Midterm bestuursrecht
Hoorcollege week 1
Uitvoerende macht = openbaar bestuur
Bestuursrecht is het recht voor, van en tegen het openbaar bestuur:
Legitimerend (voor): het bestuursrecht geeft regels die van toepassing zijn
op de organisatie van het openbaar bestuur. Het kan regels geven over de
verhouding tussen verschillende bestuursorganen
Instrumenteel (van): het bestuursrecht geeft bevoegdheden aan het
openbaar bestuur die gezien kunnen worden als juridische instrumenten
zoals subsidie en belasting
Waarborg (tegen): als burger heb je het recht aan je zijde om je kunnen te
verweren tegen het openbaar bestuur
Openbaar bestuur: het van overheidswegen behartigen van het algemeen
belang. Zij kunnen openbaar gezag uitoefenen (= het eenzijdig vaststellen van
de rechtspositie van andere rechtssubjecten).
Besturen is echter veel meer dan de uitvoering van wetten
De vijf hoofdzaken van het bestuursrecht:
1. Organisatie: welke overheidsinstantie is bevoegd om het probleem op de
lossen? (wie mag?)
2. Bevoegdheden: hoe kan deze instantie dit probleem oplossen? Wat zijn
diens bevoegdheden? (wat mag?)
3. Normering: aan welke normen moet deze instantie zich houden? Ook al
mag je iets, dan moet dit wel binnen bepaalde normen
4. Handhaving: wat kan deze instantie doen als de regels niet worden
nageleefd?
5. Rechtsbescherming: wat kun een burger ondernemen tegen het optreden
van de overheidsinstantie?
De Wet versterking waarborgfunctie Awb stimuleert dat besluiten begrijpelijker
moeten worden voor burgers. Bestuursrecht richtte zich in eerste instantie op
rechtseenheid en rechtsontwikkeling, maar tegenwoordig richt het zich
voornamelijk op de menselijke maat (maatwerk).
Legaliteitsvereiste (bijv. art. 4:23 lid 1 Awb en art. 5:4 lid 1 Awb):
Positief-funderend: bevoegdheden van het bestuur moet berusten op een
wettelijke grondslag
Negatief-begrenzend: Bevoegdheden van het bestuur moeten worden
uitgeoefend in overeenstemming met de wet
Het legaliteitsvereiste kan op twee manieren worden toegepast. Je hebt een
strikte en rekkelijke toepassing van het legaliteitsvereiste. Bij rekkelijke
toepassing is er sprake van een ruimere benadering en wordt het
legaliteitsvereiste niet erg strikt toegepast. Bij bijvoorbeeld het begunstigen van
de bevolking hoeft de toepassing niet zo strikt te zijn. Echter, bij het belasten van
de bevolking moet het legaliteitsbeginsel strikt toegepast worden.
, De strikte opvatting: alle bestuursbevoegdheden moeten berusten op een
wettelijke grondslag
De rekkelijke opvatting: het legaliteitsbeginsel geldt alleen voor belastend
handelen van de overheid
Specialiteitsbeginsel (bijv. art. 3:3 Awb): Bevoegdheden van het bestuur mogen
slechts worden uitgeoefend ter behartiging van het specifieke belang/doel
waarvoor de wettelijke regeling is vastgesteld
Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen het algemene en bijzondere
bestuursrecht:
Algemeen bestuursrecht: regels die voor het hele bestuursrecht gelden.
Bijzonder bestuursrecht: regelen een bepaald aspect van het
maatschappelijke leven
Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen algemene en bijzondere wetten:
Algemene wet (algemene regels):
o Algemene wet bestuursrecht
o Semi-algemene wetten
Omgevingswet
Algemene wet inzake rijksbelastingen
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Bijzondere wetten (inhoudelijke regels die speciaal zijn neergelegd voor
een bepaald bestuursorgaan of onderwerp):
o Wet inkomstenbelasting
o Telecommunicatiewet
o Wet op de kansspelen
o Wet kinderopvang
Het Awb heeft een gelaagde structuur. Het begint met algemene regels en
werkt zich uit tot bijzondere regels.
Bestuursrechtelijke normstelling
Verticale normstelling: je hebt stukjes normen die bepalen welke regels op
welk niveau plaatsvindt. Een onderwerp wordt in verschillende niveaus
geformuleerd
o Bijvoorbeeld de winkeltijdenwet die het verbiedt dat winkels open
zijn op zondag. Echter, deze wet staat toe dat andere een
uitzondering maken op deze wet. De gemeentes kunnen ontheffing
verleend krijgen
Horizontale normstelling: de regels die van toepassing zijn op een partij
kunnen niet worden gevonden in één specifieke wet, maar je moet
meerdere wetten naast elkaar zetten. Dus een onderwerp wordt in
meerdere regelgeving van gelijke rang geformuleerd
Normenhiërarchie:
Verordeningen zijn AVV’s
Beleidsregels zorgen
ervoor dat
, Het Awb wordt een aanbouwwet genoemd, omdat het in veel verschillende delen
(tranches) in werking is getreden. Aanbouwwetgeving is nieuwe wetgeving. Bij
aanpassingswetgeving worden bestaande bepalingen aangepast.
Doelstellingen van het Awb:
Harmonisatie van bestuursrechtelijke wetgeving / meer eenheid in de
bestuursrechtelijke wetgeving
Vereenvoudigen en systematisering van bestuursrechtelijke wetgeving
Codificatie van normen die in de rechtspraak zijn ontwikkeld
Treffen van voorzieningen die naar hun aard een algemene regeling
behoeven
Bescherming van de burger en de rechtsstaat (waarborg)
Conflictregels:
Lex specialis: bijzondere wet gaat voor algemene wet
Lex superior: de hogere wet gaat voor de lagere wet
Lex posterior: de jongere wet gaat voor de oudere wet
Vier categorieën van Awb-bepalingen:
Dwingend recht: hier mag alleen de wet in formele zin van afwijken. Lagere
wetgeving mag dit niet
o Formulering: dwingend
Regelend recht: naast wifz, ook afwijking in lagere wetgeving mogelijk
o Formulering: ‘art. tekst, tenzij (bij wettelijk voorschrift anders is
bepaald)’
Aanvullend recht: hoofdregel in (lagere) wetgeving. Dit is het vangnet van
de Awb en heeft restbepalingen als andere (bijzondere) wetgeving niks
bepaalt
o Een beschikking dient te worden gegeven binnen de bij wettelijk
voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een
termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
Facultatief recht: optioneel recht. Dit is alleen van toepassing indien dit
expliciet is bepaald of aangegeven (door regelgever/bestuursorgaan). De
keuze moet opengelaten worden.
o Formulering: optioneel
o Tenzij het bestuursorgaan een andere redelijke termijn kiest
o ‘Deze paragraaf is van toepassing indien dit bij wettelijk voorschrift
is bepaald.’
Hoorcollege week 2
Organisatie van het openbaar bestuur
Het openbaar bestuur van Nederland bestaat uit meerdere organisaties die
samen besturen:
Openbare lichamen: een publieke gemeenschap van organen die onderling
in een wettelijk geregelde relatie staan en van een bestuurde bevolking die
tegelijk invloed kan uitoefenen op deze organen. Rechtspersonen hebben
organen nodig om te functioneren:
Hoorcollege week 1
Uitvoerende macht = openbaar bestuur
Bestuursrecht is het recht voor, van en tegen het openbaar bestuur:
Legitimerend (voor): het bestuursrecht geeft regels die van toepassing zijn
op de organisatie van het openbaar bestuur. Het kan regels geven over de
verhouding tussen verschillende bestuursorganen
Instrumenteel (van): het bestuursrecht geeft bevoegdheden aan het
openbaar bestuur die gezien kunnen worden als juridische instrumenten
zoals subsidie en belasting
Waarborg (tegen): als burger heb je het recht aan je zijde om je kunnen te
verweren tegen het openbaar bestuur
Openbaar bestuur: het van overheidswegen behartigen van het algemeen
belang. Zij kunnen openbaar gezag uitoefenen (= het eenzijdig vaststellen van
de rechtspositie van andere rechtssubjecten).
Besturen is echter veel meer dan de uitvoering van wetten
De vijf hoofdzaken van het bestuursrecht:
1. Organisatie: welke overheidsinstantie is bevoegd om het probleem op de
lossen? (wie mag?)
2. Bevoegdheden: hoe kan deze instantie dit probleem oplossen? Wat zijn
diens bevoegdheden? (wat mag?)
3. Normering: aan welke normen moet deze instantie zich houden? Ook al
mag je iets, dan moet dit wel binnen bepaalde normen
4. Handhaving: wat kan deze instantie doen als de regels niet worden
nageleefd?
5. Rechtsbescherming: wat kun een burger ondernemen tegen het optreden
van de overheidsinstantie?
De Wet versterking waarborgfunctie Awb stimuleert dat besluiten begrijpelijker
moeten worden voor burgers. Bestuursrecht richtte zich in eerste instantie op
rechtseenheid en rechtsontwikkeling, maar tegenwoordig richt het zich
voornamelijk op de menselijke maat (maatwerk).
Legaliteitsvereiste (bijv. art. 4:23 lid 1 Awb en art. 5:4 lid 1 Awb):
Positief-funderend: bevoegdheden van het bestuur moet berusten op een
wettelijke grondslag
Negatief-begrenzend: Bevoegdheden van het bestuur moeten worden
uitgeoefend in overeenstemming met de wet
Het legaliteitsvereiste kan op twee manieren worden toegepast. Je hebt een
strikte en rekkelijke toepassing van het legaliteitsvereiste. Bij rekkelijke
toepassing is er sprake van een ruimere benadering en wordt het
legaliteitsvereiste niet erg strikt toegepast. Bij bijvoorbeeld het begunstigen van
de bevolking hoeft de toepassing niet zo strikt te zijn. Echter, bij het belasten van
de bevolking moet het legaliteitsbeginsel strikt toegepast worden.
, De strikte opvatting: alle bestuursbevoegdheden moeten berusten op een
wettelijke grondslag
De rekkelijke opvatting: het legaliteitsbeginsel geldt alleen voor belastend
handelen van de overheid
Specialiteitsbeginsel (bijv. art. 3:3 Awb): Bevoegdheden van het bestuur mogen
slechts worden uitgeoefend ter behartiging van het specifieke belang/doel
waarvoor de wettelijke regeling is vastgesteld
Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen het algemene en bijzondere
bestuursrecht:
Algemeen bestuursrecht: regels die voor het hele bestuursrecht gelden.
Bijzonder bestuursrecht: regelen een bepaald aspect van het
maatschappelijke leven
Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen algemene en bijzondere wetten:
Algemene wet (algemene regels):
o Algemene wet bestuursrecht
o Semi-algemene wetten
Omgevingswet
Algemene wet inzake rijksbelastingen
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Bijzondere wetten (inhoudelijke regels die speciaal zijn neergelegd voor
een bepaald bestuursorgaan of onderwerp):
o Wet inkomstenbelasting
o Telecommunicatiewet
o Wet op de kansspelen
o Wet kinderopvang
Het Awb heeft een gelaagde structuur. Het begint met algemene regels en
werkt zich uit tot bijzondere regels.
Bestuursrechtelijke normstelling
Verticale normstelling: je hebt stukjes normen die bepalen welke regels op
welk niveau plaatsvindt. Een onderwerp wordt in verschillende niveaus
geformuleerd
o Bijvoorbeeld de winkeltijdenwet die het verbiedt dat winkels open
zijn op zondag. Echter, deze wet staat toe dat andere een
uitzondering maken op deze wet. De gemeentes kunnen ontheffing
verleend krijgen
Horizontale normstelling: de regels die van toepassing zijn op een partij
kunnen niet worden gevonden in één specifieke wet, maar je moet
meerdere wetten naast elkaar zetten. Dus een onderwerp wordt in
meerdere regelgeving van gelijke rang geformuleerd
Normenhiërarchie:
Verordeningen zijn AVV’s
Beleidsregels zorgen
ervoor dat
, Het Awb wordt een aanbouwwet genoemd, omdat het in veel verschillende delen
(tranches) in werking is getreden. Aanbouwwetgeving is nieuwe wetgeving. Bij
aanpassingswetgeving worden bestaande bepalingen aangepast.
Doelstellingen van het Awb:
Harmonisatie van bestuursrechtelijke wetgeving / meer eenheid in de
bestuursrechtelijke wetgeving
Vereenvoudigen en systematisering van bestuursrechtelijke wetgeving
Codificatie van normen die in de rechtspraak zijn ontwikkeld
Treffen van voorzieningen die naar hun aard een algemene regeling
behoeven
Bescherming van de burger en de rechtsstaat (waarborg)
Conflictregels:
Lex specialis: bijzondere wet gaat voor algemene wet
Lex superior: de hogere wet gaat voor de lagere wet
Lex posterior: de jongere wet gaat voor de oudere wet
Vier categorieën van Awb-bepalingen:
Dwingend recht: hier mag alleen de wet in formele zin van afwijken. Lagere
wetgeving mag dit niet
o Formulering: dwingend
Regelend recht: naast wifz, ook afwijking in lagere wetgeving mogelijk
o Formulering: ‘art. tekst, tenzij (bij wettelijk voorschrift anders is
bepaald)’
Aanvullend recht: hoofdregel in (lagere) wetgeving. Dit is het vangnet van
de Awb en heeft restbepalingen als andere (bijzondere) wetgeving niks
bepaalt
o Een beschikking dient te worden gegeven binnen de bij wettelijk
voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een
termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
Facultatief recht: optioneel recht. Dit is alleen van toepassing indien dit
expliciet is bepaald of aangegeven (door regelgever/bestuursorgaan). De
keuze moet opengelaten worden.
o Formulering: optioneel
o Tenzij het bestuursorgaan een andere redelijke termijn kiest
o ‘Deze paragraaf is van toepassing indien dit bij wettelijk voorschrift
is bepaald.’
Hoorcollege week 2
Organisatie van het openbaar bestuur
Het openbaar bestuur van Nederland bestaat uit meerdere organisaties die
samen besturen:
Openbare lichamen: een publieke gemeenschap van organen die onderling
in een wettelijk geregelde relatie staan en van een bestuurde bevolking die
tegelijk invloed kan uitoefenen op deze organen. Rechtspersonen hebben
organen nodig om te functioneren: