samenvatting hoofdstuk 12 leren en cognitie: Effectief leren en studeren

Samenvatting hoofdstuk 12:
Effectief leren en studeren
Metacognitie  bewustzijn en begrip over je eigen denk- en leerprocessen en
controle over de regulatie van deze processen (nadenken over nadenken)
- bewustzijn over je eigen leer- en geheugenvaardigheden en wat je realistisch
gezien kan bereiken
- bewustzijn over welke leerstrategieën effectief zijn en welke niet
- een route plannen voor het leren van een nieuwe taak
- leerstrategieën kunnen aanpassen aan de situatie
- monitoren van je huidige kennis
- bewustzijn van effectieve ophaalstrategieën
hoe beter iemands metacognitie is, hoe beter diegene presteert op school

Metacognitie lijkt erg op het sociaal cognitieve woord zelfregulatie.
Zelfregulerend leren bevat de volgende onderdelen:

 Doelen stellen  zowel op lange als op korte termijn
 Plannen  stappenplan maken om doelen te bereiken, kijken waar meer
en minder aandacht aan besteed moet worden
 Zelfmotivatie  niet uitstellen, bewust methodes gebruiken om te blijven
werken
 Controle over aandacht
 Juiste leerstrategieën kiezen  aangepast aan het doel
 Zelfmonitoring  leerstrategie aanpassen als blijkt dat er te weinig
vooruitgang geboekt is
 Op een gepaste manier hulp zoeken
 Zelfevaluatie  is het doel al bereikt?
 Zelfreflectie



Effectieve leerstrategieën
leerstrategie = bewust en doelgericht gebruik maken van een specifieke
strategie

Effectieve leerstrategieën:

 Betekenisvol leren
 Organisatie  bijvoorbeeld door een concept map te maken, dit zorgt er
ook voor dat de docent kan zien wat een kind al snapt en waar nog
misvattingen over zijn
 Elaboratie
 Aantekeningen maken zorgt ervoor dat de leerling zijn aandacht erbij
houdt, helpt bij het encoderen van de informatie (het is nu zowel verbaal
als visueel) en het vormt een externe opslag. Docenten kunnen helpen bij
het maken van de juiste notities door belangrijke punten te specificeren en
de organisatie van de stof duidelijk te maken

,  Belangrijke informatie identificeren  leerlingen komen met meer
informatie in aanraking dan dat ze kunnen onthouden, dus moeten ze de
belangrijkste informatie achterhalen. Dit kan lastig zijn, omdat dit
grotendeels bepaald wordt door de docent en zijn perspectief vaak anders
is dan die van studenten
 Samenvatten  kan ook moeilijk zijn, omdat er onderscheid moet worden
gemaakt tussen hoofd- en bijzaken en er overzicht moet zijn van het
gehaal, maar is wel effectief. Om te zorgen dat leerlingen goede
samenvattingen maken, kun je…
- … scaffolding toepassen; geef delen van zinnen van de samenvatting en
laat leerlingen deze afmaken
- … leerlingen hoofdonderwerpen laten identificeren
- … leerlingen eerst laten oefenen met korte, makkelijke en goed
georganiseerde teksten
- … leerlingen met elkaar laten overleggen over wat zij belangrijk vonden
en waarom
 Begrip monitoren  regelmatig controleren of je snapt wat je leest, het
liefst zo specifiek mogelijk. Veel leerlingen doen dit echter niet, waardoor
de kans op de illusion of knowing (denken dat je iets wel weet terwijl je het
niet weet) groter wordt. Leerlingen stoppen vaak met leren wanneer ze
denken dat ze het snappen, waardoor dit een nog groter probleem wordt.
Zeker wanneer leerlingen pas net iets geleerd hebben, denken ze dat ze
het weten (omdat het nog opgeslagen is in het werkgeheugen) terwijl het
er daadwerkelijk om gaat hoe goed je het kan ophalen op de lange termijn
 Ezelsbruggetjes (mnemonics)  helpen bij het leren van ingewikkelde of
onlogische informatie. Ze zijn nuttig omdat het nieuwe kennis koppelt aan
oude kennis, het zorgt voor meer retrieval cues en het heeft een duidelijke
organisatie.
Vormen:
verbale mediatie = woord dat een brug vormt tussen een bekend
woord/zin en het te leren woord/zin
visuele afbeelding = method of loci (visueel symbool voor een plaats),
pegword method (getallen 1 t/m 10 zijn gekoppeld aan een makkelijk te
visualiseren woord dat rijmt op
het getal, dus wanneer je een lijst
moet onthouden, kan je die
woorden koppelen aan de
makkelijk te visualiseren
woorden), keyword method
(wanneer je een woord moet
leren in een andere taal, bedenk
je welk woord er uit je moedertaal
op lijkt en probeer je de
daadwerkelijke betekenis te
visualiseren met het woord dat er
fonetisch op lijkt)
superimposed betekenisvolle