Samenvatting Perspectieven op recht
Week 1
Descriptief van aard zijn alle uitspraken die een beschrijving geven van hoe de dingen zijn.
Normatief van aard zijn alle uitspraken waarin een waardeoordeel wordt toegekend. Bij
Prescriptieve uitspraken worden bepaalde normen voorgeschreven.
- Empirische vragen zijn om feitelijkheden vast te stellen vanuit een zintuiglijke waarneming.
o Kwalitatief: kleinschalig onderzoek om bepaalde ervaringen te achterhalen;
o Kwantitatief: aan de hand van cijfers waarnemingsgegevens achterhalen.
- Interpretatieve vragen om de betekenis van begrippen in een bepaalde context te
achterhalen.
- Conceptuele vragen zijn vragen waarmee beoogd wordt om een begrip te definiëren.
Doormiddel van analyse wordt een begrip nader gedefinieerd. Conceptuele vragen lijken op
interpretatieve vragen. Het verschil zit erin dat het bij de interpretatieve vraag echt gaat om
de betekenis van begrippen in een bepaalde context. Bij conceptuele vragen gaat het om de
betekenis van begrippen in een meer algemene zin.
- Een normatieve uitspraak bevat een waardeoordeel of een norm.
Casusgerichtheid
In de rechtenstudie wordt er voornamelijk gebruik gemaakt van casussen om leerstukken uit te
leggen en bij de tentaminering om het praktijkkundig te maken.
Bij het opstellen van wetgeving wordt vaak doorgerekend aan de hand van scenario's, om te kijken
of het toekomstgericht is. Men gebruikt hier ook de casus om te beredeneren of de nieuwe
wetgeving problemen effectief oplost of juist voor aanvullende problemen zorgt.
Verhullend argumenteren
Bij verhullend argumenteren overstijgen anderen argumenten de juridische context en hebben
(verhullend) bijdragen aan de uitkomst. Verklaringen:
1. Regelkarakter van het recht: Regels zorgen voor herhaalbarheid bij gelijke gevallen.
2. Verschil civil law en common law:
a. Bij Civil law is de rol van rechter het toepassen van regels;
b. Bij common law is er sprake van meer medewerking van rechtelijke uitspraken.
3. Historische oriëntatie: Het afwegen van voor- en nadelen moeten aansluiten op de
afwegingen van de wetgever.
4. Passend in het systeem: verhullend argumenteren past beter in het systeem als het is
geformuleerd aan de hand van bestaande regels.
T-shaped jurist
Het begrip van een T-shaped jurist houdt in dat de moderne jurist kennis moet hebben van bepaalde
discipline/ juridische vakkennis (staander). Ook een bredere kennis van wetenschap en de
samenleving (de ligger).
Maatschappelijk effectieve rechtspraak (MER)
, Twee tekortkomingen: onderliggend verschil wordt niet opgelost, enkel juridische geschil en het
voorkomen dat problemen vaker voorkomen. Om deze problemen aan te pakken zijn er nieuwe
alternatieven: lokale en laagdrempeliger rechtspraak.
Dit past bij de T-shaped jurist doordat de problemen vanuit een complete visie moeten worden
opgelost en juridische kennis moet gecombineerd worden met psychologische, economische en
andere aspecten.
Week 2
Rechtsrealisme
1. Rechter beïnvloed door persoonlijke factoren;
2. Maatschappelijke doelen;
3. Politieke keuzes.
Frank: Wat moet verstaan worden onder recht
De regular man: het recht voor de regular man zijn voorspellingen en uitspraken in concrete
gevallen. Het recht is recht dat geweest is en recht dat voorspelt kan worden.
Frank: de manier waarop de rechter op een uitspraak komt
Niet op basis van feiten, mar vanuit intuïtie (“hunch”) een conclusie trekt en deze onderbouwd moet
argumenten. De hunch-producers worden opgedeeld in recht en beginselen, politieke, economische
en morele voorkeuren van de rechter en zijn afhankelijk van persoonlijke kenmerken.
Llewellyn: legal realism
Logische ladders: de rechter moet zijn uitspraak logisch verbinden met eerdere uitspraken op deze
manier kan er gecontroleerd worden of de rechter zijn taak goed uitvoert.
Rechtspositivisme:
1. Recht en moraal gescheiden;
2. Letter van de wet;
3. Er dient een duidelijke scheiding te zijn tussen de rechterlijke macht en het politiek beleid.
Hart
Drie argumenten die pleiten voor visie 0/ het syllogisme (rechtspraak is het toepassen van regels in
een concreet geval)
1. Open textuur: Het onderscheid maken van (juridische) duidelijke en onduidelijke gevallen.
Recht zal onduidelijk blijven door: nieuwe gevallen doen voor in een veranderende
maatschappij, deze brengen mee dat de doelen de we nastreven met het recht voorlopig
zijn.
2. Onwetende wetgevers
3. Relatieve onbepaaldheid van doeleinden: Er bestaat een spanningsveld tussen enerzijds
flexibiliteit en anderzijds rechtszekerheid bij het vaststellen het doel van een regel.
Verschil Hart en Llewellyn
Llewellyn: recht is enkel wat rechters zeggen. Regels zijn resultaat van wat rechters bepalen.
Week 1
Descriptief van aard zijn alle uitspraken die een beschrijving geven van hoe de dingen zijn.
Normatief van aard zijn alle uitspraken waarin een waardeoordeel wordt toegekend. Bij
Prescriptieve uitspraken worden bepaalde normen voorgeschreven.
- Empirische vragen zijn om feitelijkheden vast te stellen vanuit een zintuiglijke waarneming.
o Kwalitatief: kleinschalig onderzoek om bepaalde ervaringen te achterhalen;
o Kwantitatief: aan de hand van cijfers waarnemingsgegevens achterhalen.
- Interpretatieve vragen om de betekenis van begrippen in een bepaalde context te
achterhalen.
- Conceptuele vragen zijn vragen waarmee beoogd wordt om een begrip te definiëren.
Doormiddel van analyse wordt een begrip nader gedefinieerd. Conceptuele vragen lijken op
interpretatieve vragen. Het verschil zit erin dat het bij de interpretatieve vraag echt gaat om
de betekenis van begrippen in een bepaalde context. Bij conceptuele vragen gaat het om de
betekenis van begrippen in een meer algemene zin.
- Een normatieve uitspraak bevat een waardeoordeel of een norm.
Casusgerichtheid
In de rechtenstudie wordt er voornamelijk gebruik gemaakt van casussen om leerstukken uit te
leggen en bij de tentaminering om het praktijkkundig te maken.
Bij het opstellen van wetgeving wordt vaak doorgerekend aan de hand van scenario's, om te kijken
of het toekomstgericht is. Men gebruikt hier ook de casus om te beredeneren of de nieuwe
wetgeving problemen effectief oplost of juist voor aanvullende problemen zorgt.
Verhullend argumenteren
Bij verhullend argumenteren overstijgen anderen argumenten de juridische context en hebben
(verhullend) bijdragen aan de uitkomst. Verklaringen:
1. Regelkarakter van het recht: Regels zorgen voor herhaalbarheid bij gelijke gevallen.
2. Verschil civil law en common law:
a. Bij Civil law is de rol van rechter het toepassen van regels;
b. Bij common law is er sprake van meer medewerking van rechtelijke uitspraken.
3. Historische oriëntatie: Het afwegen van voor- en nadelen moeten aansluiten op de
afwegingen van de wetgever.
4. Passend in het systeem: verhullend argumenteren past beter in het systeem als het is
geformuleerd aan de hand van bestaande regels.
T-shaped jurist
Het begrip van een T-shaped jurist houdt in dat de moderne jurist kennis moet hebben van bepaalde
discipline/ juridische vakkennis (staander). Ook een bredere kennis van wetenschap en de
samenleving (de ligger).
Maatschappelijk effectieve rechtspraak (MER)
, Twee tekortkomingen: onderliggend verschil wordt niet opgelost, enkel juridische geschil en het
voorkomen dat problemen vaker voorkomen. Om deze problemen aan te pakken zijn er nieuwe
alternatieven: lokale en laagdrempeliger rechtspraak.
Dit past bij de T-shaped jurist doordat de problemen vanuit een complete visie moeten worden
opgelost en juridische kennis moet gecombineerd worden met psychologische, economische en
andere aspecten.
Week 2
Rechtsrealisme
1. Rechter beïnvloed door persoonlijke factoren;
2. Maatschappelijke doelen;
3. Politieke keuzes.
Frank: Wat moet verstaan worden onder recht
De regular man: het recht voor de regular man zijn voorspellingen en uitspraken in concrete
gevallen. Het recht is recht dat geweest is en recht dat voorspelt kan worden.
Frank: de manier waarop de rechter op een uitspraak komt
Niet op basis van feiten, mar vanuit intuïtie (“hunch”) een conclusie trekt en deze onderbouwd moet
argumenten. De hunch-producers worden opgedeeld in recht en beginselen, politieke, economische
en morele voorkeuren van de rechter en zijn afhankelijk van persoonlijke kenmerken.
Llewellyn: legal realism
Logische ladders: de rechter moet zijn uitspraak logisch verbinden met eerdere uitspraken op deze
manier kan er gecontroleerd worden of de rechter zijn taak goed uitvoert.
Rechtspositivisme:
1. Recht en moraal gescheiden;
2. Letter van de wet;
3. Er dient een duidelijke scheiding te zijn tussen de rechterlijke macht en het politiek beleid.
Hart
Drie argumenten die pleiten voor visie 0/ het syllogisme (rechtspraak is het toepassen van regels in
een concreet geval)
1. Open textuur: Het onderscheid maken van (juridische) duidelijke en onduidelijke gevallen.
Recht zal onduidelijk blijven door: nieuwe gevallen doen voor in een veranderende
maatschappij, deze brengen mee dat de doelen de we nastreven met het recht voorlopig
zijn.
2. Onwetende wetgevers
3. Relatieve onbepaaldheid van doeleinden: Er bestaat een spanningsveld tussen enerzijds
flexibiliteit en anderzijds rechtszekerheid bij het vaststellen het doel van een regel.
Verschil Hart en Llewellyn
Llewellyn: recht is enkel wat rechters zeggen. Regels zijn resultaat van wat rechters bepalen.