Postpartale periode 2
ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE DEEL 1
Ontwikkelingspsychologie = wetenschappelijke studie naar patronen van groei, verandering en stabiliteit
die zich voordoen bij toenemende leeftijd, van conceptie tot aan de ouderdom.
Leeftijdsgroepen
- Prenataal periode: conceptie – geboorte
- Babytijd: geboorte tot 2 jaar
- Peutertijd: 2-3 jaar
- Kleutertijd: 3-6 jaar
- Schooltijd: 6-12 jaar
- Adolescentie: 12-20 jaar
- Volwassenheid: 20-65 jaar
- Ouderdom: 65-overlijden
Thema’s
Fysieke ontwikkeling: groei, motoriek, zintuigen
Cognitieve ontwikkeling: intelligentie, leervermogen, geheugen, taal
Sociaal-emotionele ontwikkeling: omgaan met emoties en sociale relaties
Persoonlijkheidsontwikkeling: duurzame gedragingen en (karakter)eigenschappen die de ene persoon van
de andere onderscheiden
PRENATALE PERIODE
Cognitieve ontwikkeling: intelligentie
- Genetische factoren
o Algemene intelligentie en specifieke componenten van intelligentie (ruimtelijk inzicht,
verbale vaardigheden, geheugen, …) zijn duidelijk gerelateerd aan erfelijke factoren
o Onderzoeksresultaten variëren tussen de 50-80%
o Hoe nauwer de genetische band tussen twee individuen, hoe sterker hun IQ scores
overeen komen
o Invloed van genetica neemt ook toe met de leeftijd
- Omgevingsfactoren
o Kennismaking met boeken, opleiding, vrienden
o Nature vs nurture
Socio-emotionele ontwikkeling en persoonlijkheid
- Genetische factoren
o Persoonlijkheidstrekken
• Big 5: neurocitisme vs emotionele stabiliteit en extraversie vs introversie
•
o Psychische en ontwikkelingsstoornissen
• Schizofrenie, alcoholisme, depressie, angst, ASS, ADHD
- Omgevingsfactoren
, o Imprints: conceptie, implanting, zwangerschap, geboorte
o Hechting
o Attitude van ouders
Ouders ondersteunen als vrvr
- Pre conceptuele gezondheid
- Stressregulatie → uitspreken intentie + visualisatie
- Traumasensitief werken
BABYPERIODE
Perspectieven bij kijken naar baby’s
- Psychodynamisch perspectief
o Freud
• Stadium van psychoseksuele ontwikkeling: oraal
• Kenmerken: interesse in orale bevrediging door zuigen, eten, bewegen van de
lippen, bijten
o Erikson
• Stadium van psychosociale ontwikkeling: vertrouwen vs. wantrouwen
• Kenmerken
- Positief resultaat: basisvertrouwen dankzij steun omgeving
- Negatief resultaat: angst voor en zorgen voor anderen
- Behavioristisch perspectief
o Klassieke en operante conditionering
- Cognitief perspectief
- Systemisch perspectief
- Evolutionair perspectief
COGNITIEVE ONTWIKKELING
Cognitieve ontwikkeling volgens Piaget
Schema’s
- Mentale structuren zijn de fundamentele bouwstenen van de manier waarop wij de wereld zien.
o Bv. stoffen boekje: baby → aanraken, in mond steken, op de grond mee slaan vs.
volwassenen →letters lezen
- Groei van schema’s door adaptatie (= neiging aanpassen aan omgeving)
o Assimilatie: iets nieuws plaatsen binnen bestaand schema (wat we al weten en
begrijpen)
• Bv. rammelaar assimileren aan bestaand zuigschema
o Accommodatie: aanpassen schema als er geen nieuwe info meer wordt opgedaan op
deze manier
• Bv. van sabbelen naar schudden met rammelaar
Vroegste schema’s beperken zich tot reflexen waarmee we
geboren worden → in reactie op
sensomotorische verkenning beginnen schema’s te wijzigen door
assimilatie en accommodatie =>
schema’s worden complexer bij verder ontwikkelen motorische
vaardigheden => signaal van het potentieel voor verdere cognitieve
ontwikkeling
Sensorimotorische stadium
De sensorimotorische stadium (0-2 jaar) is het eerste belangrijk
stadium van de cognitieve
Ontwikkeling
- Centraal = motorische reacties op zintuigelijke info
- 6 substadia
o Individuele verschillen in timing (fysieke rijping+ aard sociale omgeving)
, o Overgangsfasen
1. Eenvoudige reflexen
- Reflexen verschaft baby info over objecten
- Veranderingen in reflexen door opgedane ervaring met buitenwereld
2. Eerste gewoonten en primaire circulaire reacties
- Circulaire reactie: herhaling van een willekeurige motorische handeling die interessant of prettig
zijn → begin ontwikkeling cognitief schema’s
- Primair: handelingen zijn gericht op lichaam baby
3. Secundaire circulaire reacties
- Secundaire circulaire reacties= herhaalde acties die gewenst resultaat opleveren
- Handelingen gericht op omgeving
- Vocalisatie → medebepalend voor ontwikkeling taal en vorming sociale reacties
4. Coördinatie van secundaire circulaire reacties
- Intentioneel gedrag
- Anticiperen op gebeurtenissen
- Objectpermanentie = besef dat mensen en objecten niet ophouden te bestaan, ookal zijn ze niet
zichtbaar → begint in stadium 4, maar kost tijd om concept volledig onder de knie te hebben
5. Tertiaire circulaire reacties
- Tertiaire ciculaire reacties= schema’s die betrekking hebben op de doelbewuste variaties van
acties die tot gewenste resultaten leiden
- Mini-experimenten: ipv actie steeds te blijven herhalen, wijzigingen aanbrengen in situatie om te
kijken welke consequenties het heeft
- Belangstelling voor het onverwachte
6. Het begin van denken
- Mentale representatie = een innerlijke voorstelling van een gebeurtenis of object
- Begrijpen oorzaak-gevolg relaties
- Indirecte imitatie = persoon die niet meer aanwezig is, wordt geïmiteerd
Intelligentie
- Men is het nog niet eens over definitie intelligentie bij baby’s
- Ontwikkelingstest: Bayley scales of infant development (BSID-III-NL)
, o Vroegkinderlijke ontwikkeling van 16 dagen - 42 maanden, 15 dagen
o Schalen: cognitie, taal, motoriek, sociaal-emotioneel en adaptief gedrag
o Resultaat: ontwikkelingsquotiënt met gemiddelde van 100
o Zegt weinig over toekomstige ontwikkelingstraject baby’s + correlatie tussen
gedragsmetingen in babytijd en volwassen intelligentie is minimaal
o Vooral bruikbaar voor identificeren van baby’s die ernstig achterlopen op
leeftijdsgenoten en daarom speciale aandacht nodig hebben => vroege
interventieprogramma’s
Correlatie met latere intelligentie?
- Informatieverwerkingssnelheid
o Aandacht sneller afwenden van stimuli
o Sneller weergave stimuli uit geheugen terughalen
- Multimodale perceptie baby’s correlatie met latere intelligentie
o Crossmodale perceptie= vermogen om een stimulus die op eerder tijdstip slechts via
één zintuig is ervaren, later dmv ander zintuig te identificeren
- Ook andere factoren spelen rol: stimulatie omgeving,…
Geheugen
Herinneringen
- Baby’s hebben bepaalde geheugencapaciteit
- Verbetering geheugencapaciteit door ouder worden
o Bv. baby’s aanleren mobiel boven wieg te bewegen door trappelen
• 2 mdn: truc vergeten na 2 dagen
• 6 mdn: 3 weken truc onthouden
• Training is niet volledig vergeten: bij stimulatie verband opnieuw aan activatie en
associatie langer onthouden
- Geheugen bij baby’s werkt hetzelfde als bij oudere kinderen en volwassenen
Duur van herinneringen
- Infantiele amnesie= afwezigheid van herinneringen aan ervaringen voor het derde levensjaar
o Herinneringen uit babytijd zijn wel permanent, maar kunnen niet altijd gemakkelijk of
accuraat worden opgehaald → vroege herinneringen kunnen vervormd naar boven komen
wanneer na oorspronkelijke vorming men wordt geconfronteerd met tegenstrijdige maar
vergelijkbare info.
o Gebrek aan taal → oudere kinderen en volwassenen kunnen herinneringen soms maar
alleen reproduceren door het vocabulaire te gebruiken dat ze ter beschikking hadden op
moment van oorspronkelijke gebeurtenis => niet in staat herinnering te beschrijven,
ookal is ze er wel.
Taalontwikkeling
- Prelinguïstische communicatie= communicatie dmv geluiden, gezichtsuitdrukkingen, gebaren,
imitatie,…
o Brabbelen= het maken van op spraak lijkende maar betekenisloze geluiden
o Vanaf 2-3 maanden tot 1 jaar
o Klinkers → na 5 maanden: medeklinkers komen erbij
ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE DEEL 1
Ontwikkelingspsychologie = wetenschappelijke studie naar patronen van groei, verandering en stabiliteit
die zich voordoen bij toenemende leeftijd, van conceptie tot aan de ouderdom.
Leeftijdsgroepen
- Prenataal periode: conceptie – geboorte
- Babytijd: geboorte tot 2 jaar
- Peutertijd: 2-3 jaar
- Kleutertijd: 3-6 jaar
- Schooltijd: 6-12 jaar
- Adolescentie: 12-20 jaar
- Volwassenheid: 20-65 jaar
- Ouderdom: 65-overlijden
Thema’s
Fysieke ontwikkeling: groei, motoriek, zintuigen
Cognitieve ontwikkeling: intelligentie, leervermogen, geheugen, taal
Sociaal-emotionele ontwikkeling: omgaan met emoties en sociale relaties
Persoonlijkheidsontwikkeling: duurzame gedragingen en (karakter)eigenschappen die de ene persoon van
de andere onderscheiden
PRENATALE PERIODE
Cognitieve ontwikkeling: intelligentie
- Genetische factoren
o Algemene intelligentie en specifieke componenten van intelligentie (ruimtelijk inzicht,
verbale vaardigheden, geheugen, …) zijn duidelijk gerelateerd aan erfelijke factoren
o Onderzoeksresultaten variëren tussen de 50-80%
o Hoe nauwer de genetische band tussen twee individuen, hoe sterker hun IQ scores
overeen komen
o Invloed van genetica neemt ook toe met de leeftijd
- Omgevingsfactoren
o Kennismaking met boeken, opleiding, vrienden
o Nature vs nurture
Socio-emotionele ontwikkeling en persoonlijkheid
- Genetische factoren
o Persoonlijkheidstrekken
• Big 5: neurocitisme vs emotionele stabiliteit en extraversie vs introversie
•
o Psychische en ontwikkelingsstoornissen
• Schizofrenie, alcoholisme, depressie, angst, ASS, ADHD
- Omgevingsfactoren
, o Imprints: conceptie, implanting, zwangerschap, geboorte
o Hechting
o Attitude van ouders
Ouders ondersteunen als vrvr
- Pre conceptuele gezondheid
- Stressregulatie → uitspreken intentie + visualisatie
- Traumasensitief werken
BABYPERIODE
Perspectieven bij kijken naar baby’s
- Psychodynamisch perspectief
o Freud
• Stadium van psychoseksuele ontwikkeling: oraal
• Kenmerken: interesse in orale bevrediging door zuigen, eten, bewegen van de
lippen, bijten
o Erikson
• Stadium van psychosociale ontwikkeling: vertrouwen vs. wantrouwen
• Kenmerken
- Positief resultaat: basisvertrouwen dankzij steun omgeving
- Negatief resultaat: angst voor en zorgen voor anderen
- Behavioristisch perspectief
o Klassieke en operante conditionering
- Cognitief perspectief
- Systemisch perspectief
- Evolutionair perspectief
COGNITIEVE ONTWIKKELING
Cognitieve ontwikkeling volgens Piaget
Schema’s
- Mentale structuren zijn de fundamentele bouwstenen van de manier waarop wij de wereld zien.
o Bv. stoffen boekje: baby → aanraken, in mond steken, op de grond mee slaan vs.
volwassenen →letters lezen
- Groei van schema’s door adaptatie (= neiging aanpassen aan omgeving)
o Assimilatie: iets nieuws plaatsen binnen bestaand schema (wat we al weten en
begrijpen)
• Bv. rammelaar assimileren aan bestaand zuigschema
o Accommodatie: aanpassen schema als er geen nieuwe info meer wordt opgedaan op
deze manier
• Bv. van sabbelen naar schudden met rammelaar
Vroegste schema’s beperken zich tot reflexen waarmee we
geboren worden → in reactie op
sensomotorische verkenning beginnen schema’s te wijzigen door
assimilatie en accommodatie =>
schema’s worden complexer bij verder ontwikkelen motorische
vaardigheden => signaal van het potentieel voor verdere cognitieve
ontwikkeling
Sensorimotorische stadium
De sensorimotorische stadium (0-2 jaar) is het eerste belangrijk
stadium van de cognitieve
Ontwikkeling
- Centraal = motorische reacties op zintuigelijke info
- 6 substadia
o Individuele verschillen in timing (fysieke rijping+ aard sociale omgeving)
, o Overgangsfasen
1. Eenvoudige reflexen
- Reflexen verschaft baby info over objecten
- Veranderingen in reflexen door opgedane ervaring met buitenwereld
2. Eerste gewoonten en primaire circulaire reacties
- Circulaire reactie: herhaling van een willekeurige motorische handeling die interessant of prettig
zijn → begin ontwikkeling cognitief schema’s
- Primair: handelingen zijn gericht op lichaam baby
3. Secundaire circulaire reacties
- Secundaire circulaire reacties= herhaalde acties die gewenst resultaat opleveren
- Handelingen gericht op omgeving
- Vocalisatie → medebepalend voor ontwikkeling taal en vorming sociale reacties
4. Coördinatie van secundaire circulaire reacties
- Intentioneel gedrag
- Anticiperen op gebeurtenissen
- Objectpermanentie = besef dat mensen en objecten niet ophouden te bestaan, ookal zijn ze niet
zichtbaar → begint in stadium 4, maar kost tijd om concept volledig onder de knie te hebben
5. Tertiaire circulaire reacties
- Tertiaire ciculaire reacties= schema’s die betrekking hebben op de doelbewuste variaties van
acties die tot gewenste resultaten leiden
- Mini-experimenten: ipv actie steeds te blijven herhalen, wijzigingen aanbrengen in situatie om te
kijken welke consequenties het heeft
- Belangstelling voor het onverwachte
6. Het begin van denken
- Mentale representatie = een innerlijke voorstelling van een gebeurtenis of object
- Begrijpen oorzaak-gevolg relaties
- Indirecte imitatie = persoon die niet meer aanwezig is, wordt geïmiteerd
Intelligentie
- Men is het nog niet eens over definitie intelligentie bij baby’s
- Ontwikkelingstest: Bayley scales of infant development (BSID-III-NL)
, o Vroegkinderlijke ontwikkeling van 16 dagen - 42 maanden, 15 dagen
o Schalen: cognitie, taal, motoriek, sociaal-emotioneel en adaptief gedrag
o Resultaat: ontwikkelingsquotiënt met gemiddelde van 100
o Zegt weinig over toekomstige ontwikkelingstraject baby’s + correlatie tussen
gedragsmetingen in babytijd en volwassen intelligentie is minimaal
o Vooral bruikbaar voor identificeren van baby’s die ernstig achterlopen op
leeftijdsgenoten en daarom speciale aandacht nodig hebben => vroege
interventieprogramma’s
Correlatie met latere intelligentie?
- Informatieverwerkingssnelheid
o Aandacht sneller afwenden van stimuli
o Sneller weergave stimuli uit geheugen terughalen
- Multimodale perceptie baby’s correlatie met latere intelligentie
o Crossmodale perceptie= vermogen om een stimulus die op eerder tijdstip slechts via
één zintuig is ervaren, later dmv ander zintuig te identificeren
- Ook andere factoren spelen rol: stimulatie omgeving,…
Geheugen
Herinneringen
- Baby’s hebben bepaalde geheugencapaciteit
- Verbetering geheugencapaciteit door ouder worden
o Bv. baby’s aanleren mobiel boven wieg te bewegen door trappelen
• 2 mdn: truc vergeten na 2 dagen
• 6 mdn: 3 weken truc onthouden
• Training is niet volledig vergeten: bij stimulatie verband opnieuw aan activatie en
associatie langer onthouden
- Geheugen bij baby’s werkt hetzelfde als bij oudere kinderen en volwassenen
Duur van herinneringen
- Infantiele amnesie= afwezigheid van herinneringen aan ervaringen voor het derde levensjaar
o Herinneringen uit babytijd zijn wel permanent, maar kunnen niet altijd gemakkelijk of
accuraat worden opgehaald → vroege herinneringen kunnen vervormd naar boven komen
wanneer na oorspronkelijke vorming men wordt geconfronteerd met tegenstrijdige maar
vergelijkbare info.
o Gebrek aan taal → oudere kinderen en volwassenen kunnen herinneringen soms maar
alleen reproduceren door het vocabulaire te gebruiken dat ze ter beschikking hadden op
moment van oorspronkelijke gebeurtenis => niet in staat herinnering te beschrijven,
ookal is ze er wel.
Taalontwikkeling
- Prelinguïstische communicatie= communicatie dmv geluiden, gezichtsuitdrukkingen, gebaren,
imitatie,…
o Brabbelen= het maken van op spraak lijkende maar betekenisloze geluiden
o Vanaf 2-3 maanden tot 1 jaar
o Klinkers → na 5 maanden: medeklinkers komen erbij