Inhoud................................................................................................................................ 1
Week 1.......................................................................................................................... 1
Week 1 - College 1........................................................................................................4
Week 2.......................................................................................................................... 6
Week 2 - College 2........................................................................................................7
Week 3 en college 3......................................................................................................9
Week 4 College 4........................................................................................................14
Week 5........................................................................................................................ 17
Week 5 College 5........................................................................................................18
Week 6........................................................................................................................ 18
Week 6- College 6 Gastcollege...................................................................................21
Week 1
Geowijzer
16.1 De samenleving en educaties
- Actuele gebeurtenissen in de samenleving hebben als gevolg dat scholen worden
overspoeld met materialen die aandacht besteden aan maatschappelijke problemen.
Vaak wordt dit materiaal gemaakt in opdracht van maatschappelijke organisaties.
- Educatie = opvoeding, vorming (van normen en waarden).
- Educaties in onderwijs richten zich niet alleen op kennisoverdracht, maar
vooral ook op vaardigheden, waarden en normen. → anders kijken naar
onderwerpen die de kinderen al kennen.
- Aandacht voor de manier waarop leerlingen zelf verantwoordelijkheid en actie
kunnen ondernemen.
3 manieren van aanpak van educaties:
1. Incidentele aanpak: komt incidenteel aan bod, in de vorm van projecten.
2. Methode Aanvullende aanpak: methodes aanvullen met informatie of activiteiten
waarmee de doelen van educaties bereikt worden.
3. Integratie Gerichte aanpak: proberen de educaties zo veel mogelijk te integreren in
een of meer vakken. Educaties komen zo impliciet of expliciet regelmatig aan bod.
- De educatie cirkel: een aardrijkskundig figuur waarin de zorg voor elkaar en de
wereld centraal staat. Opgebouwd uit een vijftal cirkels. Binnenste cirkel geeft het
handelingsperspectief weer (welke actie kan ik zelf ondernemen?), tweede cirkel
geeft het attitudedoel (welke waarde staat centraal?) aan. Derde cirkel laat het
kennisdoel zien. Vierde cirkel: de naam van de educatie. Vijfde cirkel laat de
maatschappelijke verantwoording en legitimering zien.
16.2 Educaties
1
, ● Natuur-en milieueducatie: Extra aandacht voor natuur-en milieubeleid. Alle
leeractiviteiten die over de wisselwerking tussen mensen en omgeving. Natuurlijke
elementen en inrichtingselementen.
● Duurzame ontwikkeling: Ideaal evenwicht tussen ecologische, economische en
sociale belangen.
● Watereducatie: Doelstelling: het vergroten van het waterbewustzijn en de versterking
van waterbewust gedrag. Link met burgerschap, natuur-milieu, duurzame
ontwikkeling en erfgoed. 3 domeinen: 1. water en leven, 2. watervoorziening-en
gebruik, 3. waterveiligheid en bescherming.
● Ontwikkelingseducatie: Tegenstelling tussen arm en rijk staat centraal.
Persoonlijke betrokkenheid van leerlingen vergroten. Leren kijken met
verschillende brillen → objectiviteit richting regio’s en niet generaliseren.
● Vredeseducatie: Conflicten en conflicthantering. Aandacht voor zinloos geweld,
vooroordelen, machtsmisbruik en pesten. Vaak impliciet.
● Mensenrechteneducatie: Via het onderwijs de kennis over de rechten van de mens
vergroten. Leren om de mensenrechten in praktijk te brengen en de waarden en
gewenste houding voor het respecteren van mensenrechten aan te nemen.
● Burgerschapskunde: Het goed kunnen functioneren van de mens in de
samenleving. Bereidheid en het vermogen om deel te nemen aan de
gemeenschap en daaraan een actieve bijdrage te leveren. →
democratische en multi-etnische samenleving.
● Wereld Burgerschapskunde: betrokkenheid bij de samenleving op internationaal
niveau. Kennis en inzicht over internationale ontwikkelingen, maar ook vermogen te
verplaatsen in mensen uit andere werelddelen/landen/culturen.
● Erfgoededucatie: Door generaties overgedragen materiële en immateriële
cultuur uitingen van een samenleving = erfgoed. Leerlingen tonen dat
leven hier uitmaakt van een lang historisch proces. Respect voor
omgeving te krijgen. → zelf op onderzoek uitgaan en om zich heen kijken.
Geschiedenis en de samenleving
12.2 De wereld van het kind en de keuze van leerstof
- Niet alles dat tot de materiële wereld van een kind behoort, is zijn belevingswereld.
- Leerplanontwikkeling: van dichtbij naar veraf → kennis systematisch
opbouwen. → Expanding Horizons.
- Komt dit overeen met hoe een kind daadwerkelijk met de wereld bezig is op
basischoolleeftijd?
Theorie van Egan
4 fasen van denkwijzen:
1. De mythische fase (4-8/9 jaar)
Ik ben de wereld. Zwart-wit denken. De wereld wordt opgevat als een groot
samenhangend verhaal, zonder echt onderscheid tussen wat verzonnen is en wat
echt is. Tegenstellingen spreken erg aan. Emoties en morele opvattingen zoals
liefde, haat, verdriet, goed en kwaad spreken kinderen aan.
2. Romantische fase (8/9 -14/15 jaar)
2
, Ik én de wereld. De overgang van de mythische naar romantische fase valt samen
met het leren lezen en schrijven. Kinderen willen van alles weten om daaraan nieuwe
zekerheden te ontlenen. Wat zijn de grenzen van het mogelijke. Omgaan met de
grote, dreigende wereld. Maak gebruik van de drang om te detailleren en
verzamelen.
3. Filosofische fase (14/15-19/20 jaar)
De wereld en ik. Details en feitjes worden minder belangrijk. Het gaat nu om het
niveau van samenhangend denksysteem. Overtuigd worden van een bepaalde
denkrichting zoals vegetarisch zijn, politieke of filosofische voorkeuren etc.
4. Ironische fase (19/20 jaar)
Geen schema. De werkelijkheid is niet vast te leggen in schema’s of structuur.
Algemene wetmatigheden worden ter discussie gesteld.
12.3 Kind en tijd
Tijd is een complex begrip vanwege verschillende dimensies.
- Objectieve tijd: metrische tijd, wat we zien op de klok of hoe we dagen en maanden
meten.
- Subjectieve tijd: ervaren tijd, het tempo, de duur of intensiteit van iets.
- Cyclische tijd: dagelijks tijdsbesef. De zaken die steeds opnieuw terugkomen zoals
jaren, dagen, seizoenen. Bij menselijk leven: biologische tijd.
- Lineaire tijd: niet-herhaalbare karakter van tijd. Wat geweest is, is geweest.
Op te delen in 3 vormen (Wilschut): sociaal, mythisch en historisch tijdsbesef.
Sociaal ontstaat in het samenleven tussen verschillende generaties.
Mythisch tijdsbesef gaat over oerverhalen met symbolische betekenissen die worden
doorverteld tussen generaties.
Historisch tijdsbesef gaat het om tijd als instrument om ontwikkelingen, processen en
veranderingen in de tijd te ordenen.
Ontwikkeling van biologisch tijdsbesef bij kinderen: Besef van tijd is nog erg
gekoppeld aan het biologische levensritme → dag en nacht, etenstijd, schooltijd.
Ontwikkeling van dagelijks tijdsbesef bij kinderen: Door de dagelijkse gang van zaken krijgen
kinderen steeds meer besef van dagelijkse tijd en begrippen die daarbij horen. Vanaf
ongeveer 2 jaar gaan kinderen begrippen gebruiken om dagelijks tijdsbesef te ontwikkelen.
Ontwikkeling van historisch tijdsbesef bij kinderen: Minder vanzelfsprekend dan
bovenstaande. Variërend tussen 3-5 jaar krijgen kinderen al een vorm van historisch
tijdsbesef. Het geschiedenisonderwijs kan hierbij aansluiten. Voor doelen historisch
tijdsbesef zie p.303.
3 fasen van historisch tijdsbesef:
1. Fase A, ontluikend historisch tijdsbesef: Herkennen van het verleden als een tijd
waarin dingen anders waren dan nu.
3