Thema 7
1.2.2 Letsel
Naam:
Datum:
,Inhoudsopgave
Zuren en basen................................................................................................................................................. 2
Beoordelen zuur/base- balans ............................................................................................................................ 3
Hoogtefysiologie .............................................................................................................................................. 7
Röntgenfoto’s .................................................................................................................................................. 8
Het hart .......................................................................................................................................................... 10
De systemische circulatie.................................................................................................................................. 11
Hart- en vaatfunctie curves ............................................................................................................................ 13
De curves bij dynamische fysieke beweging ..................................................................................................... 14
Shock ............................................................................................................................................................. 15
Stages van shock: ............................................................................................................................................. 17
Trauma........................................................................................................................................................... 18
Anatomie ....................................................................................................................................................... 20
Abdominale vaten Slagaders/arteriën ............................................................................................................. 23
De nieren .......................................................................................................................................................... 26
Embryologie ................................................................................................................................................... 28
Het urinewegsysteem .................................................................................................................................... 31
Glomerulaire filtratie ..................................................................................................................................... 32
De nefron ....................................................................................................................................................... 35
Het tegenstroom multiplier systeem ................................................................................................................ 38
transport ........................................................................................................................................................ 38
Verstoringen in de plasma [K+] ...................................................................................................................... 40
De regulatie van de terugresorptie en secretie............................................................................................... 42
Nierinsufficiëntie ............................................................................................................................................ 44
Lichaamsvloeistoffen ..................................................................................................................................... 45
Soorten oplossingen ....................................................................................................................................... 47
Regulatie van lichaamsvloeistoffen ................................................................................................................ 47
Osmo- en volumeregulatie ............................................................................................................................... 49
Oedeem ......................................................................................................................................................... 51
Farmacologie .................................................................................................................................................. 52
Hypertensie .................................................................................................................................................... 54
1
,Zuren en basen
Normaalwaarden
pH = 7,35- 7,45
PaCO2 = 35- 45 mmHg
[HCO3-] = 21- 26 mEq/L
Serumcreatinine = m: 50- 100 μmol/L; v: 45- 90 μmol/L
[Na+] = 135- 145 mmol/L
[K+] = 3,5- 5 mEq/L
[Cl-] = 97- 107 mEq/L
[Ca2+] =2,10-2,55
Hematocriet = 0,42- 0,52
Hb = m: 8,7 -10,8 mmol/L, v: 7,6- 9,5 mmol/L
Glucose = 4 – 5,5 mmol/L
zuur: een H + donor (HA)
base: een H + ontvanger (A-)
sterk (zwak) zuur: brengt veel (weinig) H + ionen in de oplossing
sterke (zwakke) base: bindt veel (weinig) H+ ionen uit de oplossing
pH = log 1/ [H+] = - Log [H+]
pK = -LogK
H + -concentratie wordt bepaald door
1. De opname en productie van H +
2. De eliminatie van H + door het lichaam:
- via de nieren
- via zuur-base buffers
buffer: een stof die H+ ionen bindt omkeerbaar tot een zwak zuur,
effectiviteit hangt af van:
- pH van de lichaamsvloeistof
- pK van de buffer
- bufferconcentratie
- open/ gesloten systeem (open systeem = je kunt de hoeveelheid buffer
laten toe of afnemen)
bicarbonaat als buffer:
▪ H2O + CO2 ⇔ H2CO3 ⇔ H+ + HCO3-
▪ buffert ten minste 50% niet-vluchtige zuren
▪ belangrijkste extracellulaire buffer
▪ pK (= 6.1) (is niet optimaal) en relatief lage CO2 en HCO3-
concentraties. MAAR: nog steeds heel effectief omdat het een "open
systeem" is!
Je kunt HCO3- reguleren via de nieren en CO2 via de longen → dubbel
open systeem!
(zie de vergelijking van Henderson-Hasselbalch hiernaast)
2
, Soorten zuren
vluchtig zuur 15000-20000 mmol/dag
- Kan door de longen worden uitgescheiden
- Verlies je via: koolhydraten + vetten → H2O + CO2 uitscheiden
Niet vluchtig zuur 40-80 mmol/dag (1 mmol/kg)
- Kan niet door de longen worden uitgescheiden
- Voedingstoffen; aminozuren
- Verlies je via: feces + HCO3-
Kenmerken van primaire storingen:
vergezeld door een secundaire reactie van het lichaam
de pH wordt normaal, maar wordt nooit volkomen normaal
er bestaat niet zoiets als "overcompensatie"
Beoordelen zuur/base- balans
o pH
o PCO2
o [HCO3-]
o De te verwachten respons op de pH-verandering!
Check altijd alle 4 bovenstaande factoren!
Het is belangrijk om te weten wat de verstoring is en wat het compensatiemechanisme is! Je wilt de
oorzaak behandelen!
Zuur/base verstoring: normaalwaarden
pH pH → acidose of alkalose zuur 7,35 – 7,45 → base
mmHg PaCO2 → Carbondioxide (zuur) base 35 – 40 → zuur
mEq/L HCO3- → bicarbonaat (base) zuur 21 – 26 → base
mmHg PaO2 → zuurstof 80 – 100
1. Is het een acidose of alkalose? → kijk naar de pH
2. Is het respiratoir of metabool?
3. Wordt het wel of niet gecompenseerd?
→ als de pH normaal is maar de PaCO2 en HCO3- zijn abnormaal = compensatie!
Speciale gevallen:
- Gemengde metabole en respiratoire acidose/alkalose = Als HCO3- en PaCO2 beide aan de
zure/basische kant zijn maar HCO3- en PaCO2 beide niet normaal zijn
- Gemengde metabole acidose/alkalose en respiratoire alkalose/acidose = als de pH normaal is maar
HCO3- en PaCO2 beide niet normaal zijn
Volledige of gedeeltelijke compensatie? Voorbeelden:
Volledig: de pH is normaal pH = 7,3 – acidose
Gedeeltelijk: de pH is niet normaal CO2 = 50 – respiratoir
HCO3- = 49 – deels gecompenseerd
Hoe weet je de verstoring als de pH normaal is? pH = 7,35 – normale (acidose)
1. Wat is de diagnose van de patient? CO2 = 49 – respiratoir
- COPD, respiratoir probleem = veel CO2 vasthouden HCO3- = 30 – volledig gecompenseerd
- Diarree/ overgeven = verlies zuur → metabole alkalose
2. Ligt het meer naar de zure of basische kant? pH = 7,5 – alkalose
CO2 = 51 – deels gecompenseerd
HCO3- = 41 – metabool
3