelijke verplichtingen heeft Marcus Johnson tegenover Felicity Bouwman tijdens haar
arbeidsongeschiktheid?
Leerdoelen:
1. Wanneer is er sprake van arbeidsongeschiktheid in de zin van het BW?
De werknemer is arbeidsongeschikt als de werknemer niet in staat is de eigen bedongen
arbeid volledig te verrichten ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling (art. 7:629 lid
1 BW) op grond van rechtstreekse en objectief vast te stellen medische gronden van fysieke
of psychische aard (zuiver medisch begrip) (art. 19 lid 1 jo. lid 2 ZW), waarbij de oorzaak van
de medische gronden niet relevant is. De werknemer is situatief/situationeel
arbeidsongeschikt als hij niet in staat is de eigen bedongen arbeid te verrichten op grond van
lichamelijke of psychische medisch vast te stellen gronden ten gevolge van
arbeidsomstandigheden (art. 7:629 lid 1 BW jo. 19 lid 1 ZW) of op grond van niet-objectief
medisch vast te stellen gronden ten gevolge van arbeidsomstandigheden (art. 7:628 lid 1
BW), indien de arbeidsomstandigheden zodanig zijn dat van de werknemer redelijkerwijs niet
kan worden gevergd zijn werkzaamheden te hervatten, de oorzaak van die
arbeidsomstandigheden redelijkerwijs voor rekening van de werkgever komt, de werkgever
het initiatief neemt om de (arbeids)verhouding weer te herstellen en de werknemer zijn
medewerking hieraan verleent.
2. Wanneer bestaat het recht op loondoorbetaling?
Het recht op ZW bestaat als de werknemer arbeidsongeschikt is in de zin van art. 19 lid 1 jo.
19 lid 2 ZW (art. 19 lid 1 jo. lid 2 ZW), maar de ZW-uitkering wordt niet uitbetaald als de
werknemer recht heeft op loondoorbetaling van art. 7:629 lid 1 BW (art. 19 lid 1 sub a ZW).
Het recht op loondoorbetaling bestaat als de werknemer in de zin van art. 7:610 lid 1 BW
arbeidsongeschikt is in de zin van art. 7:629 lid 1 BW jo. 19 lid 1 jo. lid 2 ZW en geen
uitsluitingsgronden van art. 7:629 lid 3 jo. lid 4 BW van toepassing zijn (art. 7:629 lid 1 BW).
1) Werknemer
De werknemer moet een arbeidsovereenkomst hebben in de zin van art. 7:610 lid 1 BW.
De arbeidsovereenkomst is een overeenkomst waarbij de werknemer zich verbindt in
dienst van de werkgever arbeid (persoonlijk) te verrichten tegen loon gedurende zekere
tijd (loondienst) (art. 7:610 lid 1 BW).
2) Arbeidsongeschikt
De werknemer moet (situatief) ongeschikt zijn tot het volledig verrichten van zijn eigen
bedongen arbeid ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling (art. 7:629 lid 1 BW)
op grond van rechtstreekse en objectieve vast te stellen medische gronden van fysieke of
psychische aard (zuiver medisch begrip) (art. 19 lid 1 jo. lid 2 ZW).
3) Geen uitsluitingsgronden
De gronden van art. 7:629 lid 3 jo. lid 4 BW waarop de werknemer geen recht heeft op
loondoorbetaling moeten niet van toepassing zijn. De uitsluitingsgronden zijn: het
opzettelijk veroorzaken van ziekte; het verstreken van valse informatie in het kader van
een aanstellingskeuring; het belemmeren of vertragen van genezing; het zonder
deugdelijke grond niet verrichten van passende arbeid; het zonder deugdelijke grond
niet meewerken aan redelijke voorschriften die gericht zijn op het verrichten van
passende arbeid; het zonder deugdelijke grond niet meewerken aan het opstellen,
evalueren en bijstellen van een plan van aanpak; het zonder deugdelijke grond niet tijdig
indienen van een Wet WIA-aanvraag (art. 7:629 lid 3 BW); het recht hebben op uitkering
tijdens zwangerschaps- of bevallingsverlof (art. 7:629 lid 4 BW).
, 3. Wat is de duur van loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid?
De duur van loondoorbetaling is maximaal 104 weken arbeidsongeschiktheid (wachttijd Wet
WIA) (art. 7:629 lid 1 BW). De periode van 104 weken loondoorbetaling begint vanaf de
eerste arbeidsongeschiktheidsdag voor minimaal vier weken (art. 7:629 lid 1 BW). Als de
werknemer gedeeltelijk zijn eigen bedongen arbeid verricht of geheel of gedeeltelijk andere
passende arbeid verricht zonder wijziging van zijn arbeidsovereenkomst, dan loopt de
periode van 104 weken loondoorbetaling door. Als de perioden van arbeidsongeschiktheid
elkaar binnen vier weken opvolgen of direct voorafgaan of aansluiten aan de zwangerschaps-
of bevallingsverlof, dan loopt de periode van 104 weken loondoorbetaling door. Als de
perioden van arbeidsongeschiktheid elkaar na vier weken opvolgen of niet direct voorafgaan
of aansluiten aan de zwangerschaps- of bevallingsverlof, dan begint de periode van 104
weken loondoorbetaling opnieuw (art. 7:629 lid 10 BW). De periode van 104 weken
loondoorbetaling kan worden verlengd door het UWV tot het moment dat de werkgever
voldoende aan zijn re-integratieverplichtingen heeft voldaan met een maximum van 52
weken (loonsanctie) (art. 7:629 lid 11 sub b BW jo. 25 lid 9 Wet WIA), met onbeperkte duur
op gezamenlijk verzoek van de werkgever en de werknemer (art. 7:629 lid 11 sub b jo. 24 lid
1 Wet WIA) of tot de duur van de vertraging of de verlenging van de wachttijd van de Wet
WIA als de werknemer niet uiterlijk elf weken voor het verstrijken van de wachttijd (na 21,5
maanden arbeidsongeschiktheid) zijn aanvraag indient op deugdelijke grond, omdat de
werkgever niet uiterlijk dertien weken voor het verstrijken van de wachttijd (na 21 maanden
arbeidsongeschiktheid) een re-integratieverslag opstelt (art. 7:629 lid 11 sub a jo. sub c BW
jo. 25 lid 9 jo. 25 lid 3 jo. 64 lid 3 Wet WIA).
4. Wat is de hoogte van de loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid?
De werkgever maakt de volgende kosten bij arbeidsongeschiktheid: kosten voor
loondoorbetaling (art. 7:629 lid 1 BW), kosten voor vervanging en omzetverlies; kosten voor
re-integratie, waaronder kosten voor een eventueel deskundigenoordeel bij het UWV of een
second opinion van de bedrijfsarts. De hoogte van de loondoorbetaling bij
arbeidsongeschiktheid is 70% van het brutoloon van de werknemer (art. 7:629 lid 1 BW),
tenzij bij cao, individuele arbeidsovereenkomst of gebruik hoger is bepaald (bovenwettelijke
aanspraken). De loondoorbetaling is gedurende de eerste 52 weken arbeidsongeschiktheid
70% van het brutoloon van de werknemer en minimaal het voor de werknemer geldende
wettelijke minimumloon (ondergrens). De loondoorbetaling is gedurende de tweede 52
weken arbeidsongeschiktheid 70% van het brutoloon van de werknemer en maximaal 70%
van het maximumpremieloon uit de Wfsz (€274,44) (bovengrens) (art. 7:629 lid 1 BW). De
werknemer kan de loondoorbetaling in de tweede 52 weken arbeidsongeschiktheid
aanvullen tot het voor de werknemer geldende wettelijke minimumloon via de
Toeslagenwet. De hoogte van het loon wordt berekend over het gemiddeld vast loon
(maximumpremieloon) of het gemiddeld flexibel loon over een periode van drie maanden
voorafgaand aan de eerste arbeidsongeschiktheidsdag (art. 7:610b BW) of over een periode
van een jaar als deze periode niet representatief is (art. 29 lid 7 ZW jo. 2 lid 1
Dagloonbesluit). De hoogte van loondoorbetaling bij situatieve arbeidsongeschiktheid is
maximaal 100% van het brutoloon van de werknemer (art. 7:628 lid 1 BW).
5. Wanneer kan loondoorbetaling worden opgeschort bij arbeidsongeschiktheid?
De werkgever kan de loondoorbetaling opschorten als de werknemer zich niet houdt aan
door de werkgever gegeven schriftelijke redelijke voorschriften (voorschriften die niet
onnodig belastend zijn) die gericht zijn op de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid
anders dan de redelijke voorschriften van art. 6:629 lid 3 sub d jo. 6:660a lid 1 sub a BW (art.
7:629 lid 6 BW). De werkgever moet de werknemer daarvan onverwijld in kennis stellen
onder opgave van redenen van de opschorting (art. 7:629 lid 7 BW). Als de arbo- of
Centrale vraag:
Welke wettelijke verplichtingen heeft Marcus Johnson tegenover Felicity Bouwman tijdens haar
arbeidsongeschiktheid?
Leerdoelen:
1. Wanneer is er sprake van arbeidsongeschiktheid in de zin van het BW?
De werknemer is arbeidsongeschikt als de werknemer niet in staat is de eigen bedongen
arbeid volledig te verrichten ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling (art. 7:629 lid
1 BW) op grond van rechtstreekse en objectief vast te stellen medische gronden van fysieke
of psychische aard (zuiver medisch begrip) (art. 19 lid 1 jo. lid 2 ZW), waarbij de oorzaak van
de medische gronden niet relevant is. De werknemer is situatief/situationeel
arbeidsongeschikt als hij niet in staat is de eigen bedongen arbeid te verrichten op grond van
lichamelijke of psychische medisch vast te stellen gronden ten gevolge van
arbeidsomstandigheden (art. 7:629 lid 1 BW jo. 19 lid 1 ZW) of op grond van niet-objectief
medisch vast te stellen gronden ten gevolge van arbeidsomstandigheden (art. 7:628 lid 1
BW), indien de arbeidsomstandigheden zodanig zijn dat van de werknemer redelijkerwijs niet
kan worden gevergd zijn werkzaamheden te hervatten, de oorzaak van die
arbeidsomstandigheden redelijkerwijs voor rekening van de werkgever komt, de werkgever
het initiatief neemt om de (arbeids)verhouding weer te herstellen en de werknemer zijn
medewerking hieraan verleent.
2. Wanneer bestaat het recht op loondoorbetaling?
Het recht op ZW bestaat als de werknemer arbeidsongeschikt is in de zin van art. 19 lid 1 jo.
19 lid 2 ZW (art. 19 lid 1 jo. lid 2 ZW), maar de ZW-uitkering wordt niet uitbetaald als de
werknemer recht heeft op loondoorbetaling van art. 7:629 lid 1 BW (art. 19 lid 1 sub a ZW).
Het recht op loondoorbetaling bestaat als de werknemer in de zin van art. 7:610 lid 1 BW
arbeidsongeschikt is in de zin van art. 7:629 lid 1 BW jo. 19 lid 1 jo. lid 2 ZW en geen
uitsluitingsgronden van art. 7:629 lid 3 jo. lid 4 BW van toepassing zijn (art. 7:629 lid 1 BW).
1) Werknemer
De werknemer moet een arbeidsovereenkomst hebben in de zin van art. 7:610 lid 1 BW.
De arbeidsovereenkomst is een overeenkomst waarbij de werknemer zich verbindt in
dienst van de werkgever arbeid (persoonlijk) te verrichten tegen loon gedurende zekere
tijd (loondienst) (art. 7:610 lid 1 BW).
2) Arbeidsongeschikt
De werknemer moet (situatief) ongeschikt zijn tot het volledig verrichten van zijn eigen
bedongen arbeid ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling (art. 7:629 lid 1 BW)
op grond van rechtstreekse en objectieve vast te stellen medische gronden van fysieke of
psychische aard (zuiver medisch begrip) (art. 19 lid 1 jo. lid 2 ZW).
3) Geen uitsluitingsgronden
De gronden van art. 7:629 lid 3 jo. lid 4 BW waarop de werknemer geen recht heeft op
loondoorbetaling moeten niet van toepassing zijn. De uitsluitingsgronden zijn: het
opzettelijk veroorzaken van ziekte; het verstreken van valse informatie in het kader van
een aanstellingskeuring; het belemmeren of vertragen van genezing; het zonder
deugdelijke grond niet verrichten van passende arbeid; het zonder deugdelijke grond
niet meewerken aan redelijke voorschriften die gericht zijn op het verrichten van
passende arbeid; het zonder deugdelijke grond niet meewerken aan het opstellen,
evalueren en bijstellen van een plan van aanpak; het zonder deugdelijke grond niet tijdig
indienen van een Wet WIA-aanvraag (art. 7:629 lid 3 BW); het recht hebben op uitkering
tijdens zwangerschaps- of bevallingsverlof (art. 7:629 lid 4 BW).
, 3. Wat is de duur van loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid?
De duur van loondoorbetaling is maximaal 104 weken arbeidsongeschiktheid (wachttijd Wet
WIA) (art. 7:629 lid 1 BW). De periode van 104 weken loondoorbetaling begint vanaf de
eerste arbeidsongeschiktheidsdag voor minimaal vier weken (art. 7:629 lid 1 BW). Als de
werknemer gedeeltelijk zijn eigen bedongen arbeid verricht of geheel of gedeeltelijk andere
passende arbeid verricht zonder wijziging van zijn arbeidsovereenkomst, dan loopt de
periode van 104 weken loondoorbetaling door. Als de perioden van arbeidsongeschiktheid
elkaar binnen vier weken opvolgen of direct voorafgaan of aansluiten aan de zwangerschaps-
of bevallingsverlof, dan loopt de periode van 104 weken loondoorbetaling door. Als de
perioden van arbeidsongeschiktheid elkaar na vier weken opvolgen of niet direct voorafgaan
of aansluiten aan de zwangerschaps- of bevallingsverlof, dan begint de periode van 104
weken loondoorbetaling opnieuw (art. 7:629 lid 10 BW). De periode van 104 weken
loondoorbetaling kan worden verlengd door het UWV tot het moment dat de werkgever
voldoende aan zijn re-integratieverplichtingen heeft voldaan met een maximum van 52
weken (loonsanctie) (art. 7:629 lid 11 sub b BW jo. 25 lid 9 Wet WIA), met onbeperkte duur
op gezamenlijk verzoek van de werkgever en de werknemer (art. 7:629 lid 11 sub b jo. 24 lid
1 Wet WIA) of tot de duur van de vertraging of de verlenging van de wachttijd van de Wet
WIA als de werknemer niet uiterlijk elf weken voor het verstrijken van de wachttijd (na 21,5
maanden arbeidsongeschiktheid) zijn aanvraag indient op deugdelijke grond, omdat de
werkgever niet uiterlijk dertien weken voor het verstrijken van de wachttijd (na 21 maanden
arbeidsongeschiktheid) een re-integratieverslag opstelt (art. 7:629 lid 11 sub a jo. sub c BW
jo. 25 lid 9 jo. 25 lid 3 jo. 64 lid 3 Wet WIA).
4. Wat is de hoogte van de loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid?
De werkgever maakt de volgende kosten bij arbeidsongeschiktheid: kosten voor
loondoorbetaling (art. 7:629 lid 1 BW), kosten voor vervanging en omzetverlies; kosten voor
re-integratie, waaronder kosten voor een eventueel deskundigenoordeel bij het UWV of een
second opinion van de bedrijfsarts. De hoogte van de loondoorbetaling bij
arbeidsongeschiktheid is 70% van het brutoloon van de werknemer (art. 7:629 lid 1 BW),
tenzij bij cao, individuele arbeidsovereenkomst of gebruik hoger is bepaald (bovenwettelijke
aanspraken). De loondoorbetaling is gedurende de eerste 52 weken arbeidsongeschiktheid
70% van het brutoloon van de werknemer en minimaal het voor de werknemer geldende
wettelijke minimumloon (ondergrens). De loondoorbetaling is gedurende de tweede 52
weken arbeidsongeschiktheid 70% van het brutoloon van de werknemer en maximaal 70%
van het maximumpremieloon uit de Wfsz (€274,44) (bovengrens) (art. 7:629 lid 1 BW). De
werknemer kan de loondoorbetaling in de tweede 52 weken arbeidsongeschiktheid
aanvullen tot het voor de werknemer geldende wettelijke minimumloon via de
Toeslagenwet. De hoogte van het loon wordt berekend over het gemiddeld vast loon
(maximumpremieloon) of het gemiddeld flexibel loon over een periode van drie maanden
voorafgaand aan de eerste arbeidsongeschiktheidsdag (art. 7:610b BW) of over een periode
van een jaar als deze periode niet representatief is (art. 29 lid 7 ZW jo. 2 lid 1
Dagloonbesluit). De hoogte van loondoorbetaling bij situatieve arbeidsongeschiktheid is
maximaal 100% van het brutoloon van de werknemer (art. 7:628 lid 1 BW).
5. Wanneer kan loondoorbetaling worden opgeschort bij arbeidsongeschiktheid?
De werkgever kan de loondoorbetaling opschorten als de werknemer zich niet houdt aan
door de werkgever gegeven schriftelijke redelijke voorschriften (voorschriften die niet
onnodig belastend zijn) die gericht zijn op de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid
anders dan de redelijke voorschriften van art. 6:629 lid 3 sub d jo. 6:660a lid 1 sub a BW (art.
7:629 lid 6 BW). De werkgever moet de werknemer daarvan onverwijld in kennis stellen
onder opgave van redenen van de opschorting (art. 7:629 lid 7 BW). Als de arbo- of