Week 1
Brassey, J., Marcus, J., & van Dam, N. (2018). Organisaties en
organisatieverandering. In E. Mooijman, J. Rijken & N. van Dam (Eds.). Handboek
Leren & Ontwikkelen in Organisaties. (pp. 79-140). Noordhoff Uitgevers.
Organisaties doen aan strategievorming om toekomstvisies te kunnen
formuleren en te realiseren. Om dit te kunnen doen is het belangrijk om kennis te
hebben over de samenleving van een organisatie. Verschillende partijen en
omgevingsfactoren kunnen namelijk invloed hebben op organisaties.
Partijen oftewel stakeholders zijn verschillende soorten mensen die een
directe invloed hebben op organisaties. Voorbeelden van partijen zijn:
1. Afnemers: Mensen die vraag uitoefenen naar producten en diensten van
de organisatie. De behoefte van deze mensen is afhankelijk van
verschillende factoren.
2. Leveranciers: Organisaties maken gebruik van producten en diensten
van andere organisaties, oftewel leveranciers.
3. Concurrentie: Bepalen de speelruimte die organisaties hebben op de
markt. Belangrijk om te traceren en na te gaan wat je eigen marktpositie
is.
4. Vermogensverschaffers: Organisaties zijn aangewezen op financiële
middelen om te kunnen doen wat ze willen doen. Deze krijgen ze
bijvoorbeeld van aandeelhouders, de overheid en financiële instellingen.
5. Werknemers: Belangrijkste factor van een organisatie. Gebruiken
medezeggenschap om de richting van de organisatie te beïnvloeden.
6. Belangenbehartigingsorganisaties: Organisaties die de belangen van
een bepaalde groep mensen behartigen.
7. Overheidsinstellingen: Beïnvloeden organisaties door ervoor te zorgen
dat ze overheidsbeleid en regels naleven.
8. Media: Media heeft een grote invloed op de publieke opinie, door
organisaties op een bepaalde manier te portretteren.
Omgevingsinvloeden beïnvloeden de organisatie indirect en slechts in
beperkte mate. Voorbeelden van omgevingsinvloeden zijn:
1. Milieufactoren: Organisaties moeten overheidswetten aangaande het
milieu naleven. Hierbij moeten ze hun huidige activiteiten schoon maken,
nieuwe kansen benutten en werken aan een duurzamere toekomst.
2. Technologische factoren: Continue verbetering van productiemethoden
en innovaties van goederen en diensten. Deze zijn essentieel voor de
concurrentiepositie van organisaties.
3. Demografische factoren: Omvang, groei en samenstelling van de
bevolking. Beïnvloedt op welke markt organisaties zich richten en welke
goederen en diensten ze aanbieden.
4. Economische factoren: Bepalen het succes van de organisatie. Denk
bijvoorbeeld aan productiekosten, inkomensverdeling en inflatie.
5. Politieke factoren: De overheid moet vanuit de politieke
verantwoordelijkheid die ze draagt de zaken in het economische leven
sturen. Denk bijvoorbeeld aan invloed op de arbeidsmarkt en de
eenwording van de Europese markt.
6. Maatschappelijke factoren: Organisaties zijn onderdeel van een
maatschappij en het is belangrijk om deze maatschappij tevreden te
, houden. Organisaties moeten hierdoor steeds meer rekening houden met
bijvoorbeeld het milieu en zaken combineren met zorg dragen (people,
planet & profit). Dit wordt ook wel duurzaam ondernemen of
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) genoemd. Als dit
niet gebeurd, kunnen werknemers en belangenbehartigers zich tegen
organisaties gaan keren met behulp van de media.
Daft, R. L., Murphy, J., & Willmott, H. (2020). Chapter 1. What are organizations?
Organization Theory & Design. An international perspective (pp. 2-18). Fourth
Edition. Cengage Learning EMEA.
Organisaties moeten continu omgaan met veranderingen van de omgeving.
Organiseren is daarom ook een kwetsbaar en beladen proces, met veel
onzekerheid.
Als we het hebben over ‘de organisatie’ dan gaat het vaak niet over de
hele organisatie, maar eerder over specifieke mensen. Organisaties zijn
namelijk hiërarchische en ondemocratische structuren, waarbij de top vaak
verantwoordelijk wordt gehouden. De beslissingen die zij maken zijn
gebaseerd op de verlangens van stakeholders, maar kunnen ook gekleurd
zijn door eigen belangen. We spreken dan ook van de politieke economie
van organisaties, die bestaat uit twee componenten:
1. Polity/Political system: fundamentele normen van de organisatie.
Hierbij gaat het over de hiërarchie, macht en invloeden binnen een
organisatie.
2. Economy: economische structuren en processen. Hierbij gaat het om
het transformeren van rauwe materialen in producten en/of diensten.
Organisaties krijgen met verschillende soorten uitdagingen te maken. De
grootste uitdagingen op dit moment zijn:
1. Globalisering: de wereld is meer met elkaar verbonden dan ooit. Dit
betekent dat landen makkelijker invloed op elkaar kunnen uitoefenen,
maar ook dat organisaties verschillende delen van hun bedrijf in andere
landen kunnen lokaliseren. Hierdoor kunnen delen geplaatst worden waar
ze het meest logisch zijn voor de organisatie, zoals bijvoorbeeld productie
in goedkopere landen.
2. Ethische en sociale verantwoordelijkheid: gaat over zaken zoals
milieuvervuiling tegengaan, ethisch handelen tegenover werknemers en
het beperken van schandalen binnen het bedrijf. Het publiek geeft vaak de
schuld aan alle uitvoerende managers van dergelijke schandalen, terwijl
dat niet altijd zo hoeft te zijn.
3. Reactievermogen: snel reageren op omgevingsveranderingen, crises
binnen de organisatie en veranderende verwachtingen van klanten. De
financiële basis voor de hedendaagse economie is dan ook informatie: hoe
meer je weet, hoe beter je hierop kunt inspelen. Deze kennis kan echter
ook op onethische wijze gebruikt worden, wat weer tegenstrijdig kan
werken.
4. Digitale werkplaats: organisaties zijn overweldigd door
informatietechnologie, die invloed heeft op hoe organisaties in elkaar
zitten, worden gemanaged en het externe milieu waar ze zaken in doen. Er
zijn verschillende effecten van de digitale werkplaats:
Werknemers werken veel online op computers en hebben via deze
online interactie met collega’s.
, Disintermediation: klanten kopen dingen direct van de leverancier
i.p.v. een tussenpersoon, zoals een winkel.
Beslissingen maken wordt minder hiërarchisch, doordat informatie
door de hele organisatie wordt gedeeld.
5. Diversiteit: de hedendaagse werkvloer is veel gevarieerder dan ooit, met
oudere werknemers, vrouwen, verschillende genders en culturen. Dit
brengt echter ook een aantal uitdagingen met zich mee:
Volledig erkennen en omarmen van diversiteit.
Werk- en familiezaken balanceren.
Omgaan met de culturele verschillen, die vaak ook betrekking
hebben op manier van werken.
Diversiteit is helaas vaak nog steeds eerder een uitzondering dan een regel.
Vrouwen blijven bijvoorbeeld aanbotsen tegen een glazen plafond.
Definitie van ‘organisatie’
Organisaties zijn:
1. Sociale entiteiten: organisaties zijn sociaal, omdat er mensen binnen
een organisatie werken en situaties kunnen interpreteren, negeren of zich
verzetten tegen bepaalde acties.
2. Doel georiënteerd: organisaties bedenken de meest effectieve manier
om hun doelen te bereiken.
3. Doelbewuste, gestructureerde en gecoördineerde activiteiten
systemen: binnen een organisatie zijn er formele beroepsomschrijvingen,
regels en procedures waar mensen zich aan zouden moeten houden. Om
deze structuur ook daadwerkelijk te laten werken, is er participatie en
samenwerking nodig van de werknemers. Deze structuur is in
werkelijkheid namelijk veel flexibeler dan op papier, waarbij er bijvoorbeeld
ook veel sprake is van horizontale coördinatie.
4. Gelinkt aan ‘externe omgeving’: organisaties worden gevormd en
veranderen de omgeving waarin zij bestaan.
Organisatietypen
Er zijn veel verschillende organisatiestypen, maar in dit hoofdstuk wordt er
onderscheid gemaakt tussen twee verschillende soorten:
1. For-profit organisaties: activiteiten van managers zijn bij dit type
organisatie voornamelijk gericht op het produceren van producten en
diensten om het vertrouwen van aandeelhouders te behouden. Prestatie
wordt gemeten op basis van winst.
2. Non-profit organisaties: activiteiten zijn gericht op het laag houden van
de organisatiekosten, omdat diensten en producten worden gemaakt voor
niet betalende klanten. Uitdagingen bestaan daarom vooral uit het veilig
stellen van financiële middelen, bijvoorbeeld door middel van werving.
Prestatie wordt gemeten op basis van andere schalen, zoals sociale doelen.
Een combinatie van deze beide is social enterprise, waarbij
commerciële activiteiten worden gekoppeld aan het behalen van
sociale doelen.
Waarom zijn organisaties belangrijk?
1. Bij elkaar brengen van hulpmiddelen om gewenste doelen en uitkomsten
te bereiken: het combineren van materialen om iets te maken,
bijvoorbeeld onderdelen van een vliegtuig in elkaar zetten.
2. Producten en diensten produceren
, 3. Innovatie faciliteren: organisaties kunnen niet hetzelfde blijven, maar
moeten meegaan met de tijd en continu manieren vinden om beter te
gaan presteren.
4. Gebruik maken van moderne productie, service en informatie
technologieën
5. Aanpassen en beïnvloeden van omgeving
6. Waarde creëren: door het maken van producten en diensten en ervoor te
zorgen dat werknemers werk hebben.
7. Omgaan met uitdagingen zoals diversiteit, ethiek en motivatie en
coördinatie van werknemers
Daft, R. L., Murphy, J., & Willmott, H. (2020). Chapter 2. Perspectives on
organizations. Organization Theory & Design. An international perspective (pp.
19-33). Fourth Edition. Cengage Learning EMEA.
Er zijn twee soorten organisatiesystemen:
1. Gesloten systeem: dit perspectief focust zich uitsluitend op de
organisatie. Organisaties worden gezien als op zichzelf opererend en
buitengesloten van de buitenwereld. Dit perspectief stond in vroegere
management ideeën vaak centraal.
2. Open systeem: dit perspectief stelt dat er een ‘open grens’ is tussen een
organisatie en diens omgeving. Organisaties krijgen hulpmiddelen binnen
(input) en zorgen ervoor dat dit wordt omgetoverd tot producten en
diensten (output). Dit is de sleutel tot overleven en voortbestaan van een
organisatie. Door dit systeem kan een organisatie meebuigen met diens
omgeving. Echter, is het wel belangrijk dat werknemers niet in een
‘bubbel’ blijven denken. Dit perspectief is in de laatste jaren steeds
populairder geworden.
Beperking: dit denken presenteert een erg precies idee over hoe
organisaties opereren en gelinkt zijn aan hun omgeving. In praktijk
is dit echter vaak anders, omdat mensen niet precies opereren zoals
het in de boeken staat.
Organisatie dimensies
Structurele dimensies: interne karakteristieken van de organisatie.
Meetbare en zichtbare aspecten die een organisatie structureren en
vormgeven.