Blok 1.4 - Neurorevalidatie
,INHOUDSOPGAVE
Neuropathie van de N. Medianus (C5-T1) ............................................................................................ 2
Neuropathie van de N. Radialis (C5-T1) ............................................................................................... 4
Neuropathie van de N. Ulnaris (c8-T1) ................................................................................................. 5
Neuropathie van de N. Femoralis (l1-l4)............................................................................................... 7
Neuropathie van de N. Ischiadicus (L4-S3) ......................................................................................... 9
Neuropathie van de N. Peroneus (L4-S2)........................................................................................... 10
Neuropathie van de N. Tibialis (l4-S3) ................................................................................................ 11
, NEUROPATHIE VAN DE N. MEDIANUS (C5 -T1)
De N. Medianus innerveert de:
▪ M. Pronator teres;
▪ M. Pronator quadratus;
▪ M. Flexor carpi radialis;
▪ M. Palmaris longus;
▪ M. Flexor digitorum superficialis;
▪ M. Flexor digitorum profundus;
▪ M. Flexor pollicis longus;
▪ M. Flexor pollicis brevis (caput superficiale);
▪ M. Abductor pollicis longus;
▪ M. Opponens pollicis;
▪ Mm. Lumbricalis.
Klinisch beeld
Het klinisch beeld bestaat uit:
▪ Laesies in de axilla (okselregio, bovenarm en/of elleboog);
▪ Zwakte van de vingerflexoren (“preachers hand”), behalve die door de n. ulnaris
worden geïnnerveerd.
Oorzaken N. Medianuslaesie
In de axilla (oksel) ▪ Iatrogeen ten gevolge van puncties
In de bovenarm ▪ Humerus-schachtfractuur
▪ Compressie van de humerus tijdens de slaap
▪ Fractuur van de processus supracondylaris
▪ Compressie van het ligament van Struther
In de elleboog ▪ Fractuur distale deel van de ulna
▪ Compressie tussen de humerus en de ulna na repositie van
een gedislokeerde elleboog
Therapie
Indien aanwezig resectie van het ligament van Struther. Als er 5-6 maanden na een
supracondylaire fractuur geen tekenen van herstel zijn, moet exploratie volgen.
PRONATOR TERES-SYNDROOM
Bij het Pronator Teres-Syndroom is er sprake van een inklemming van de N. Medianus tussen
de koppen van de M. Pronator Teres, met name bij extensie van de arm.
Het klinische beeld bestaat uit:
▪ Pijn in de onderarm, met soms uitstralingen naar de radiale zijde van arm (vinger 1 t/m
3 en handpalm), zonder nachtelijke klachten;
▪ Gestoorde pincetgreep, met soms flexiekramp van de eerste en tweede vinger;
▪ Gevoelsstoornissen ulnaire zijde duim en radiale zijde tweede vinger;
▪ Zwakte van de M. Flexor pollicis brevis en M. Abductor pollicis brevis, met soms ook
zwakte aan de M. Opponens pollicis;
▪ Provocatie door krachtige en herhaalde pronatie (onderarm), extensie (elleboog) en
flexie (eerste en tweede vinger);
▪ Lokale drukpijn van de M. Pronator teres.
SYNDROOM VAN KILOH -NEVIN (RADICULOPATHIE C7 -C8)
De N. Interosseus anterior is een motorische zenuwtak van de N. Medianus. Dit kan ontstaan
door een fractuur van de onderarm, compressie ten gevolge van fibreuze band of idiopathisch.