College 4: Fraude
Artikel Gendron - What went wrong
Waarom is dit artikel belangrijk?
- Artikel geeft een analyse van waarom het is misgegaan met het grote, prestigieuze
accountantskantoor Arthur Andersen
- De houding en bedrijfscultuur van Arthur Andersen ten aanzien van commercialiteit
in relatie tot controlekwaliteit
- Discussie over vertrouwen in eigen kunnen of de noodzaak tot vergaand extern
toezicht
Wat leer je van het artikel?
- Perspectieven op hoe kwaliteit van de controle zou moeten worden beheerst:
o Vertrouwen in de eigen organisatie
o Vertrouwen in de kracht van extern toezicht
- Redenen waarom het mis is gegaan bij Arthur Andersen
- Verschillen in perspectief op de kwaliteitsbeheersing tussen partners en andere
medewerkers
Waar moet je specifiek op letten?
- Figuur 1 kunnen uitleggen en toepassen, inclusief de relatie met de begrippen
‘wavering’, ‘restoring’ en ‘skeptical’
- Voorbeelden kunnen geven van ‘wavering’, ‘restoring’ en ‘skeptical’ houdingen op
grond van de interviews
- De analyse van de auteurs voor de situatie bij Arthur Andersen kennen en kunnen
uitleggen met voorbeelden:
o Rol van commercialisatie
o Rol van organizatorische veranderingen
o Rol van interne kwaliteitbeheersing
o Rol van houding ten opzichte van extern toezicht
o Rol van professional accounting bodies
Inleiding
De grenzen van controleerbaarheid (controllability) worden voortdurend betwist en herzien.
De controleerbaarheidsgrenzen (controllability boundaries) rond de financiële auditfunctie
werden met name ter discussie gesteld in de nasleep van de ondergang van
accountantskantoor Arthur Andersen (AA). Onder andere in de pers werden vragen gesteld
over het kennelijk onvermogen van controlemechanismen om adequaat controlewerk te
leveren met betrekking tot de boekhouding van Enron.
Dit artikel onderzoekt de constructie van controleerbaarheidsgrenzen (controllability
boundaries) rondom financial auditing in de nasleep van de ondergang van AA.
Redenen die dit studieobject rechtvaardigen:
1. Organisatorische crises kunnen spanningen en controverses blootleggen die anders
voornamelijk latent aanwezig zijn in tijden van stabiliteit.
, In het bijzonder de interpretatieschema’s (Gendron, Tyrrall & Parker) of mentale
modellen (Bailey) van mensen die verbonden waren aan AA, inclusief hun
basisideeën over de controleerbaarheid van financiële audits, kwamen naar alle
waarschijnlijkheid onder grote druk te staan toen de reputatie van het bedrijf in de
publieke sfeer steeds meer werd aangetast.
2. De interpretaties van mensen die verbonden waren aan AA zijn waarschijnlijk
genuanceerd, gezien hun vermogen om mogelijke verklaringen voor de ondergang
van het bedrijf te confronteren met hun kennis van de interne dynamiek van het
bedrijf.
3. De verzamelde gegevens van voormalige AA-leden over controleerbaarheid
(controllability) kunnen gebruikt worden als basis om na te denken over vragen die
niet vaak gesteld worden in de auditliteratuur: Is financial auditing controleerbaar?
Hoe wordt de financiële audit ge ontroleerd? Hoe zou het gecontroleerd moeten
worden?
Controleerbaarheidsgrenzen die ontstaan in tijden van organisatorische crisis zijn van belang.
Vanuit het perspectief van de praktijk is het redelijk om aan te nemen dat het ontwerp en de
verbetering van controle- en reguleringsmechanismen (ten minste gedeeltelijk) gebaseerd
moeten zijn op de visie van actoren als agenten en/of doelen van controle.
Dubbel gezichtspunt controleerbaarheid van financial auditing:
- Het vermogen van openbare accountantskantoren om controle uit te oefenen op
financiële controlewerkzaamheden en het gedrag van accountants binnen hun
grenzen (d.w.z. organisatorische controleerbaarheid)
- Het vermogen van externe regelgevers om controle uit te oefenen op financial
auditing (d.w.z. regelgevende controleerbaarheid)
De analyse is gericht op de mate van vertrouwen die geïnterviewden hebben in de
capaciteiten van accountantsorganisaties en regelgevende instanties om financial auditing te
controleren.
De meerderheid van de ondervraagden heeft relatief veel vertrouwen in het vermogen van
accountantskantoren om financial auditing te controleren, terwijl ze huiverig zijn voor
verdere significante betrokkenheid van de kant van de regelgevers.
Theorie
De literatuur geeft aan dat verschillende concurrerende filosofieën of benaderingen de
grenzen van controleerbaarheid beïnvloeden, met name de markt-, bureaucratische en
clancontrolfilosofieën.
Competing control philosophies:
1. Market control: is gebaseerd op winst- en prijsvergelijkingen om de prestaties van
organisaties en individuele actoren te evalueren. De nadruk ligt op het meten en
bewaken van monetaire output, niet van processen of input.
2. Bureaucratic controle: omvat het gebruik van regels en beleid en persoonlijk toezicht
om individueel gedrag te beïnvloeden en prestaties te beoordelen. Bij deze
benadering wordt het voltooien van een taak gezien als opdeelbaar in een reeks
Artikel Gendron - What went wrong
Waarom is dit artikel belangrijk?
- Artikel geeft een analyse van waarom het is misgegaan met het grote, prestigieuze
accountantskantoor Arthur Andersen
- De houding en bedrijfscultuur van Arthur Andersen ten aanzien van commercialiteit
in relatie tot controlekwaliteit
- Discussie over vertrouwen in eigen kunnen of de noodzaak tot vergaand extern
toezicht
Wat leer je van het artikel?
- Perspectieven op hoe kwaliteit van de controle zou moeten worden beheerst:
o Vertrouwen in de eigen organisatie
o Vertrouwen in de kracht van extern toezicht
- Redenen waarom het mis is gegaan bij Arthur Andersen
- Verschillen in perspectief op de kwaliteitsbeheersing tussen partners en andere
medewerkers
Waar moet je specifiek op letten?
- Figuur 1 kunnen uitleggen en toepassen, inclusief de relatie met de begrippen
‘wavering’, ‘restoring’ en ‘skeptical’
- Voorbeelden kunnen geven van ‘wavering’, ‘restoring’ en ‘skeptical’ houdingen op
grond van de interviews
- De analyse van de auteurs voor de situatie bij Arthur Andersen kennen en kunnen
uitleggen met voorbeelden:
o Rol van commercialisatie
o Rol van organizatorische veranderingen
o Rol van interne kwaliteitbeheersing
o Rol van houding ten opzichte van extern toezicht
o Rol van professional accounting bodies
Inleiding
De grenzen van controleerbaarheid (controllability) worden voortdurend betwist en herzien.
De controleerbaarheidsgrenzen (controllability boundaries) rond de financiële auditfunctie
werden met name ter discussie gesteld in de nasleep van de ondergang van
accountantskantoor Arthur Andersen (AA). Onder andere in de pers werden vragen gesteld
over het kennelijk onvermogen van controlemechanismen om adequaat controlewerk te
leveren met betrekking tot de boekhouding van Enron.
Dit artikel onderzoekt de constructie van controleerbaarheidsgrenzen (controllability
boundaries) rondom financial auditing in de nasleep van de ondergang van AA.
Redenen die dit studieobject rechtvaardigen:
1. Organisatorische crises kunnen spanningen en controverses blootleggen die anders
voornamelijk latent aanwezig zijn in tijden van stabiliteit.
, In het bijzonder de interpretatieschema’s (Gendron, Tyrrall & Parker) of mentale
modellen (Bailey) van mensen die verbonden waren aan AA, inclusief hun
basisideeën over de controleerbaarheid van financiële audits, kwamen naar alle
waarschijnlijkheid onder grote druk te staan toen de reputatie van het bedrijf in de
publieke sfeer steeds meer werd aangetast.
2. De interpretaties van mensen die verbonden waren aan AA zijn waarschijnlijk
genuanceerd, gezien hun vermogen om mogelijke verklaringen voor de ondergang
van het bedrijf te confronteren met hun kennis van de interne dynamiek van het
bedrijf.
3. De verzamelde gegevens van voormalige AA-leden over controleerbaarheid
(controllability) kunnen gebruikt worden als basis om na te denken over vragen die
niet vaak gesteld worden in de auditliteratuur: Is financial auditing controleerbaar?
Hoe wordt de financiële audit ge ontroleerd? Hoe zou het gecontroleerd moeten
worden?
Controleerbaarheidsgrenzen die ontstaan in tijden van organisatorische crisis zijn van belang.
Vanuit het perspectief van de praktijk is het redelijk om aan te nemen dat het ontwerp en de
verbetering van controle- en reguleringsmechanismen (ten minste gedeeltelijk) gebaseerd
moeten zijn op de visie van actoren als agenten en/of doelen van controle.
Dubbel gezichtspunt controleerbaarheid van financial auditing:
- Het vermogen van openbare accountantskantoren om controle uit te oefenen op
financiële controlewerkzaamheden en het gedrag van accountants binnen hun
grenzen (d.w.z. organisatorische controleerbaarheid)
- Het vermogen van externe regelgevers om controle uit te oefenen op financial
auditing (d.w.z. regelgevende controleerbaarheid)
De analyse is gericht op de mate van vertrouwen die geïnterviewden hebben in de
capaciteiten van accountantsorganisaties en regelgevende instanties om financial auditing te
controleren.
De meerderheid van de ondervraagden heeft relatief veel vertrouwen in het vermogen van
accountantskantoren om financial auditing te controleren, terwijl ze huiverig zijn voor
verdere significante betrokkenheid van de kant van de regelgevers.
Theorie
De literatuur geeft aan dat verschillende concurrerende filosofieën of benaderingen de
grenzen van controleerbaarheid beïnvloeden, met name de markt-, bureaucratische en
clancontrolfilosofieën.
Competing control philosophies:
1. Market control: is gebaseerd op winst- en prijsvergelijkingen om de prestaties van
organisaties en individuele actoren te evalueren. De nadruk ligt op het meten en
bewaken van monetaire output, niet van processen of input.
2. Bureaucratic controle: omvat het gebruik van regels en beleid en persoonlijk toezicht
om individueel gedrag te beïnvloeden en prestaties te beoordelen. Bij deze
benadering wordt het voltooien van een taak gezien als opdeelbaar in een reeks