Boek: Meer dan onderwijs
Hoofdstuk 3) Hoe kinderen leren
Paragraaf 3.1) Inleiding en definitie
We zeggen dat iemand leert of iets geleerd heeft wanneer we een relatief stabiele
verandering in zijn of haar gedrag constateren, die het gevolg is van leeractiviteiten en een
zekere mate van wendbaarheid heeft. Het gaat bij leren gaat het dus om meer dan kennis
verwerven. Bij onopzettelijk leren heeft het kind niet de uitgesproken bedoeling om te leren,
maar gebeurt het wel. Opzettelijk leren gebeurt met een bedoeling en wordt ook wel
intentioneel leren genoemd. We willen dat het geleerde ook in andere situaties gebruikt kan
worden, dit noemen we transfer. Leren is een complex proces en vraagt om passende
leeromgevingen (passend bij leren en passend bij de kinderen). Een leeractiviteit is een
verzameling van handelingen van handelingen die tot een bepaald doel leiden (bijv.
scheppen, emmers vullen met zand, kuilen graven leidt tot de activiteit ‘een haven maken’).
in alle onderwijsleersituaties gaat het om de relaties tussen drie elementen:
1) Iemand die zorgt voor het leren leren
2) Iemand die leert
3) Iets wat wordt geleerd
Leren is iets wat het kind uiteindelijk zelf moet doen en niet iets wat hem overkomt. Inzet,
betrokkenheid en motivatie zijn daarbij van wezenlijk belang. Het is van groot belang dat het
kind zelf wil leren, dat het gemotiveerd is. In de zelfdeterminatietheorie onderscheiden we
intrinsieke en extrinsieke motivatie. We spreken van intrinsieke motivatie als het kind van
binnenuit gemotiveerd is (hij vindt bijv. het onderwerp interessant). Als je de intrinsieke
motivatie wilt stimuleren moet je uitgaan van de drie basisbehoeften (relatie, autonomie,
competentie). We spreken van extrinsieke motivatie als het kind van buitenaf wordt
aangezet om te leren (beloning, voor e leraar, voor de ouders etc.).
Paragraaf 3.2) Spel en verhalen
Door middel van spel leert het kind zijn wereld kennen en leert ‘de wereld’ het kind kennen.
Een kind speelt pas wanneer het zich lichamelijk goed voelt (geen honger, niet ziek) en
wanneer het zich veilig en geborgen voelt. Spel is altijd spelen met iets: interactie tussen
kind en spelobject (lichaam, woorden, gedachten, mensen, dieren, dingen).
Spelend leren is erg belangrijk. De mens is een homo ludens, een spelende mens. Spel heeft
de functie van oefening van bepaalde handelingen en speelt een rol in het omgaan met
emoties. Oppervlakkig gezien denkt men vaak dat je op school bent om te leren en iet om te
spelen. Spel leidt evenals leren tot kennis en is dus een vorm van kennisproductie. Bij het
definiëren van spel moeten 3 aspecten terug komen:
- De deelname is op vrijwillige basis (intrinsiek gemotiveerd)
- Uitgesproken en niet uitgesproken regels spelen een belangrijke rol
- Er is tegelijkertijd ruimte voor vrijheid van handelen
De leraar houdt bij spel om te leren rekening met de zone van de actuele ontwikkeling en de
zone van naaste ontwikkeling. In de kleutergroepen staat het spel centraal omdat het de
natuurlijke leervorm van het kind is. Competentie is erg belangrijk in spel, het willen
overtreffen van anderen en van zichzelf. Regelgeleid spel wordt vooral ingezet voor
kennisverwerving en is als zodanig een leeractiviteit. Kenmerken van spelen: Spelen is
prettig, het levert positieve ervaring en betrokkenheid op, spelen betekent vrijheid van
,handelen, spelen kent ook regels, spelen is altijd vrijwillig en spelen is een open of flexibele
activiteit. Er zijn verschillende opvattingen over spel:
Ontspanningstheorie: spel staat tegenover werk. Spel zorgt voor ontspanning
Oefentheorie: een kind oefent fucnties die het later nodig heeft
Recapitulatietheorie: spel is eigenlijk een verkorte herhaling (recapitulatie) van
activiteiten uit de ontwikkeling van de menselijke soort (indianenspel). Zo is volgens
deze theorie de ontwikkeling van de enkeling (ontogenese) een herhaling van het
proces van menswording (fylogenese)
Katharsistheorie: spel is uitlaatklep voor spanningen; het is een activiteit waardoor
een mens de problemen waarmee hij geconfronteerd wordt, kan verwerken. Het
heeft een zuiverende werking (katharsis)
Theorie van de overtollige energie: overschot aan energie kun je kwijt raken via spel
Weerspiegeling van de realiteit
Mogelijkheid om informatie over de realiteit op te slaan en te verwerken
Spel voor het sociale gedrag: toeschouwgedrag (toekijken), solitair spel (alleen
spelen), parallelspel (naast elkaar spelen maar niet samen), associastief spel
(kinderen spelen ‘samen’ maar zonder concentratie op doel en
rol-/materiaalverdeling) en coöperatief spel (samenwerking en overleg van verdeling)
Relatie tussen kind en fysieke wereld: oefenspel (vertrouwd raken met objecten),
symbolisch spel (doen-alsof spel), regelspel (regelbewustzijn)
Spel gebaseert op levensloop van de mens en bevrediging 4 levensbehoeften:
- Agnôn (wedstrijd): behoefte om ergens in uit te blinken
- Alea (dobbelsteen): niet afhankelijk van eigen vermogen, maar van toeval (gokken)
- Mimicry (nabootsen): zichzelf ontsnappen door een ander te spelen
- Ilinx (draaikolk): spel met gevaar en risico’s (crossen, kermisattracties)
Kinderen leren via spel over de wereld van volwassenen
Spel als leidende activiteit: er doen verschillende spelvormen en spelstadia mee die
elk leidend zijn voor aspecten van de ontwikkeling.
Spel is plezierig, is spontaan, heeft een eigen realiteit en is vrij van regels en roept actieve
betrokkenheid op. Wanneer kinderen worden aangemoedigd om op hun eigen manier met
materiaal te spelen, ontwikkelen zij nieuwsgierigheid, motivatie en gevoel van succes.
Er zijn verschillende soorten spel:
- Oefenspel; het herhalend uitvoeren van bewegingen is kenmerkend. Kind speelt met
eigen lichaam, probeert een bepaalde beweging onder de knie te krijgen of een
vaardigheid te verwerven met een voorwerp (teen in de mond stoppen, een stoepje
afspringen, bal in de basket gooien). het gaat hier alleen om het plezier dat het kind
heeft in het uitvoeren van de handeling. Dit spel wordt ook wel sensomotorisch spel
genoemd omdat het kind niet alleen zijn bewegingen, maar ook zijn zintuigen oefent
(sensopathisch senso = zintuig / pathisch = beleven). Het kind leert: eigen lichaam
kennen, spieren en motoriek ontwikkelen en beheersen, vaardigheden verwerven,
zintuigen oefenen, ruimte en tijd verklaren
- Experimenteerspel; het ontdekken van eigenschappen is kenmerkend. Een kind leert:
ervaringen opdoen, mogelijkheden of eigenschappen van zichzelf/ anderen/dingen
ontdekken, ontwikkelen van motoriek en zintuigen, opdoen van ruimte-ervaringen,
iets scheppen (creator zijn) en oriëntatiebasis leggen
, - Constructiespel; vervormen (klei), samenvoegen (toren blokken maken) of
hergroeperen met materialen, ideeën en dergelijken. We onderscheiden constructie
in de ruimte (driedimensionaal) en contructie in het platte vlak (tweedimensionaal).
Een kind leert: materialen en hun specifieke eigenschappen, ontwikkelen van
gevoeligheid voor de wereld om zich heen, zelf plannen maken, ruimtelijke
verhoudingen, problemen oplossen, begrippen als lang kort dun dik etc.
- Rollenspel; kind ervaart hoe het is om zich in een bepaalde situatie op een bepaalde
manier te gedragen. Als een kind een volwassene nadoet is er sprake van
imitatiespel. Er wordt van compensatoire combinaties gesproken als het kind in zijn
spel angsten, problemen en dergelijke compenseert, in het spel kan het probleem
worden opgelost (kind die thuis weinig aandacht krijgt, speelt spel waarbij hij als
vader leuke dingen doet met zijn kinderen). In een liquidatiecombinatie leert een
kind de realiteit te accepteren (jongen 2 keer wrat aan laten stippen, stipt wratten
aan bij beer en zegt: doet maar even pijn, het is straks over). Je spreekt van
anticiperende combinaties als een kind zijn spel vooruitloopt op gebeurtenissen
(bijv. spelen wat er gebeurt als je niet uitkijkt bij het oversteken). Een kind leert bij dit
spel: situaties kennen, gedrag van mensen kennen, voelen hoe het is om dingen te
doen/te zijn, compenseren van angsten, zich sociaal gedragen, afspraken maken.
- Regelspel; bijv. afgesproken rollenspel. Een kind leert: samenwerken, zelf regels
maken, regels en afspraken toepassen
- Receptief spel; kind neemt informatie vanuit de buitenwereld op en verwerkt deze
(luisteren naar muziek, lezen boek, kijken film). op spelende wijze vindt er opname
van informatie plaats. Een kind leert: informatie opnemen en verwerken
Memelink onderscheidt binnen de leerlijn ‘spelontwikkeling’ vier soorten spel:
Manipulatief spel: het verkennend omgaan met concrete materialen. Kind verkent
voorwerp door eraan te voelen, proeven, ruiken, vast houden en meer voorwerpen
op elkaar stapelen, in elkaar passen, tegen elkaar aan slaan
Functionele spel: materialen worden op juiste manier gebruikt. Kinderen kunnen
verschillende spelactiviteiten kiezen
Symbolisch spel: het gaat om het doen-alsof, bijv. autorijdt naar de garage. Kinderen
hebben een gerichte rol en verdelen de rollen onderling
Regelspel: er horen regels bij het spel (voetbal, trefbal)
Kinderen ontwikkelen zich pas in hun spel wanneer de sociale omgeving ze uitnodigt om deel
te nemen aan nieuwe en meer ingewikkelde sociaal-culturele activiteiten. De leraar moet
kinderen uitdagen tot nadoen van nieuw gedrag door samen te spelen. Hij neemt deel aan
het spel en communiceert erover met de kinderen, dat kan op 2 niveaus:
- Op het niveau van handelen door mee te doen en ervoor te zorgen dat de juiste
materialen worden aangeboden die passen bij de verschillende handelingen
- Op het niveau van betekenisverlening: door te communiceren over de betekenissen
die passen bij de handelingen.
Verhalen geven de mogelijkheid om de wereld te ordenen door gebruik te maken van
tegenstellingen: goed-kwaad, veilig-gevaar etc. deze tegenstellingen worden binaire
opposities genoemd. Het benaderen van de wereld via binaire opposities is mythisch, het is
1 van de manieren om de wereld te benaderen. Er moet bij informatie gekeken worden naar
drie verschillende aspecten:
, - Wat heb ik aan deze informatie? (persoonlijk belang)
- Wat heeft de samenleving of gemeenschap aan deze informatie?
- Welke belangrijke waarden liggen hieraan ten grondslag
Informatie moet betekenis krijgen voor de leerling. Betekenisvol leren is niet alleen het zich
eigen maken van handelingen en/of operaties. Betekenisvol leren vindt pas plaats wanneer
de handelingen en operaties emotioneel verbonden zijn met de identiteit van de leerling en
met de persoonlijke interpretatie van de situatie.
In het ontwikkelingsgericht onderwijs speelt spel een belangrijke rol. Hoewel daarbij het
handelen van het kind primair is, stimuleert de leraar de activiteiten door het kind spelend te
laten oefenen en zo te begeleiden dat het zich verplaatst in andere personen en situaties.
Door een verhaal doet een kind ‘informatie’ op een leert het zin te geven aan bepaalde
gebeurtenissen, vaak door ordening in tegenstellingen. De combinatie van spel en verhaal
komen naar voren in interactieve games.
Paragraaf 3.3) Onderzoek, informatie en games
Op onderzoek uitgaan houdt in dat leerlingen zelf antwoorden op hun vragen zoeken.
Onderzoekend (en ontwerpend) leren wordt steeds meer gezien als een belangrijk vorm van
leren, die ook goed past bij het denken over competenties voor het kunnen functioneren in
de 21ste eeuw. Onderzoeksmethoden zijn per vakgebied verschillend en je hebt kwantitatieve
vormen (tellen) en kwalitatieve vormen (systematisch interview). Uiteindelijk gaat het om
het leren van een onderzoekende houding door middel van het stellen van goede
onderzoeksvragen, het verzamelen en het systematiseren van gegevens, het controleren van
gegevens etc. Het kunnen verwerken van informatie wordt ook wel aangeduid met de term
cognitieve strategieën. De rol van de leraar als deskundige is in het huidige basisonderwijs
niet uitgespeeld, maar eerder complexer geworden. Het informatietijdperk vraagt om
andere kennis, vaardigheden en een andere houding. De rol van de leerkracht is veranderd:
hij creëert vooral rijke en krachtige leeromgevingen waarin de leerling zo zelfstandig
mogelijk of in samenwerking met anderen de wereld verkent of kennis verwerft. Serious
gaming zijn games die speciaal ontwikkeld zijn voor het onderwijs. Games zijn autonoom,
interactief en kunnen coöperatief werken stimuleren. Bovendien wordt ‘learing by doing’ of
ontdekkend leren erdoor bevorderd. Games hebben niet alleen positieve effecten (gevaar
van verslaving, risico weinig beweging, gewelddadige games).
Paragraaf 3.4) Ontwikkelingsniveau en leren
Het ontwikkelingsniveau van een kind is gerelateerd aan: zijn leeftijd, zijn leefwereld (sociale
culturele en etnische achtergrond), zijn belevingswereld, zijn fysieke, cognitieve, sociale en
morele hoedanigheid. De volgende vraag is erg lastig als leerkracht: moet ik wachten tot een
kind zelf iets leert of moeten we het leerproces beïnvloeden? Er zijn verschillende
opvattingen over en als leerkracht moet je zelf beslissen (bij. Geef ik zelf een les over lente of
moeten de kinderen ermee aankomen, ga ik het kind helpen met puzzelen of niet). De
beslissing moet gebaseerd zijn op goede kennis van de mogelijkheden van elk kind en van de
aard van het onderwerp. wetenschappelijk onderzoek heeft niet voor elke situatie die een
leraar tegen komt een antwoordt (evidencebased onderwijs bestaat niet). wel is er veel
onderzoek dat je als leraar inzicht kan geven in de keuzes die binnen leerprocessen door de
leraar gemaakt moeten worden (evidence-informed onderwijs noemen we liever). Er zijn
twee belangrijke ontwikkelingslijnen: natuurlijke ontwikkeling (leren door
rijpingsprocessen, aangestuurd via concreet handelen en zelf ervaringen opdoen) en