STRAF(PROCES)RECHT B1
HR bestaan van een verdenking (NJ 2000, 127)
Casus Een verbalisant kwam zeer kort na een melding over een gepleegde inbraak in een
school ter plaatse aan. Hij zag aldaar de hem ambtshalve bekende verdachte bij die
school vandaan lopen. Hij zag dat verdachte zwarte handschoenen droeg. Omdat de
verbalisant nog geen wettelijke bevoegdheden had vroeg hij de man vrijwillig in zijn
dienstvoertuig plaats te nemen. De man deed dat.
Rechtsvraag Omdat je zo’n voertuig wel in, maar niet meer zelfstandig uit kunt, is het de vraag of
dit wel rechtsgeldig was.
Overweging Een dergelijke aanhouding kon aangemerkt worden als het aan de verdachte ontnemen
van diens vrijheid teneinde hem te geleiden naar een plaats van verhoor.
Rechtsregel Op het moment dat een verdachte in een voertuig plaatsneemt, waaruit hij zich niet
zonder meer kan verwijderen, levert dat een geldige aanhouding op.
Artikelen Art. 27 en 54 Sv
HR Muilkorf (W1897, 6954)
Casus De verdachte in casu had – volgens de politie – een artikel uit de Algemene
Politieverordening (APV) geschonden. De bepaling uit de APV was echter in strijd
met hogere regelgeving. De verdachte weigerde met de politie mee te werken, omdat
hij wist dat deze bepaling in strijd was met de nationale strafwetgeving. Hiervoor
kreeg de verdachte een boete opgelegd.
Rechtsvraag Legaliteitsbeginsel. Mocht de verdachte worden veroordeeld tot het betalen van een
boete voor het niet opvolgen van de aanwijzingen van de agenten?
Rechtsregel Art. 1 Sv. Regels m.b.t. strafvordering mogen alleen worden gegeven in formele
wetgeving. De APV is geen wet in formele zin en dient onverbindend verklaard te
worden.
Artikelen Art. 1 Sv
EHRM Smirnova/Rusland (NJ 2005,550)
Casus In casu ging het om twee verdachten die beiden tezamen bijna zes jaar in voorlopige
hechtenis doorbrachten. De verdachten werden namelijk meerdere malen vrijgelaten
en weer vastgezet. Dit zou in strijd zijn met het begrip ‘redelijke termijn’ zoals gesteld
in art. 5 lid 3 EVRM.
Rechtsvraag Was het steeds weer in hechtenis nemen van de verdachten gegrond o.g.v. art. 5 lid 3
EVRM? En heeft het proces, gelet op art. 6 lid 1 EVRM, te lang heeft geduurd?
Rechtsregel Wat een redelijk termijn is, hangt af van de omstandigheden van het geval. De
verdachte hoeft niet op borgtocht te worden vrijgelaten (1) indien er risico bestaat dat
de verdachte niet komt opdagen bij de rechtszaak, (2) indien er een risico bestaat dat
de verdachte het OM tracht te beïnvloeden, (3) indien er een risico bestaat dat de
verdachte verdere strafbare feiten begaat of (4) indien er een risico bestaat dat de
verdachte de openbare orde verstoort.
1
Arwin Basdew (2020) – Radboud Universiteit