Verschillende onderverdelingen van kennis
Declaratieve en procedurele kennis
declaratieve kennis wat dingen zijn, waren of zullen zijn, kan semantisch
(feitjes) of episodisch (eigen ervaringen) zijn. Episodische herinneringen
onthouden we, semantische herinneringen weten we. Van episodische
herinneringen weten we vaak wanneer het gebeurt is, van semantische
herinneringen weten we niet wanneer we dit geleerd hebben. Episodische
herinneringen worden makkelijker opgehaald op bepaalde plekken, voor
semantische herinneringen maakt dit niet uit. Semantische herinneringen
onthouden we langer dan episodische herinneringen
procedurele kennis hoe je dingen moet doen, bevat conditionele kennis
(hoe je moet reageren in verschillende omstandigheden)
conceptuele kennis begrip over hoe situaties in elkaar zitten en waarom
dingen zijn zoals ze zijn, combinatie van declaratieve en procedurele
kennis
Expliciete en impliciete kennis
expliciete kennis kennis die je makkelijk kan ophalen en kan uitleggen
impliciete kennis kennis die je niet bewust kan ophalen of uitleggen,
maar wel ons gedrag beïnvloeden (bv. hoe houd je je evenwicht tijdens het
fietsen? waarom klopt de grammatica in deze zin?), vaak leren we deze
kennis ook onbewust
Kennis encoderen in het lange termijn geheugen
fysieke kenmerken encoderen
Stimuli hebben bepaalde fysieke kenmerken die we met onze zintuigen kunnen
waarnemen. Al deze eigenschappen kunnen we encoderen en onthouden in het
lange termijn geheugen. Deze ‘beelden’ zijn echter wel vaag en niet exact.
Gebaren helpt weer bij het ophalen van deze informatie
acties encoderen
Gebaren kunnen niet alleen fysieke kenmerken reflecteren, ze kunnen ook
psychomotorische gedragingen representeren. Acties worden geëncodeerd als
benodigde motorische handelingen en deze kennis is dus voornamelijk handig bij
procedurele kennis. Wanneer iemand leert welke handelingen in welke situatie te
moeten uitvoeren, worden er zelfs producties geëncodeerd (als-dan regels)
symbolen encoderen
Een symbool is iets dat een object of gebeurtenis representeert. Een groot deel
van onze kennis wordt niet als verbale codes, maar als symbolen geëncodeerd
betekenissen encoderen
Verbale informatie, zoals labels voor woorden, zijn vaak uiteindelijk niet
voldoende. Mensen leren ook de onderliggende betekenis ervan, vaak in de vorm
van een propositie. Dit is een stelling, opgedeeld in stukjes, die als juist of onjuist
kunnen worden beoordeeld. Wanneer een stukje onjuist is, is vaak de hele
propositie onjuist
, Al deze typen kennis tonen overlap en soms encoderen we dezelfde stimuli op
verschillende manieren.
Organisatie van het lange termijn geheugen
De meeste theorieën over het lange termijn geheugen zeggen dat ieder stukje
informatie direct of indirect geassocieerd aan elkaar kan worden (associatonistic).
Toch verschilt iedere theorie een beetje in hoe de informatie aan elkaar
geassocieerd wordt. Hieronder volgen drie
belangrijke theorieën.
Het lange termijn geheugen als hiërarchie
Informatie is opgeslagen in een hiërarchie
vorm, waarbij iedere ‘laag’ steeds
specifiekere informatie bevat. Sommige
delen zijn feiten, andere komen voort uit
eigen ervaringen. Hoe verder de
associaties van elkaar vandaan liggen, hoe
langer het duurt om deze op te halen. Het
duurt bijvoorbeeld langer om
‘een hond is een dier’ te
bevestigen dan ‘een hond is een
hond’ (zie afbeelding hiernaast). Bovendien helpt het wanneer studenten
specifieke informatie kunnen opslaan onder een algemener kopje.
Het lange termijn geheugen als netwerk
Informatie is opgeslagen in de vorm van een
netwerk. Ieder stukje informatie wordt dus
geassocieerd met verschillende andere stukjes.
Hierin zijn vaak niet alleen proposities verwerkt,
maar ook bijvoorbeeld visuele informatie (bv.
banaan is fruit, maar ook geel en krom). Het speelt
een rol bij betekenisvol leren.
Het lange termijn geheugen als een parallel
verdeelde verwerking (connectionisme)
Informatie is niet op slechts één plek opgeslagen,
maar in verschillende hersengebieden. Ieder stukje
informatie heeft zijn eigen verschillende
associaties. Ieder ‘blobje’ (nodes) dat zo gevormd wordt, bevinden zich op
verschillende plekken. Wanneer er een node geactiveerd wordt, worden er
misschien ook wel andere nodes geactiveerd die dezelfde ideeën bevatten.
Als je het woord ‘strand’ leest, krijg je misschien visuele en auditieve
associaties van een strand, maar ook hoe het woord wordt uitgesproken en
hoe je mond daarbij beweegt.
Manieren waarop informatie en ervaringen worden georganiseerd