Sportkunde blok 3 samenvatting energiesystemen
Kennisclip-Celstofwisseling inleiding:
Celstofwisseling= processen waarmee cellen stoffen uitwisselen met de buitenwereld.
-Cellen kunnen stoffen opnemen en die moleculen via het membraan transport opnemen, kunnen de
stoffen in de cel ombouwen tot andere moleculen, en kunnen die gevormde moleculen eventueel
weer terugbrengen richting het externe milieu (omgeving buiten de cel).
Celstofwisseling:
-Er zijn een heleboel complexe celstofwisseling reacties, in essentie gaat het om deze 2;
1.Assimilatie→ reacties waarbij kleine moleculen worden omgezet naar grote moleculen (kleine
moleculen worden samengevoegd tot een groot molecuul).
Voorbeeld; fotosynthese= de koolstof assimilatie. Van anorganische moleculen naar organische
moleculen CO2 en H2O worden aan elkaar gekoppeld. Daarbij wordt glucose gevormd en zuurstof
(C6H12O6).
-Kunnen we in ons lichaam ook organische moleculen opnemen (opname kleine suikers, vetzuren,
monosachariden). Kunnen we aan elkaar koppelen om eiwitten, grote suikers, vetten te maken.
Gebeurt in onze dierlijke cel. Die vormt de voortgezette assimilatie, is de voortzetting van koolstof
assimilatie. Koolstof assimilatie is de primaire vorm van assimilatie.
-Assimilatie reacties kosten altijd energie. Altijd energie toevoegen aan de reactie om hem te kunnen
laten verlopen.
-Bij fotosynthese is dit zonlicht. Plant heeft zonlicht nodig om fotosynthese te laten verlopen.
2.Dissimilatie→ reacties waarbij grote organische moleculen worden afgebroken tot kleinere
organische moleculen of anorganische moleculen.
Voorbeeld; verbranding van glucose. C6H12O6 verbranden, met zuurstof, dan vormen we CO2 en
H2O.
-Bij deze reacties komt altijd energie vrij. Die energie kan worden gebruikt in de cel om allerlei
processen te laten verlopen. Maar deze energie die vrijkomt kan niet direct worden gebruikt.
-Deze energie wordt in eerste instantie gebruikt om ATP te maken.
-ATP is een molecuul dat in eigenlijk elke reactie kan worden gebruikt om energie aan te onttrekken.
-In het mitochrondiën moet veel ATP worden gemaakt. Dit gebeurt door ADP en Fosfaat aan elkaar te
koppelen, om ATP te maken. (ADP + P1= ATP).
-Voor die koppeling (assimilatie reactie) is energie nodig, die energie komt uit dissimilatie.
-Als er een voorraad ATP is, kan de ATP worden afgebroken tot ADP en P, die energie kan wel meteen
worden gebruikt.
-Voor transport mechanisme aan te drijven
-Voor voortgezette assimilatie uit te voeren
(de energie die vrijkomt bij ATP kan voor veel verschillende processen gebruikt worden).
, Kennisclip-Celstofwisseling ATP:
-Celstofwisseling bestaat uit assimilatie reacties (kleine moleculen samengevoegd tot grote
moleculen, deze reacties vragen energie) en dissimilatie reacties (grote moleculen worden
afgebroken tot kleine moleculen, bij deze reacties komt energie vrij).
-De vrijgekomen energie (met name in mitochondriën), wordt gebruikt om van ADP+P1 naar ATP te
gaan. ATP is een energiedrager die kan worden gebruikt om allerlei reacties in het lichaam die
energie nodig hebben om te kunnen verlopen, te laten verlopen.
ATP vs. ADP:
-ATP= adenosinetrifosfaat
-Structuurformule ATP; adenosinegroep (bestaat uit ribose suiker) en adeninegroep (stikstofbasen a
in DNA en RNA). Ook een trifosfaatgroep (3-tal fosfaatgroepen). Dit samen is adenosinetrifosfaat.
-Andere varianten molecuul; adenosinedifosfaat. ADP. Er wordt één fosfaatgroep afgekoppeld, er
blijven er 2 over.
Adenosinemonofosfaat. ANP. Ook de 2e fosfaatgroep wordt
afgekoppeld.
(Kan ook andere stikstofbasen zoals cytosine, guanine, uberasiel. Dit zou dan CTP, GTP, UTP. Ook
deze moleculen kunnen als energiedrager dienst doen).
-ATP→ soort opgeladen batterij
-ADP→ redelijk leeggelopen batterij
-ANP→ nog minder energie
-Overgang van ATP naar ADP komt er energie vrij.
-Overgang van ADP naar ATP komt er energie vrij.
-Deze energie wordt gebruikt om allerlei reacties aan te drijven.
Kennisclip-Celstofwisseling inleiding:
Celstofwisseling= processen waarmee cellen stoffen uitwisselen met de buitenwereld.
-Cellen kunnen stoffen opnemen en die moleculen via het membraan transport opnemen, kunnen de
stoffen in de cel ombouwen tot andere moleculen, en kunnen die gevormde moleculen eventueel
weer terugbrengen richting het externe milieu (omgeving buiten de cel).
Celstofwisseling:
-Er zijn een heleboel complexe celstofwisseling reacties, in essentie gaat het om deze 2;
1.Assimilatie→ reacties waarbij kleine moleculen worden omgezet naar grote moleculen (kleine
moleculen worden samengevoegd tot een groot molecuul).
Voorbeeld; fotosynthese= de koolstof assimilatie. Van anorganische moleculen naar organische
moleculen CO2 en H2O worden aan elkaar gekoppeld. Daarbij wordt glucose gevormd en zuurstof
(C6H12O6).
-Kunnen we in ons lichaam ook organische moleculen opnemen (opname kleine suikers, vetzuren,
monosachariden). Kunnen we aan elkaar koppelen om eiwitten, grote suikers, vetten te maken.
Gebeurt in onze dierlijke cel. Die vormt de voortgezette assimilatie, is de voortzetting van koolstof
assimilatie. Koolstof assimilatie is de primaire vorm van assimilatie.
-Assimilatie reacties kosten altijd energie. Altijd energie toevoegen aan de reactie om hem te kunnen
laten verlopen.
-Bij fotosynthese is dit zonlicht. Plant heeft zonlicht nodig om fotosynthese te laten verlopen.
2.Dissimilatie→ reacties waarbij grote organische moleculen worden afgebroken tot kleinere
organische moleculen of anorganische moleculen.
Voorbeeld; verbranding van glucose. C6H12O6 verbranden, met zuurstof, dan vormen we CO2 en
H2O.
-Bij deze reacties komt altijd energie vrij. Die energie kan worden gebruikt in de cel om allerlei
processen te laten verlopen. Maar deze energie die vrijkomt kan niet direct worden gebruikt.
-Deze energie wordt in eerste instantie gebruikt om ATP te maken.
-ATP is een molecuul dat in eigenlijk elke reactie kan worden gebruikt om energie aan te onttrekken.
-In het mitochrondiën moet veel ATP worden gemaakt. Dit gebeurt door ADP en Fosfaat aan elkaar te
koppelen, om ATP te maken. (ADP + P1= ATP).
-Voor die koppeling (assimilatie reactie) is energie nodig, die energie komt uit dissimilatie.
-Als er een voorraad ATP is, kan de ATP worden afgebroken tot ADP en P, die energie kan wel meteen
worden gebruikt.
-Voor transport mechanisme aan te drijven
-Voor voortgezette assimilatie uit te voeren
(de energie die vrijkomt bij ATP kan voor veel verschillende processen gebruikt worden).
, Kennisclip-Celstofwisseling ATP:
-Celstofwisseling bestaat uit assimilatie reacties (kleine moleculen samengevoegd tot grote
moleculen, deze reacties vragen energie) en dissimilatie reacties (grote moleculen worden
afgebroken tot kleine moleculen, bij deze reacties komt energie vrij).
-De vrijgekomen energie (met name in mitochondriën), wordt gebruikt om van ADP+P1 naar ATP te
gaan. ATP is een energiedrager die kan worden gebruikt om allerlei reacties in het lichaam die
energie nodig hebben om te kunnen verlopen, te laten verlopen.
ATP vs. ADP:
-ATP= adenosinetrifosfaat
-Structuurformule ATP; adenosinegroep (bestaat uit ribose suiker) en adeninegroep (stikstofbasen a
in DNA en RNA). Ook een trifosfaatgroep (3-tal fosfaatgroepen). Dit samen is adenosinetrifosfaat.
-Andere varianten molecuul; adenosinedifosfaat. ADP. Er wordt één fosfaatgroep afgekoppeld, er
blijven er 2 over.
Adenosinemonofosfaat. ANP. Ook de 2e fosfaatgroep wordt
afgekoppeld.
(Kan ook andere stikstofbasen zoals cytosine, guanine, uberasiel. Dit zou dan CTP, GTP, UTP. Ook
deze moleculen kunnen als energiedrager dienst doen).
-ATP→ soort opgeladen batterij
-ADP→ redelijk leeggelopen batterij
-ANP→ nog minder energie
-Overgang van ATP naar ADP komt er energie vrij.
-Overgang van ADP naar ATP komt er energie vrij.
-Deze energie wordt gebruikt om allerlei reacties aan te drijven.