Samenvatting van alle SPSS methode van de bachelor en master PW

Statistische vaardigheden II: SPSS
Een variabele opstellen
1. Klik op data view
2. Er vindt verandering plaats:
a. De nummers zijn geen cases meer en worden variabele
b. De kolommen bevatten informatie over de variabele
3. Vul de naam in onder het kopje: NAME
4. Vul het type variabele in, in dit practicum altijd NUMERIC onder het kopje TYPE
5. WIDTH staat voor het aantal nummers van het variabele
6. DECIMALS staat voor het aantal decimalen.
7. LABEL voor een omschrijving van het variabele
8. VALUES staat voor de verschillende waardes die de variabele kan aannemen
a. Linkermuisknop geeft een dropdown menu
b. Hier kun je verschillende linkjes leggen zoals 1=female of 2=male
c. Klik op ADD na elke nieuwe value
9. In MISSING kun je welke cases geen waarde hebben voor deze variabele
10. COLUMNS geeft de breedte aan
11. MEASURE geeft aan welke soort variabele je hebt:
a. Scale= Kwantitatieve
b. Ordinal= Ordinaal
c. Nominal = Nominaal
12. ROLE is niet belangrijk, laat het op INPUT
Frequentie opstellen
1. Zorg dat je in de data view zit en een kwantitatieve variabele hebt
2. Klik op ANALYZE
3. Klik op DESCRIPTIVE STATISTICS
4. Klik op FREQUENCIES
5. Je krijgt een dropdown menu en een frequentie moet je onder een bepaalde
variabele invullen.
6. Kies je variabele en vink “Display frequency tabels” aan
7. Ga naar STATISTICS en hier krijg je een dropdown menu met verschillende functies
zoals:
a. Minimum en maximum
b. Deviation
c. Range
d. Variance
e. Quartiles and percentiles
8. Vink aan wat je wil en klik op CONTINUE
9. Als je op CHARTS drukt kun je verschillende grafieken aan klikken
10. Klik op continue en je krijgt je chart
a. De frequencytable geeft ons :
i. Percentage  uit het totale geval
ii. Valid percentage  uit het geldige geheel zonder de missing

, iii. Cumulative percentage  Telt alle percentages bij elkaar op
Compare means function
1. Ga naar ANALYZE
2. Ga naar COMPARE MEANS en selecteer MEANS
3. Selecteer een variabele, een kwantitatieve variabele
4. Selecteer een andere variabele waarmee je het wil vergelijken
a. Als je op NEXT klikt kun je een andere variabele toevoegen
5. Je kan de verschillende statistieken kiezen waarmee je het wilt vergelijken als je op
STATISTICS drukt
6. Klik op CONTINUE en OK
Summaries function: Can be used to compare groups, can also be used to display all the
values for a particular variable per group, mostly convenient for smaller datasets
1. ANALYZE
2. REPORT
3. En selecteer de functie CASE SUMMARIES
4. Selecteer de kwantitatieve variabele naar de VARIABLES
5. Gebruik een ordinale of nominale variabele als GROUP VARIABLES
6. Niet de DISPLAY CASES aanvinken
7. Klik op STATISTICS en selecteer degene die je wilt
Sessie twee: Sort cases
1. DATA
2. Select SORT CASES
3. Selecteer de variabele op welke je wilt selecteren
4. Verplaats het naar het SORT BY vakje
5. Je kan kiezen voor oplopend of aflopend
6. Je kan ook een extra variabele toevoegen
a. Kies een tweede variabele en verplaats deze ook naar SORT BY
b. Selecteer de variabele dan kun je wederom oplopend of aflopend kiezen
Select cases
1. Selecteer DATA
2. Select SELECT CASES
3. Alle cases zijn al geselecteerd als standaard
4. Als je slechts een paar variabele wilt weergeven selecteer je de IF optie
5. Je klikt met je linkermuisknop op IF en je kan een variabele selecteren
6. Je verplaatst de variabele
7. En vervolgens voer je de vergelijking in door Variabele B (leeftijd) = bijvoorbeeld 8,
voor kinderen die 8 zijn alleen weer te geven
- >= groter of gelijk aan
- > groter dan
- = gelijk aan
- <= kleiner of gelijk aan
- < kleiner dan

, 8. Druk op CONTINUE en dan OK
9. Je krijgt een output file en als je terug gaat naar het data set
10. De kinderen die geselecteerd zijn hebben geen streep door het rij nummer, de niet
geselecteerde kinderen hebben dit wel.
11. Je kan ook een extra variabele toevoegen door & neer te zetten en de volgende
variabele te selecteren door op precies dezelfde manier een vergelijking toe te
voegen
Descriptive statistics
1. ANALYZE
2. DESCRIPTIVE STATISTICS
3. Selecteer de variabele waarvan je de waardes wilt weten
4. OPTIONS
5. Selecteer de descriptieve die je wilt weergeven voor de variabele
6. Klik op CONTINUE
7. Je krijgt een dropdown menu met de gevraagde waarde van de variabele


Count values within cases
“Als je wilt tellen hoeveel variabele van een bepaalde waarde of binnen een bepaald interval
voorkomen in je onderzoek, je gebruikt dit vaak om onderscheid te maken tussen meerdere
variabele met dezelfde waardes”- Peter
1. Ga naar TRANSFORM
2. Selecteer COUNT VALUES WITHIN CASES
3. Je krijgt een drop down menu en je kan de volgende dingen invullen
- Target variable  de naam
- Target label  wat ga je tellen?
- Variables  van welke variabele ga je dit tellen?
4. Selecteer de variabele in het menu
5. Druk op CONTINUE
6. Kies de value of de range waarin de waarde moet zitten
7. Druk op CONTINUE
8. Druk op OK
9. Er ontstaat een extra variabele die de gekozen waarde per case aangeeft
Compute variables
“Gebruikt deze optie om de variabele in een andere waarde uit te drukken, jaar  maanden.
“
1. Ga naar TRANSFORM
2. Dan naar COMPUTE VARIABLES
3. Je krijgt een drop down menu en je kan wederom een nieuwe variabele creeëren
4. Je kiest je variabele en deze verplaats je naar NUMERIC EXPRESSION
5. Je vult de vergelijking in, bijvoorbeeld Leeftijd_K * 12
6. Druk op OK
7. Helemaal aan het einde staat nu de leeftijd in maanden
8. Je hoeft nu alleen te weten hoe je dit moet toepassen op één variabele, later meer