Lichamelijk Functioneren 3
Thema 4: Genetica
§3.8.2 Mitose.
Mitose is het proces waarbij de
chromosomen, die bestaan uit twee
zusterchromatiden, van de oorspronkelijke
cel worden gescheiden en met een
kernmembraan worden omgeven. Hierdoor
ontstaan er twee identieke kernen met elk
één set dochterchromosomen. Cytokinese
is het proces waarbij het cytoplasma zich
deelt, zodat er twee afzonderlijke cellen
ontstaan.
Mitose bestaat uit vier fasen:
1. Profase: het DNA is zo strak
opgerold, dat de chromosomen met een lichtmicroscoop als afzonderlijke structuren
zichtbaar zijn. Van elk chromosoom zijn door DNA-replicatie nu twee exemplaren
aanwezig, ook wel de chromatiden of zusterchromatiden genoemd. Ze zijn met
elkaar verbonden bij het centromeer.
2. Metafase: de chromosomen verplaatsen zich naar het equatorvlak, een smalle
centrale zone.
3. Anafase: het centromeer van elk zusterchromatidepaar splits zich en de
zusterchromatiden worden van elkaar gescheiden. De twee dochterchromosomen
worden nu naar de tegengestelde uiteinden van de cel getrokken.
4. Telofase: de kernmembranen worden opnieuw gevormd, de kernen worden groter
en het DNA van de chromosomen ontrolt zich geleidelijk.
§19.2.1 De testes (Alleen ‘mitose en
meiose’)
Mitose is het proces van somatische
celdelingen, cellen die niet bij de
voortplanting horen. Hierbij worden twee
dochtercellen gevormd, die elk hetzelfde
aantal dochterchromosomen bevatten als
de oorspronkelijke cel. Deze cellen zijn
diploïd, omdat ze elk twee exemplaren
van elk chromosoom bevatten.
Meiose is de vorming van geslachtscellen
en verloopt in twee fasen (meiose I en
meiose II). Hierbij worden vier cellen
gevormd die elk 23 afzonderlijke
chromosomen bevatten. Deze cellen zijn
haploïd, omdat ze slechts een exemplaar
van elk chromosoom hebben. Bij de versmelting van een haploïde spermacel en een haploïde eicel
ontstaat één enkele cel met het normale chromosomen aantal.
Thema 4: Genetica
§3.8.2 Mitose.
Mitose is het proces waarbij de
chromosomen, die bestaan uit twee
zusterchromatiden, van de oorspronkelijke
cel worden gescheiden en met een
kernmembraan worden omgeven. Hierdoor
ontstaan er twee identieke kernen met elk
één set dochterchromosomen. Cytokinese
is het proces waarbij het cytoplasma zich
deelt, zodat er twee afzonderlijke cellen
ontstaan.
Mitose bestaat uit vier fasen:
1. Profase: het DNA is zo strak
opgerold, dat de chromosomen met een lichtmicroscoop als afzonderlijke structuren
zichtbaar zijn. Van elk chromosoom zijn door DNA-replicatie nu twee exemplaren
aanwezig, ook wel de chromatiden of zusterchromatiden genoemd. Ze zijn met
elkaar verbonden bij het centromeer.
2. Metafase: de chromosomen verplaatsen zich naar het equatorvlak, een smalle
centrale zone.
3. Anafase: het centromeer van elk zusterchromatidepaar splits zich en de
zusterchromatiden worden van elkaar gescheiden. De twee dochterchromosomen
worden nu naar de tegengestelde uiteinden van de cel getrokken.
4. Telofase: de kernmembranen worden opnieuw gevormd, de kernen worden groter
en het DNA van de chromosomen ontrolt zich geleidelijk.
§19.2.1 De testes (Alleen ‘mitose en
meiose’)
Mitose is het proces van somatische
celdelingen, cellen die niet bij de
voortplanting horen. Hierbij worden twee
dochtercellen gevormd, die elk hetzelfde
aantal dochterchromosomen bevatten als
de oorspronkelijke cel. Deze cellen zijn
diploïd, omdat ze elk twee exemplaren
van elk chromosoom bevatten.
Meiose is de vorming van geslachtscellen
en verloopt in twee fasen (meiose I en
meiose II). Hierbij worden vier cellen
gevormd die elk 23 afzonderlijke
chromosomen bevatten. Deze cellen zijn
haploïd, omdat ze slechts een exemplaar
van elk chromosoom hebben. Bij de versmelting van een haploïde spermacel en een haploïde eicel
ontstaat één enkele cel met het normale chromosomen aantal.