Format Diagnosestelling Vloeiendheidsstoornissen
1. Anatomische structuren en Functies
X. is een jongen/meisje/mevrouw/meneer van ….. jaar. Er is sprake van licht/matig/ernstig/zeer
ernstig stotteren (SSI score….; percentiel….)dat wordt gekenmerkt door ……………………….. 1
1. beschrijf de verbaal-motorische aspecten (zie ook formulier ICF-stotteren)
Kernstottergedrag (herhalingen/blokkades/verlengingen)
Secundair gedrag
o woordinterjecties, herhalingen zinsdelen, valse starts etc
o meebewegingen , bewegingen gezicht/hoofd
o oogcontact
o spreekadem
o spraakmelodie
o spreeksnelheid
o andere kenmerken van belang
2. Activiteiten en participatie
Hierdoor is X. licht/matig/ernstig beperkt in/bij ……………………….2
2. Beschrijf de activiteiten gebieden die beperkt zijn met de gevolgen voor de participatie. Geef dit
kort weer, zo concreet mogelijk voor de betreffende persoon:
Voorbeelden:
Communicatie
o Converseren en Bespreken
o starten van conversatie
o gaande houden van conversatie
o met één persoon converseren of bespreken
o met meerdere personen converseren of bespreken
Gebruiken van communicatieapparatuur
o telefoons, skype, face time
Algemene tussenmenselijke interacties
o aangaan van relaties
o aangaan sociale interactie
o omgaan met onbekenden
Opleiding
o deelnemen aan opleiding
Beroep en werk
o verwerven en behouden van werk
Maatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven
1
1. Anatomische structuren en Functies
X. is een jongen/meisje/mevrouw/meneer van ….. jaar. Er is sprake van licht/matig/ernstig/zeer
ernstig stotteren (SSI score….; percentiel….)dat wordt gekenmerkt door ……………………….. 1
1. beschrijf de verbaal-motorische aspecten (zie ook formulier ICF-stotteren)
Kernstottergedrag (herhalingen/blokkades/verlengingen)
Secundair gedrag
o woordinterjecties, herhalingen zinsdelen, valse starts etc
o meebewegingen , bewegingen gezicht/hoofd
o oogcontact
o spreekadem
o spraakmelodie
o spreeksnelheid
o andere kenmerken van belang
2. Activiteiten en participatie
Hierdoor is X. licht/matig/ernstig beperkt in/bij ……………………….2
2. Beschrijf de activiteiten gebieden die beperkt zijn met de gevolgen voor de participatie. Geef dit
kort weer, zo concreet mogelijk voor de betreffende persoon:
Voorbeelden:
Communicatie
o Converseren en Bespreken
o starten van conversatie
o gaande houden van conversatie
o met één persoon converseren of bespreken
o met meerdere personen converseren of bespreken
Gebruiken van communicatieapparatuur
o telefoons, skype, face time
Algemene tussenmenselijke interacties
o aangaan van relaties
o aangaan sociale interactie
o omgaan met onbekenden
Opleiding
o deelnemen aan opleiding
Beroep en werk
o verwerven en behouden van werk
Maatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven
1