Cognitieve en taalontwikkeling
Samenvattingen colleges
Taalontwikkeling
College 1
Wat is taal?
- Een systeem waarmee een relatie kan worden gelegd tussen signalen en concepten
- Zes dimensies:
Fonetiek: spraakklanken
Fonologisch: combinaties spraakklanken (fonemen zijn kleinste combinaties
spraakklanken), intonatie
Morfologie: kleinste stukjes waar woorden uit bestaan (morfenen zijn kleinste
stukjes woorden)
Syntaxis: grammatica
Semantiek: betekenis losse woorden, gecombineerde woorden etc.
Pragmatiek: situaties waarin je taal kunt gebruiken (formeel, informeel)
- Hockett’s kenmerken (4 van de 6, maar je moet ze allemaal kennen!)
Creativiteit: kinderen zijn heel creatief, bedenken eenvoudig nieuwe woorden
Semanticiteit: woorden in mensentaal kunnen verwijzen naar objecten, acties en
ideeën
Arbitrariteit: de manier hoe het woord klinkt, zegt niks over wat het woord voorstelt
(met uitzondering van bijvoorbeeld sissen, kwaken)
Verplaatsing: iets wat je beschrijft met taal hoeft niet altijd werkelijk gebeurd te zijn
(fictie, iets wat niet hier en nu plaats vindt)
- Taalvermogen breed = systemen in lichaam die noodzakelijk zijn voor taal
(ademhalingssysteem, hoor systeem), hebben dieren ook
- Taalvermogen smal = onder andere recursie = menselijke capaciteit om elementen van taal
(delen van zinnen) in het oneindige te herhalen (zie PPT)
Dierentaal
- Gorilla’s kunnen tot zekere hoogte gebarentaal leren
- Honden kunnen redelijk makkelijk nieuwe woorden leren
- Voor dieren is taal leren veel moeilijker dan voor mensen
- Categorische perceptie = allemaal soorten klanken koppelen aan een letter (bijvoorbeeld ‘r’)
Kritische periode: periode vroeg in de ontwikkeling van organisme waarin het extra ontvankelijk voor
blootstellingen aan iets
- Belangrijk voorbeeld: katten van Hubel en Wiesel
- Periode van grootste plasticiteit (meest open voor ervaring)
- Vroeg in ontwikkeling, kort
, - Effecten deprivatie onomkeerbaar
- Belangrijk voorbeeld: wolfskinderen, Genie
- Afname in leervaardigheid begint tussen 4 en 7 jaar
College 2
Theorieën taalontwikkeling
- Behaviorisme
Nadruk op omgevingsfactoren
Taal = verbaal gedrag
Klassieke VS operante condering
Echoic behaviour = andere varianten op bestaand iets (zie PPT)
Voornaamste problemen: 1. U-shaped development (eerst bijvoorbeeld goede
werkwoordvervoeging bij sterke werkwoorden door imitatie omgeving, daarna fout
omdat ze andere regels leren, daarna weer goed), want fout wordt niet door
omgevingsfactoren gemaakt dus niet te verklaren met behaviourisme. 2. Creativiteit
beginnende taalleerder ook niet te verklaren
- Nativisme
Nadruk op aangeboren taalvermogen
Taal verschilt universeel van andere cognitieve domeinen
Kinderen hebben language acquisition device (taalaanbod ouders + algemene
leerprincipes + kennis van grammatica output: kindertaal
Universele grammaticale regels (volgorde van belang scheelt per land, zie voorbeeld
PPT!)
Belangrijkste kritiek = bijna geen aandacht voor omgeving
- Interactionisme
Nadruk op aangeboren taalvermogen en omgeving
Kindgerichte spraak verschil minder van volwassen-gerichte spraak dan gedacht
wordt. Kan al heel veel zeggen en ook volwassen activiteiten
Zinsopbouw: verkleinwoorden, woorden verdubbelen, praten in het hier en nu, kort
en eenvoudig
Uitspraak: hoge tonen, vraagintonatie, laag tempo
Omwerking (recast) = zin van een kind herhalen op een duidelijkere manier
Positieve feedback = vraagzin met impliciete correctie als reactie op fout kind
Negatieve feedback = reageren met ‘wat?’ als ouder echt niet snapt wat het bedoelt
waardoor kind zelf moet corrigeren
Invloed SES op taalontwikkeling
- Hoe hoger SES, hoe meer gebaren als baby, want ouders ook
- SES voorspellend voor vocabulaire groei bij 54 maanden
College 3
Taalperceptie
Samenvattingen colleges
Taalontwikkeling
College 1
Wat is taal?
- Een systeem waarmee een relatie kan worden gelegd tussen signalen en concepten
- Zes dimensies:
Fonetiek: spraakklanken
Fonologisch: combinaties spraakklanken (fonemen zijn kleinste combinaties
spraakklanken), intonatie
Morfologie: kleinste stukjes waar woorden uit bestaan (morfenen zijn kleinste
stukjes woorden)
Syntaxis: grammatica
Semantiek: betekenis losse woorden, gecombineerde woorden etc.
Pragmatiek: situaties waarin je taal kunt gebruiken (formeel, informeel)
- Hockett’s kenmerken (4 van de 6, maar je moet ze allemaal kennen!)
Creativiteit: kinderen zijn heel creatief, bedenken eenvoudig nieuwe woorden
Semanticiteit: woorden in mensentaal kunnen verwijzen naar objecten, acties en
ideeën
Arbitrariteit: de manier hoe het woord klinkt, zegt niks over wat het woord voorstelt
(met uitzondering van bijvoorbeeld sissen, kwaken)
Verplaatsing: iets wat je beschrijft met taal hoeft niet altijd werkelijk gebeurd te zijn
(fictie, iets wat niet hier en nu plaats vindt)
- Taalvermogen breed = systemen in lichaam die noodzakelijk zijn voor taal
(ademhalingssysteem, hoor systeem), hebben dieren ook
- Taalvermogen smal = onder andere recursie = menselijke capaciteit om elementen van taal
(delen van zinnen) in het oneindige te herhalen (zie PPT)
Dierentaal
- Gorilla’s kunnen tot zekere hoogte gebarentaal leren
- Honden kunnen redelijk makkelijk nieuwe woorden leren
- Voor dieren is taal leren veel moeilijker dan voor mensen
- Categorische perceptie = allemaal soorten klanken koppelen aan een letter (bijvoorbeeld ‘r’)
Kritische periode: periode vroeg in de ontwikkeling van organisme waarin het extra ontvankelijk voor
blootstellingen aan iets
- Belangrijk voorbeeld: katten van Hubel en Wiesel
- Periode van grootste plasticiteit (meest open voor ervaring)
- Vroeg in ontwikkeling, kort
, - Effecten deprivatie onomkeerbaar
- Belangrijk voorbeeld: wolfskinderen, Genie
- Afname in leervaardigheid begint tussen 4 en 7 jaar
College 2
Theorieën taalontwikkeling
- Behaviorisme
Nadruk op omgevingsfactoren
Taal = verbaal gedrag
Klassieke VS operante condering
Echoic behaviour = andere varianten op bestaand iets (zie PPT)
Voornaamste problemen: 1. U-shaped development (eerst bijvoorbeeld goede
werkwoordvervoeging bij sterke werkwoorden door imitatie omgeving, daarna fout
omdat ze andere regels leren, daarna weer goed), want fout wordt niet door
omgevingsfactoren gemaakt dus niet te verklaren met behaviourisme. 2. Creativiteit
beginnende taalleerder ook niet te verklaren
- Nativisme
Nadruk op aangeboren taalvermogen
Taal verschilt universeel van andere cognitieve domeinen
Kinderen hebben language acquisition device (taalaanbod ouders + algemene
leerprincipes + kennis van grammatica output: kindertaal
Universele grammaticale regels (volgorde van belang scheelt per land, zie voorbeeld
PPT!)
Belangrijkste kritiek = bijna geen aandacht voor omgeving
- Interactionisme
Nadruk op aangeboren taalvermogen en omgeving
Kindgerichte spraak verschil minder van volwassen-gerichte spraak dan gedacht
wordt. Kan al heel veel zeggen en ook volwassen activiteiten
Zinsopbouw: verkleinwoorden, woorden verdubbelen, praten in het hier en nu, kort
en eenvoudig
Uitspraak: hoge tonen, vraagintonatie, laag tempo
Omwerking (recast) = zin van een kind herhalen op een duidelijkere manier
Positieve feedback = vraagzin met impliciete correctie als reactie op fout kind
Negatieve feedback = reageren met ‘wat?’ als ouder echt niet snapt wat het bedoelt
waardoor kind zelf moet corrigeren
Invloed SES op taalontwikkeling
- Hoe hoger SES, hoe meer gebaren als baby, want ouders ook
- SES voorspellend voor vocabulaire groei bij 54 maanden
College 3
Taalperceptie