internationaal recht
Hoofdstuk 1
1.1.2 Internationaal publiekrecht
internationaal en nationaal
Binnen het nationale recht creëert de soevereine overheid wetten en regels voor burgers
op het eigen grondgebied. Internationaal gelden er andere regels, namelijk regelgeving
die staten waardevol vinden om daadwerkelijk na te komen, zoals verdragen en
internationaal gewoonterecht.
publiek vs privaat
Het publiek of openbaar gezag bedenkt immers regelgeving om internationale
problemen het hoofd te bieden. Internationaal privaatrecht richt zich met name op
geschillen tussen natuurlijke personen en/of rechtspersonen onderling. Met
internationaal privaatrecht hebben we te maken als in een privaatrechtelijke situatie
sprake is van verbinding tussen twee of meer landen.
In het internationaal privaatrecht wordt onderscheid gemaakt tussen formeel en
materieel recht. Dat gaat onder andere over de rechtsmacht, over de erkenning van
buitenlandse uitspraken en authentieke akten en over internationale samenwerking
tussen staten. Bij rechtsmacht gaat het over de vraag welke rechter bevoegd is. Bij het
materiële internationaal privaatrecht gaat het om de vraag welk (nationaal) recht van
toepassing is.
Als gevolg van globalisering sluiten landen verdragen met elkaar over hoe ze om
moeten gaan met dit gegeven. De verdragen reguleren welk recht en welke rechter van
toepassing is en bevoegd zijn in situaties waarin mensen een verbintenis of
overeenkomst met elkaar zijn aangegaan. Over allerlei onderwerpen heeft NL met tal
van andere landen veel verdragen gesloten. We hebben ervoor gekozen om ons
nationale internationale privaatrecht te harmoniseren met andere landen. Op de
onderwerpen die in de EU-verordeningen zijn vastgesteld maken de EU-lidstaten zelf
geen regels wat betreft situaties waarin ten minste twee EU-lidstaten zijn betrokken.
Daarnaast heeft de EU veel verordeningen gemaakt om het internationaal privaatrecht
van de EU-lidstaten te unificeren.
recht
Het ontbreken van een centraal systeem van uitvoerende, wetgevende en handhavende
macht in het internationale stelsel heeft als gevolg dat er niet één centraal orgaan is aan
te wijzen dat wetten of regels maakt. De handhaving van internationale regels ligt bij de
staten zelf. Soms wordt dit door een internationale organisatie gedaan, zoals de VN. De
EU is een andere internationale organisatie die via haar instellingen sancties kan
opleggen aan haar lidstaten als die hun verplichtingen niet nakomen. Dus hoewel een
centraal mondiaal systeem van uitvoerende, wetgevende en handhavende macht in de
,internationale rechtsorde ontbreekt, hebben staten toch regels vastgesteld om bvb
verdragen.
1.2 internationale rechtsorde
Drie kenmerken van het internationale rechtsorden:
decentraal
De belangrijkste spelers in de internationale rechtsorde zijn de staten. Deze kunnen
afspraken maken met andere staten. Dit kan gaan over verschillende onderwerpen.
Vaak leggen deze staten deze afspraken vast in verdragen. Ook internationale
organisaties kunnen verdragen sluiten, zoals de EU. Door het over en weer sluiten van
verdragen ontstaat een kader waarbinnen het internationaal recht wordt ontwikkeld en
zijn bestaan vindt. Staten zijn zelfstandig bevoegd om rechtsbetrekkingen met elkaar
aan te gaan. Met andere woorden, staten zijn soeverein. Staten kunnen zelf
beslissingen nemen. Als een staat zelfstandig bevoegd is om zijn eigen beslissingen te
nemen, toont hij hiermee zijn soevereiniteit. Ook door verdragen te sluiten toont hij zijn
soevereiniteit.
Het gevolg van het decentrale en horizontale karakter van de internationale rechtsorde
en soevereine gelijkheid van staten is, dat staten geen hogere macht boven zichzelf
hoeven te dulden. Hier zijn wel uitzonderingen op, zoals de bindende besluiten van de
VN-Veiligheidsraad en sancties van de EU.
Co-existentie
afhankelijkheid
Hoewel staten soeverein zijn ten opzichte van elkaar is er in de praktijk ook sprake van
onderlinge afhankelijkheid. Staten hebben elkaar nodig om afspraken met elkaar te
maken. Staten zijn in toenemende mate afhankelijk van elkaar of interdependent.
Grensoverschijnende kwesties zoals milieu of terrorisme kan een staat niet alleen
oplossen, hiervoor moeten ze samenwerken. Dit kan mondiaal of regionaal.
invloed van politieke factoren en machtsverhoudingen
Het gewicht dat machtige staten in schaal leggen is groter. Het betekent in praktijk ook
dat machtige staten soms wegkomen met internationaalrechtelijk onrechtmatig gedrag
waar dat de kleinere, ‘onmachtige’ staten niet lukt.
1.3 doorwerking van internationaal recht in de nederlandse rechtsorde
Dat mensen zich in Nederland rechtstreeks kunnen beroepen op internationale rechten
heeft te maken met specifieke aspecten van het Nederlandse recht. Dit hangt af van het
soort systeem waarvoor een lidstaat heeft gekozen. Zo kan een lidstaat monistisch of
dualistisch zijn. In het monisme is al het internationaal recht automatisch deel van de
nationale rechtsorde. Omzetting van internationaal recht naar nationaal niveau via een
speciale wet is niet nodig. Heeft een staat gekozen voor het dualisme, dan moet
internationaal recht worden getransformeerd naar nationaal recht via een aparte wet. In
Nederland hebben we een gematigd monisitisch stelsel. Dit betekent dat mensen zich
aan bepaalde regels van verdragen en van besluiten van internationale organisaties
moeten houden of er rechten aan kunnen ontlenen, namelijk aan een ieder verbindende
bepalingen, maar pas als NL’se regering die heeft bekendgemaakt door publicatie in het
,Tractatenblad. In NL werken dus niet alle verdragsregels rechtstreeks door: alleen als ze
een ieder verbindend zijn en als de Nederlandse overheid ze bekend heeft gemaakt.
Hetzelfde geldt voor volkenrechtelijke besluiten. Een ieder verbindende bepaling zijn
regels waaruit duidelijk een recht of plicht, en moeten handelen of een nalaten kunt
afleiden. Binnen de NL’se rechtsorde is het internationaal recht van invloed op de
besluitvorming door de rechter, want hij kan toetsen of nationaal recht strijdig is met
geschreven internationaal recht, met inachtneming van art. 120 GW.
, Hoofdstuk 2 Internationale rechtssubjecten
2.1 Internationale rechtssubjecten
Bij recht hebben we te maken met rechtssubjecten. Een persoon rechten en plichten.
Rechtssubjecten zijn dan ook zelfstandige dragers van rechten en plichten. Met andere
woorden, alle actoren die rechtsbevoegdheid bezitten. In het internationale recht hebben we
te maken met rechtspersoonlijkheid, want daar kunnen actoren alleen aanspraak maken op
rechten of aangesproken worden op plichten als zij rechtspersoonlijkheid bezitten. Men gaat
er vanuit dat alleen staten volledige internationaalrechtelijke rechtspersoonlijkheid hebben.
Zij zijn het immers die de rechtssubjectiviteit van andere mogelijk maken.
2.2 Staten
Oorspronkelijk regelt het internationaal publiekrecht de verhouding tussen staten. De staat is
dus het internationaalrechtelijke subject bij uitstek. Maar wat maakt een staat tot een staat?
De volgende 3 criteria hanteren wij hiervoor:
1. territoir of grondgebied;
2. bevolking;
3. een regering oefent er effectief het hoogste gezag uit: soevereiniteit.
2.2.1 Grondgebied
Een staat kan alleen een staat zijn als hij beschikt over territoir, ofwel grondgebied. Hoe
groot dit grondgebied is, is niet relevant. Onder grondgebied verstaan we niet alleen het
land, maar ook de binnenwateren. Wat het grondgebied is, is ook van belang voor de
vaststelling van de jurisdictie (of rechtsmacht).
Het is ook geen vereiste dat de grenzen exact vaststaan.
2.2.2 Bevolking
Noodzakelijk is dat op het grondgebied een bevolking woont. Iets of iemand moet immers
gezag uitoefenen. De juridische relatie tussen een staat en zijn bevolking is gebaseerd op
de nationaliteit van burgers. Een staat kan personen de nationaliteit van die staat toekennen.
Er bestaat een verschil tussen staatsburgers en vreemdelingen. In beginsel hebben alleen
staatsburgers toegang tot de staat. Toegang van vreemdelingen kan dan afhankelijk zijn van
bvb een visum. (art. 67 weigering vreemdelingen Vrmdeling wet). De staat kan zijn burgers
in het buitenland ook bescherming bieden. Er bestaan bvb geen algemene
internationaalrechtelijke regels die uitlevering verbieden of juist verplichten. Het is dus aan
staten zelf om te beslissen hoe ze daarmee omgaan. Staten sluiten hiertoe verdragen. Dit is
bij uitstek een bevestiging van onafhankelijkheid of soevereiniteit van staten.
Het is niet zo dat staten onbeperkt onderscheid mogen maken tussen staatsburgers en
vreemdelingen. Iedere persoon heeft recht op bescherming van de staat op wiens
grondgebied hij verblijft.
Discussies bestaat er wel over de vraag of er verschil in rechtsgevolg bestaat tussen de
nationaliteit die men van rechtswege heeft op grond van het ius soli-beginsel
(territorialiteitsbeginsel) of het ius sanguinis-beginsel (afstammingsbeginsel), dan wel dat
men de nationaliteits op latere leeftijd verkrijgt via een procedure. Wanneer de nationaliteit
van rechtswege is verkregen omdat de ouders van de nationaliteit van de staat bezaten (ius
sanguinis) of omdat men het grondgebied van de staat is geboren (ius soli) bestaat geen
Hoofdstuk 1
1.1.2 Internationaal publiekrecht
internationaal en nationaal
Binnen het nationale recht creëert de soevereine overheid wetten en regels voor burgers
op het eigen grondgebied. Internationaal gelden er andere regels, namelijk regelgeving
die staten waardevol vinden om daadwerkelijk na te komen, zoals verdragen en
internationaal gewoonterecht.
publiek vs privaat
Het publiek of openbaar gezag bedenkt immers regelgeving om internationale
problemen het hoofd te bieden. Internationaal privaatrecht richt zich met name op
geschillen tussen natuurlijke personen en/of rechtspersonen onderling. Met
internationaal privaatrecht hebben we te maken als in een privaatrechtelijke situatie
sprake is van verbinding tussen twee of meer landen.
In het internationaal privaatrecht wordt onderscheid gemaakt tussen formeel en
materieel recht. Dat gaat onder andere over de rechtsmacht, over de erkenning van
buitenlandse uitspraken en authentieke akten en over internationale samenwerking
tussen staten. Bij rechtsmacht gaat het over de vraag welke rechter bevoegd is. Bij het
materiële internationaal privaatrecht gaat het om de vraag welk (nationaal) recht van
toepassing is.
Als gevolg van globalisering sluiten landen verdragen met elkaar over hoe ze om
moeten gaan met dit gegeven. De verdragen reguleren welk recht en welke rechter van
toepassing is en bevoegd zijn in situaties waarin mensen een verbintenis of
overeenkomst met elkaar zijn aangegaan. Over allerlei onderwerpen heeft NL met tal
van andere landen veel verdragen gesloten. We hebben ervoor gekozen om ons
nationale internationale privaatrecht te harmoniseren met andere landen. Op de
onderwerpen die in de EU-verordeningen zijn vastgesteld maken de EU-lidstaten zelf
geen regels wat betreft situaties waarin ten minste twee EU-lidstaten zijn betrokken.
Daarnaast heeft de EU veel verordeningen gemaakt om het internationaal privaatrecht
van de EU-lidstaten te unificeren.
recht
Het ontbreken van een centraal systeem van uitvoerende, wetgevende en handhavende
macht in het internationale stelsel heeft als gevolg dat er niet één centraal orgaan is aan
te wijzen dat wetten of regels maakt. De handhaving van internationale regels ligt bij de
staten zelf. Soms wordt dit door een internationale organisatie gedaan, zoals de VN. De
EU is een andere internationale organisatie die via haar instellingen sancties kan
opleggen aan haar lidstaten als die hun verplichtingen niet nakomen. Dus hoewel een
centraal mondiaal systeem van uitvoerende, wetgevende en handhavende macht in de
,internationale rechtsorde ontbreekt, hebben staten toch regels vastgesteld om bvb
verdragen.
1.2 internationale rechtsorde
Drie kenmerken van het internationale rechtsorden:
decentraal
De belangrijkste spelers in de internationale rechtsorde zijn de staten. Deze kunnen
afspraken maken met andere staten. Dit kan gaan over verschillende onderwerpen.
Vaak leggen deze staten deze afspraken vast in verdragen. Ook internationale
organisaties kunnen verdragen sluiten, zoals de EU. Door het over en weer sluiten van
verdragen ontstaat een kader waarbinnen het internationaal recht wordt ontwikkeld en
zijn bestaan vindt. Staten zijn zelfstandig bevoegd om rechtsbetrekkingen met elkaar
aan te gaan. Met andere woorden, staten zijn soeverein. Staten kunnen zelf
beslissingen nemen. Als een staat zelfstandig bevoegd is om zijn eigen beslissingen te
nemen, toont hij hiermee zijn soevereiniteit. Ook door verdragen te sluiten toont hij zijn
soevereiniteit.
Het gevolg van het decentrale en horizontale karakter van de internationale rechtsorde
en soevereine gelijkheid van staten is, dat staten geen hogere macht boven zichzelf
hoeven te dulden. Hier zijn wel uitzonderingen op, zoals de bindende besluiten van de
VN-Veiligheidsraad en sancties van de EU.
Co-existentie
afhankelijkheid
Hoewel staten soeverein zijn ten opzichte van elkaar is er in de praktijk ook sprake van
onderlinge afhankelijkheid. Staten hebben elkaar nodig om afspraken met elkaar te
maken. Staten zijn in toenemende mate afhankelijk van elkaar of interdependent.
Grensoverschijnende kwesties zoals milieu of terrorisme kan een staat niet alleen
oplossen, hiervoor moeten ze samenwerken. Dit kan mondiaal of regionaal.
invloed van politieke factoren en machtsverhoudingen
Het gewicht dat machtige staten in schaal leggen is groter. Het betekent in praktijk ook
dat machtige staten soms wegkomen met internationaalrechtelijk onrechtmatig gedrag
waar dat de kleinere, ‘onmachtige’ staten niet lukt.
1.3 doorwerking van internationaal recht in de nederlandse rechtsorde
Dat mensen zich in Nederland rechtstreeks kunnen beroepen op internationale rechten
heeft te maken met specifieke aspecten van het Nederlandse recht. Dit hangt af van het
soort systeem waarvoor een lidstaat heeft gekozen. Zo kan een lidstaat monistisch of
dualistisch zijn. In het monisme is al het internationaal recht automatisch deel van de
nationale rechtsorde. Omzetting van internationaal recht naar nationaal niveau via een
speciale wet is niet nodig. Heeft een staat gekozen voor het dualisme, dan moet
internationaal recht worden getransformeerd naar nationaal recht via een aparte wet. In
Nederland hebben we een gematigd monisitisch stelsel. Dit betekent dat mensen zich
aan bepaalde regels van verdragen en van besluiten van internationale organisaties
moeten houden of er rechten aan kunnen ontlenen, namelijk aan een ieder verbindende
bepalingen, maar pas als NL’se regering die heeft bekendgemaakt door publicatie in het
,Tractatenblad. In NL werken dus niet alle verdragsregels rechtstreeks door: alleen als ze
een ieder verbindend zijn en als de Nederlandse overheid ze bekend heeft gemaakt.
Hetzelfde geldt voor volkenrechtelijke besluiten. Een ieder verbindende bepaling zijn
regels waaruit duidelijk een recht of plicht, en moeten handelen of een nalaten kunt
afleiden. Binnen de NL’se rechtsorde is het internationaal recht van invloed op de
besluitvorming door de rechter, want hij kan toetsen of nationaal recht strijdig is met
geschreven internationaal recht, met inachtneming van art. 120 GW.
, Hoofdstuk 2 Internationale rechtssubjecten
2.1 Internationale rechtssubjecten
Bij recht hebben we te maken met rechtssubjecten. Een persoon rechten en plichten.
Rechtssubjecten zijn dan ook zelfstandige dragers van rechten en plichten. Met andere
woorden, alle actoren die rechtsbevoegdheid bezitten. In het internationale recht hebben we
te maken met rechtspersoonlijkheid, want daar kunnen actoren alleen aanspraak maken op
rechten of aangesproken worden op plichten als zij rechtspersoonlijkheid bezitten. Men gaat
er vanuit dat alleen staten volledige internationaalrechtelijke rechtspersoonlijkheid hebben.
Zij zijn het immers die de rechtssubjectiviteit van andere mogelijk maken.
2.2 Staten
Oorspronkelijk regelt het internationaal publiekrecht de verhouding tussen staten. De staat is
dus het internationaalrechtelijke subject bij uitstek. Maar wat maakt een staat tot een staat?
De volgende 3 criteria hanteren wij hiervoor:
1. territoir of grondgebied;
2. bevolking;
3. een regering oefent er effectief het hoogste gezag uit: soevereiniteit.
2.2.1 Grondgebied
Een staat kan alleen een staat zijn als hij beschikt over territoir, ofwel grondgebied. Hoe
groot dit grondgebied is, is niet relevant. Onder grondgebied verstaan we niet alleen het
land, maar ook de binnenwateren. Wat het grondgebied is, is ook van belang voor de
vaststelling van de jurisdictie (of rechtsmacht).
Het is ook geen vereiste dat de grenzen exact vaststaan.
2.2.2 Bevolking
Noodzakelijk is dat op het grondgebied een bevolking woont. Iets of iemand moet immers
gezag uitoefenen. De juridische relatie tussen een staat en zijn bevolking is gebaseerd op
de nationaliteit van burgers. Een staat kan personen de nationaliteit van die staat toekennen.
Er bestaat een verschil tussen staatsburgers en vreemdelingen. In beginsel hebben alleen
staatsburgers toegang tot de staat. Toegang van vreemdelingen kan dan afhankelijk zijn van
bvb een visum. (art. 67 weigering vreemdelingen Vrmdeling wet). De staat kan zijn burgers
in het buitenland ook bescherming bieden. Er bestaan bvb geen algemene
internationaalrechtelijke regels die uitlevering verbieden of juist verplichten. Het is dus aan
staten zelf om te beslissen hoe ze daarmee omgaan. Staten sluiten hiertoe verdragen. Dit is
bij uitstek een bevestiging van onafhankelijkheid of soevereiniteit van staten.
Het is niet zo dat staten onbeperkt onderscheid mogen maken tussen staatsburgers en
vreemdelingen. Iedere persoon heeft recht op bescherming van de staat op wiens
grondgebied hij verblijft.
Discussies bestaat er wel over de vraag of er verschil in rechtsgevolg bestaat tussen de
nationaliteit die men van rechtswege heeft op grond van het ius soli-beginsel
(territorialiteitsbeginsel) of het ius sanguinis-beginsel (afstammingsbeginsel), dan wel dat
men de nationaliteits op latere leeftijd verkrijgt via een procedure. Wanneer de nationaliteit
van rechtswege is verkregen omdat de ouders van de nationaliteit van de staat bezaten (ius
sanguinis) of omdat men het grondgebied van de staat is geboren (ius soli) bestaat geen