Reflectie en Ethiek
Praktijkleren 2
Door:
Studentnummer:
Studiegroepscode:
Cursusnaam:
Docent:
Aantal woorden:
Inleverdatum:
,Inhoudsopgave
1. Reflectie............................................................................................................................. 2
1.1 Situatie beschrijven......................................................................................................3
1.2 Betekenis geven..........................................................................................................3
1.3 Onderzoeken...............................................................................................................4
1.4 Alternatieven formuleren..............................................................................................4
1.5 Verandering.................................................................................................................4
2. Ethiek................................................................................................................................. 4
2.1 Oriëntatie..................................................................................................................... 4
2.1.1 Inleiding................................................................................................................5
2.1.2 Casusbeschrijving................................................................................................5
2.2 Analyse........................................................................................................................ 6
2.2.1 Perspectief betrokkenen.......................................................................................6
2.2.2 Argumenten en beroepscode...............................................................................6
2.3 Conclusie..................................................................................................................... 8
2.3.1 Belangrijkste waarden..........................................................................................8
2.3.2 Mening.................................................................................................................9
2.3.3 Eindoordeel ethiek................................................................................................9
3. Terugblik en reflectie........................................................................................................ 10
3.1 Reflectie op bijeenkomsten........................................................................................10
3.2 Zelfreflectie................................................................................................................ 11
4. Literatuurlijst..................................................................................................................... 11
5. Bijlagen............................................................................................................................. 13
5.1 Ethiek verslag medestudent.......................................................................................13
5.2 Peerreview................................................................................................................. 13
5.3 Tweede uitgewerkte reflectiewijzer............................................................................14
1. Reflectie
In dit reflectieverslag zal ik mijn casus uitwerken op basis van de reflectiewijzer.
2
,1.1 Situatie beschrijven
In week veertien van mijn stage is een cliënt overleden. Die dag kwam ik rond half acht aan op stage
en stond ik op de woning met twee collega’s. De andere stagiaire liep mee met het
gezondheidscentrum. Ik ben sinds mijn tussenevaluatie begonnen met medicatie delen onder
begeleiding dus ik begon mijn dienst ook direct met het delen van de medicatie. Dat was mijn taak
die ochtend. Mijn collega’s waren druk bezig met cliënten uit bed halen. Collega Z kwam naar mij toe
en vertelde dat meneer Mango veel last had van een drukgevoel op zijn borst en dat zij graag direct
om half negen het gezondheidscentrum wilde bellen of zij langs konden komen. Meneer Mango is
bekend met een drukgevoel op zijn borst en gedrag waarbij meneer dit soort dingen zegt om
aandacht te krijgen. Mijn collega had toch rond acht uur alle metingen gedaan waaronder zijn
bloedsuiker omdat meneer diabetes mellitus type 2 heeft. Alle waardes van meneer waren goed en
niet zorgwekkend. Mijn collega ging weer door met een andere cliënt en ik met de medicatie.
Terwijl ik naar meneer Mandarijn liep hoorde ik meneer Mango mijn naam roepen. Ik ben eerst naar
meneer Mandarijn gelopen om hem zijn medicatie te geven en vervolgens ben ik naar meneer
Mango gegaan. Meneer zat op zijn bed en wou even een kort praatje maken en gedag zeggen
aangezien hij mij op de gang had gehoord. Meneer vroeg aan mij of ik zijn rolstoel voor hem kon
halen omdat hij wist dat het gezondheidscentrum zou komen en meneer graag in zijn rolstoel
hiervoor wou zitten. Meneer gaf bij mij nogmaals aan dat hij zich niet lekker voelde. Hierna ben ik
weggegaan en heb tegen collega Z gezegd dat meneer Mango zijn rolstoel wou. Zij pakte de rolstoel
en liep weer terug naar meneer Mango en hielp hem in zijn stoel.
Mijn collega ging weer verder met haar eigen werkzaamheid. In de tussentijd was het
gezondheidscentrum gebeld en waren zij onderweg naar de woning. De verpleegkundige dienst en
mijn mede-stagiaire kwamen iets na half negen op de woning en liepen direct door naar meneer
Mango. Ik was bezig met medicatie delen totdat ik opeens collega Z aanzag rennen en om assistentie
schreeuwde. Ik rende naar de kamer van meneer Mango en zag hem voorover gebogen in zijn
rolstoel zitten. Meneer had schuim uit zijn neus en was blauw, wit en paars van kleur. Collega X en
de verpleegkundige dienst trokken meneer Mango uit zijn stoel en legde hem op de grond. De
verpleegkundige dienst begon met reanimeren en riep door zijn portofoon “code rood medisch”.
Hiermee werd de andere verpleegkundige dienst en de verpleegkundig specialist omgeroepen. Er
gebeurde op dat moment zoveel dat de helft mij voorbij is gegaan. Vervolgens werd door een
andere collega die in de tussentijd is aangekomen verteld dat meneer Mango een niet-reanimeren
verklaring heeft toen stopte de verpleegkundige dienst ook met reanimeren. Later kwam een arts
om meneer Mango dood te verklaren omdat de verpleegkundig specialist dit niet mocht. Meneer is
officieel overleden aan een hartstilstand. Ik raakte in een soort shock waardoor ik alles meekreeg
maar toch ook weer niet. De andere stagiaire en ik moesten buiten gaan zitten omdat we anders de
andere cliënten konden overprikkelen. Buiten kwamen een aantal collega’s van andere woningen
naar ons toe om te kijken hoe het ging. In de tussentijd is de familie gebeld en die kwamen later op
de ochtend langs. Na een uurtje zijn we doorgegaan met de zorg en had een andere collega de
medicatie van mij overgenomen.
1.2 Betekenis geven
De andere stagiaire en ik waren hier enorm van geschrokken. Terwijl wij buiten zaten kreeg ik een
paniekaanval waar ik moeilijk uit kwam. De emoties liepen bij mij hoog op maar ik kon niet huilen.
3
, Waarom ik moeite had met huilen terwijl de rest het ook deed weet ik niet. Ik voelde mij zeer
bezwaard en was nog steeds in shock van wat er was gebeurd. Dit was mijn eerste echte overlijden
van een cliënt dat ik van dichtbij meemaakte. Ik twijfelde aan mijn eigen handelen of ik meer of iets
anders had moeten doen. Graag wil ik onderzoeken of ik goed of slecht heb gehandeld in deze
situatie. Dit brengt mij bij de volgende onderliggende vraag die richting geeft aan dit onderzoek:
“Heb ik als stagiaire anders moeten handelen of meer moeten doen?”.
1.3 Onderzoeken
Een paar dagen na het overlijden van meneer Mango heb ik een gesprek gehad met mijn
werkbegeleidster. Samen met haar heb ik het overlijden van meneer Mango besproken. In dit
gesprek had ik aangegeven dat ik onzeker was over mijn eigen handelen vooraf het overlijden van
meneer. Mijn werkbegeleidster zei dat ik niet meer kon doen dan wat ik al had gedaan. Ik heb met
meneer Mango gesproken toen hij mij riep, ik luisterde naar hem en nam meneer serieus. Vanuit het
perspectief van mijn werkbegeleidster heb ik goed gehandeld. Vanuit mijn eigen perspectief heb ik
het gevoel dat de metingen misschien nog een keer gedaan moesten worden of dat er iemand met
meneer Mango moest blijven. Maar het had uiteindelijk geen verschil gemaakt gaf mijn
werkbegeleidster aan omdat meneer een niet-reanimeren verklaring had. Een hartstilstand kon niet
voorkomen worden bij meneer. Meneer was bekend met een slecht hart en had daarnaast ook veel
andere lichamelijke aandoeningen. Hij was erg ziek en kon onmogelijk herstellen en had daarom een
niet-reanimeren verklaring (De Nederlandse Hartstichting, z.d.).
1.4 Alternatieven formuleren
De volgende keer dat ik een overlijden meemaak moet ik meer vertrouwen hebben in mijn eigen
handelen en meer op mijn gevoel afgaan. Ik wou de metingen van meneer Mango nog een keer
doen en had dat niet gedaan. Het had in deze situatie geen verschil gemaakt maar voor mijn gevoel
wel. Het zou in een andere vergelijkbare situatie misschien wel een verschil hebben gemaakt. Meer
vertrouwen hebben in mezelf en meer op mijn gevoel afgaan wil ik anders doen de volgende keer
dat ik zo een situatie mee maak.
1.5 Verandering
Steviger in mijn schoenen staan is een verandering die ik wil maken binnen mijn eigen functioneren.
Als verpleegkundige later moet ik op mezelf kunnen vertrouwen en mijn eigen handelen kunnen
verantwoorden. Deze reflectie liet mij inzien dat ik ongeacht of ik stagiaire ben of niet wat minder
aan mezelf mag twijfelen. In deze casus heb ik goed gehandeld en ongeacht wat ik deed had het de
uitkomst niet veranderd. De tweede metingen heb ik niet gedaan omdat ik niet zeker genoeg van
mezelf was om dat te gaan doen (uiteraard alsnog onder begeleiding). De volgende keer wil ik
zelfverzekerder zijn en in overleg met collega’s alsnog doen wat ik belangrijk vind zoals in dit geval
de metingen nogmaals doen.
2. Ethiek
2.1 Oriëntatie
4
Praktijkleren 2
Door:
Studentnummer:
Studiegroepscode:
Cursusnaam:
Docent:
Aantal woorden:
Inleverdatum:
,Inhoudsopgave
1. Reflectie............................................................................................................................. 2
1.1 Situatie beschrijven......................................................................................................3
1.2 Betekenis geven..........................................................................................................3
1.3 Onderzoeken...............................................................................................................4
1.4 Alternatieven formuleren..............................................................................................4
1.5 Verandering.................................................................................................................4
2. Ethiek................................................................................................................................. 4
2.1 Oriëntatie..................................................................................................................... 4
2.1.1 Inleiding................................................................................................................5
2.1.2 Casusbeschrijving................................................................................................5
2.2 Analyse........................................................................................................................ 6
2.2.1 Perspectief betrokkenen.......................................................................................6
2.2.2 Argumenten en beroepscode...............................................................................6
2.3 Conclusie..................................................................................................................... 8
2.3.1 Belangrijkste waarden..........................................................................................8
2.3.2 Mening.................................................................................................................9
2.3.3 Eindoordeel ethiek................................................................................................9
3. Terugblik en reflectie........................................................................................................ 10
3.1 Reflectie op bijeenkomsten........................................................................................10
3.2 Zelfreflectie................................................................................................................ 11
4. Literatuurlijst..................................................................................................................... 11
5. Bijlagen............................................................................................................................. 13
5.1 Ethiek verslag medestudent.......................................................................................13
5.2 Peerreview................................................................................................................. 13
5.3 Tweede uitgewerkte reflectiewijzer............................................................................14
1. Reflectie
In dit reflectieverslag zal ik mijn casus uitwerken op basis van de reflectiewijzer.
2
,1.1 Situatie beschrijven
In week veertien van mijn stage is een cliënt overleden. Die dag kwam ik rond half acht aan op stage
en stond ik op de woning met twee collega’s. De andere stagiaire liep mee met het
gezondheidscentrum. Ik ben sinds mijn tussenevaluatie begonnen met medicatie delen onder
begeleiding dus ik begon mijn dienst ook direct met het delen van de medicatie. Dat was mijn taak
die ochtend. Mijn collega’s waren druk bezig met cliënten uit bed halen. Collega Z kwam naar mij toe
en vertelde dat meneer Mango veel last had van een drukgevoel op zijn borst en dat zij graag direct
om half negen het gezondheidscentrum wilde bellen of zij langs konden komen. Meneer Mango is
bekend met een drukgevoel op zijn borst en gedrag waarbij meneer dit soort dingen zegt om
aandacht te krijgen. Mijn collega had toch rond acht uur alle metingen gedaan waaronder zijn
bloedsuiker omdat meneer diabetes mellitus type 2 heeft. Alle waardes van meneer waren goed en
niet zorgwekkend. Mijn collega ging weer door met een andere cliënt en ik met de medicatie.
Terwijl ik naar meneer Mandarijn liep hoorde ik meneer Mango mijn naam roepen. Ik ben eerst naar
meneer Mandarijn gelopen om hem zijn medicatie te geven en vervolgens ben ik naar meneer
Mango gegaan. Meneer zat op zijn bed en wou even een kort praatje maken en gedag zeggen
aangezien hij mij op de gang had gehoord. Meneer vroeg aan mij of ik zijn rolstoel voor hem kon
halen omdat hij wist dat het gezondheidscentrum zou komen en meneer graag in zijn rolstoel
hiervoor wou zitten. Meneer gaf bij mij nogmaals aan dat hij zich niet lekker voelde. Hierna ben ik
weggegaan en heb tegen collega Z gezegd dat meneer Mango zijn rolstoel wou. Zij pakte de rolstoel
en liep weer terug naar meneer Mango en hielp hem in zijn stoel.
Mijn collega ging weer verder met haar eigen werkzaamheid. In de tussentijd was het
gezondheidscentrum gebeld en waren zij onderweg naar de woning. De verpleegkundige dienst en
mijn mede-stagiaire kwamen iets na half negen op de woning en liepen direct door naar meneer
Mango. Ik was bezig met medicatie delen totdat ik opeens collega Z aanzag rennen en om assistentie
schreeuwde. Ik rende naar de kamer van meneer Mango en zag hem voorover gebogen in zijn
rolstoel zitten. Meneer had schuim uit zijn neus en was blauw, wit en paars van kleur. Collega X en
de verpleegkundige dienst trokken meneer Mango uit zijn stoel en legde hem op de grond. De
verpleegkundige dienst begon met reanimeren en riep door zijn portofoon “code rood medisch”.
Hiermee werd de andere verpleegkundige dienst en de verpleegkundig specialist omgeroepen. Er
gebeurde op dat moment zoveel dat de helft mij voorbij is gegaan. Vervolgens werd door een
andere collega die in de tussentijd is aangekomen verteld dat meneer Mango een niet-reanimeren
verklaring heeft toen stopte de verpleegkundige dienst ook met reanimeren. Later kwam een arts
om meneer Mango dood te verklaren omdat de verpleegkundig specialist dit niet mocht. Meneer is
officieel overleden aan een hartstilstand. Ik raakte in een soort shock waardoor ik alles meekreeg
maar toch ook weer niet. De andere stagiaire en ik moesten buiten gaan zitten omdat we anders de
andere cliënten konden overprikkelen. Buiten kwamen een aantal collega’s van andere woningen
naar ons toe om te kijken hoe het ging. In de tussentijd is de familie gebeld en die kwamen later op
de ochtend langs. Na een uurtje zijn we doorgegaan met de zorg en had een andere collega de
medicatie van mij overgenomen.
1.2 Betekenis geven
De andere stagiaire en ik waren hier enorm van geschrokken. Terwijl wij buiten zaten kreeg ik een
paniekaanval waar ik moeilijk uit kwam. De emoties liepen bij mij hoog op maar ik kon niet huilen.
3
, Waarom ik moeite had met huilen terwijl de rest het ook deed weet ik niet. Ik voelde mij zeer
bezwaard en was nog steeds in shock van wat er was gebeurd. Dit was mijn eerste echte overlijden
van een cliënt dat ik van dichtbij meemaakte. Ik twijfelde aan mijn eigen handelen of ik meer of iets
anders had moeten doen. Graag wil ik onderzoeken of ik goed of slecht heb gehandeld in deze
situatie. Dit brengt mij bij de volgende onderliggende vraag die richting geeft aan dit onderzoek:
“Heb ik als stagiaire anders moeten handelen of meer moeten doen?”.
1.3 Onderzoeken
Een paar dagen na het overlijden van meneer Mango heb ik een gesprek gehad met mijn
werkbegeleidster. Samen met haar heb ik het overlijden van meneer Mango besproken. In dit
gesprek had ik aangegeven dat ik onzeker was over mijn eigen handelen vooraf het overlijden van
meneer. Mijn werkbegeleidster zei dat ik niet meer kon doen dan wat ik al had gedaan. Ik heb met
meneer Mango gesproken toen hij mij riep, ik luisterde naar hem en nam meneer serieus. Vanuit het
perspectief van mijn werkbegeleidster heb ik goed gehandeld. Vanuit mijn eigen perspectief heb ik
het gevoel dat de metingen misschien nog een keer gedaan moesten worden of dat er iemand met
meneer Mango moest blijven. Maar het had uiteindelijk geen verschil gemaakt gaf mijn
werkbegeleidster aan omdat meneer een niet-reanimeren verklaring had. Een hartstilstand kon niet
voorkomen worden bij meneer. Meneer was bekend met een slecht hart en had daarnaast ook veel
andere lichamelijke aandoeningen. Hij was erg ziek en kon onmogelijk herstellen en had daarom een
niet-reanimeren verklaring (De Nederlandse Hartstichting, z.d.).
1.4 Alternatieven formuleren
De volgende keer dat ik een overlijden meemaak moet ik meer vertrouwen hebben in mijn eigen
handelen en meer op mijn gevoel afgaan. Ik wou de metingen van meneer Mango nog een keer
doen en had dat niet gedaan. Het had in deze situatie geen verschil gemaakt maar voor mijn gevoel
wel. Het zou in een andere vergelijkbare situatie misschien wel een verschil hebben gemaakt. Meer
vertrouwen hebben in mezelf en meer op mijn gevoel afgaan wil ik anders doen de volgende keer
dat ik zo een situatie mee maak.
1.5 Verandering
Steviger in mijn schoenen staan is een verandering die ik wil maken binnen mijn eigen functioneren.
Als verpleegkundige later moet ik op mezelf kunnen vertrouwen en mijn eigen handelen kunnen
verantwoorden. Deze reflectie liet mij inzien dat ik ongeacht of ik stagiaire ben of niet wat minder
aan mezelf mag twijfelen. In deze casus heb ik goed gehandeld en ongeacht wat ik deed had het de
uitkomst niet veranderd. De tweede metingen heb ik niet gedaan omdat ik niet zeker genoeg van
mezelf was om dat te gaan doen (uiteraard alsnog onder begeleiding). De volgende keer wil ik
zelfverzekerder zijn en in overleg met collega’s alsnog doen wat ik belangrijk vind zoals in dit geval
de metingen nogmaals doen.
2. Ethiek
2.1 Oriëntatie
4
