samenvatting
Kennisclip-Spieranatomie
-Naast allerlei soorten en maten skeletspieren (die je ziet aan oppervlakte in referentiehouding)
hebben we nog andere type spieren.
1.De skeletspier: ook wel ‘dwarsgestreepte spier’.
2.Het hart: heeft eigen spiersysteem. ‘hartspiervezels’. Bijzonder, want worden enerzijds zelf
aangestuurd in het hart. Je ziet vezels met wel wat dwarsstreeping, maar celkernen liggen
tussendoor verweven.
3.Gladspierweefsels: vind je in al onze organen. Zorgen voor bewegen van organen. (bv bij verteren)
De basisstructuur van een skeletspier:
-De totale spier is de spierbuik. Als je die dwars doorsnijdt zie je allerlei compartimenten. Die worden
ingedeeld door epimysium.
-Epimysium zijn bindweefsel structuren die tussen/om iedere fascilus heen zitten.
-Fascilus is een spierbundel.
-De spierbuik bestaat uit verschillende spierbundels.
-De bindweefsel structuren in een spierbundel heten endomysium (zitten tussen verschillende
spiervezels.
-Een spierbundel bestaat uit een verzameling van spiervezels.
-Spiervezels, ook wel spiercellen, hierin vind je de celkern. In deze spiercel vindt je geen bindweefsel
structuren, maar wel sacroplasma. Daar zit de energiestoffen in en het vocht van de spier.
-Celkern bevindt zich vlak onder het sarcolemma.
-Sarcolemma is het spiervezelmembraam.
-In zo’n spiercel, of spiervezel, vind je myofibrillen. Dit is de kleinste eenheid, waarin je ook beetje de
dwars streeping vindt, waaruit een spier bestaat.
-In zo’n myofibril vindt je allerlei verschillende myofilamenten.
,Spierfascia (spierloge van bindweefsel):
-Een gehele spier zit in een spierloge.
-Als je een dwarsdoorsnee maakt zie je dat iedere spier een eigen loge/plek heeft.
-Spierfascia zorgt voor: -bescherming van de spieren
-structuur (dat het allemaal goed bij elkaar wordt gehouden)
-minder frictie (spieren kunnen afzonderlijk van elkaar goed t.o.v. elkaar
bewegen
-vasthouden water, vetten, etc. (en andere voedingsstoffen)
-doorgang bloedvaten en zenuwen (blauw/rood in het plaatje, gaan naar
proximaal en distaal gelegen gebieden)
(wit in het plaatje zijn bindweefsel structuren)
,Opbouw spiervezel:
-Bestaat uit verzameling van myofibrillen.
-Zakje waar het in zit is het sarcolemma.
-In het sarcolemma vind je ook de celkernen terug en het sarcoplasma.
-In het sarcoplasma vind je onder andere ook sarcoplasmatisch reticulum (gele structuur in plaatje).
Dit zorgt ervoor dat calcium heel snel over heel de spiervezel verspreidt kan worden.
-Calcium is wat we nodig hebben voor een spiercontractie.
-De T-tubules helpt ook bij de verspreiding. Deze zorgen ervoor dat spier goed geactiveerd kan
worden.
-Paarse organen in plaatje zijn mitochondrion. Hierbinnen vinden aerobe energie systemen plaats.
Daarin wordt de energie vrijgemaakt met behulp van zuurstof.
Myofibrillen:
-Kleinste eenheid in spiervezels.
-Ze hebben verschillende lijnen en zones. Daar komt de naam dwarsgestreept spierweefsel vandaan.
Want je ziet de dwarsstreeping terug.
-De M-lijn: hierin ligt de basis van alle myosine filamenten. Dus de stevige basis van filamenten wat
nog vezeltjes zijn die in een spier, in een myofibril, over elkaar heen schuiven.
-De Z-lijn: de basis waar alle actine filamenten aan elkaar vast zitten.
Dit levert zones en banden op:
-De A-band: is altijd even lang. Dit is de lengte van 2 myosine filamenten. Die zitten in de basis aan
elkaar. De ene gaat de ene kant op en de ander de andere kant.
-De I-band: rondom de basis van de actine filamenten. Deze wordt kleiner/groter naarmate de spier
verkort of verlengd. Als de 2 M-lijnen dichter naar elkaar toe bewegen wordt de I-band kleiner, dit is
bij spier verkorting.
-H-zone: zone die altijd vrij blijft van actine. Het is een beetje een veiligheidsmarge en deze zit
ingebouwd.
Als je een myofibril nog dwarsdoorsnijdt zie je bij:
-De A-band dat de myosine en actine netjes naast elkaar geplaatst is en verweven is. Het raakt
elkaar fysiek niet aan.
-De I-band alleen de actine filamenten terug.
-De M-lijn de filamenten (puntjes) zijn in een netwerk met elkaar verweven (met lijntjes) wat de
stevige basis vormt.
, Samenvatting:
Voorbeeld passieve weefsels:
1.Eindpees= vormt de aanhechting van de spierbuik aan het bot (daardoor verlopen krachten die de
spier uitoefent)
2.Epimysium= passief bindweefsel om de spierbuik (die uit meerdere spierbundels bestaat)
3.Perimysium= passief bindweefsel tussen de verschillende spierbundels (die bestaan uit meerdere
spiervezels) (perimysium om epimysium heen)
4.Endomysium= passief bindweefsel tussen de spiervezels van de spierbundels
5.Maar ook titine en myiosinehals in het sacromeer
Actieve weefsels:
1.Spiervezels bestaan uit meerdere myofibrillen. (aaneenschakeling van sarcomeren)
2.Myofibrillen zijn draadvormige structuren bestaande uit actine en myosine eiwitten die over elkaar
heen glijden en aan elkaar vasthaken (bij spiercontractie) (gliding filaments)
Kennisclip-Spieraansturing:
-Kracht leveren: Size principle
-Bij een geleidelijk aan oplopende contractiekracht worden eerst de slow twitch motorische
eenheden (ST) gerekruteerd en bij sterkere stimulatie van de vezels ook de fast twitch
eenheden (FTa en FTb).
-De hoeveelheid kracht wordt bepaald door het stimuleren van de verschillende motor units
(motorische eenheden).
-Eerst worden slow twitch ST ingezet, daarna fast twitch FTa en nog daarna pas fast twitch FTb.