Geneesmi
ddelen kennis jaar 3.
Anne Daniël
De herhaling:
Indicatie = waarom je een bepaald medicijn krijgt.
Contra- indicatie = reden waarom je een medicijn niet moet gebruiken.
Bijwerking = een symptoom dat je van een medicijn kan krijgen.
Intoleranties = je lichaam is in staat iets niet te verteren.
Interacties = een onderlinge wisselwerking van meerdere medicijnen bij
elkaar. Kan een verhoogd of verlaagd effect geven van een medicijn.
Placebo = een positieve werking op het medicijn wat eigenlijk geen echte
werking heeft. Je hersenen denken dat, waardoor je klachten verminderen.
Therapietrouw = hoe vaak een medicijn gegeven wordt en hoevaak een
patiënt het inneemt.
Polymorbidteit = een patiënt met meerdere gezondheidsproblemen of
aandoeningen te gelijker tijd.
Polyfarmacie = een patiënt gebruikt meerderen medicijnen te gelijk.
Teratogeen = is een stof in medicatie die schadelijk is voor de ontwikkeling
van de baby bij de zwangerschap. Kan leiden tot aangeboren afwijkingen
of gezondheidsproblemen.
Voorbeeld: antibiotica of chemotherapie.
,Toedieningswegen en vormen:
Injecties:
- Intramusculair = in de spier.
- Intraveneus = in de ader.
- Subcutaan = onder de huid.
Dermaal:
= op de huid.
- Zalf.
- Crème.
- Pleister.
In het oor:
- Oordruppels.
- Oorzalf.
In het oog:
- Oogdruppels.
- Ooggel.
- Oogzalf.
Sublinguaal
= onder de tong
- Tablet.
- Spray.
Nasaal:
= in de neus.
- Neusspray.
- Neusdruppels.
- Neuszalf.
Oraal:
= via de mond.
- Tablet.
- Capsule.
- Drank.
Longen:
- Per inhalatie.
, - Poederinhalator.
- Dosisaerosol.
Vaginaal:
- Vaginaal tablet.
- Ovule. (Vaginale zetpil).
Toedieningsvorm van tabletten:
- Gewone tabletten.
- Bruistabletten.
- Dispers tabletten. (Word gebruikt bij als behandeling bij bacterie).
- Kauwtabletten.
- Zuigtabletten.
- Tabletten met vertraagde afgifte.
- Maagsapresistente tabletten.
Behandeldoelen:
Causaal = het bestrijden van de oorzaak van de ziekte.
Symptomatisch = het behandelen van de symptomen.
Preventief/ profylactisch = voorkomen van ziektes.
Substitutie = het medicijn verwisselen voor een betere werking.
Bijvoorbeeld een ander merk, maar wel met zelfde werkzame stoffen.
Palliatief = hiervan word je rustig en verminderd je bewust zijn. (Minder
pluk gedrag) zoals morfine.
Diagnostisch = een middel om een diagnose te stellen. Bijvoorbeeld
oogdruppels om de pupil te vergrote bij een oogonderzoek.
ddelen kennis jaar 3.
Anne Daniël
De herhaling:
Indicatie = waarom je een bepaald medicijn krijgt.
Contra- indicatie = reden waarom je een medicijn niet moet gebruiken.
Bijwerking = een symptoom dat je van een medicijn kan krijgen.
Intoleranties = je lichaam is in staat iets niet te verteren.
Interacties = een onderlinge wisselwerking van meerdere medicijnen bij
elkaar. Kan een verhoogd of verlaagd effect geven van een medicijn.
Placebo = een positieve werking op het medicijn wat eigenlijk geen echte
werking heeft. Je hersenen denken dat, waardoor je klachten verminderen.
Therapietrouw = hoe vaak een medicijn gegeven wordt en hoevaak een
patiënt het inneemt.
Polymorbidteit = een patiënt met meerdere gezondheidsproblemen of
aandoeningen te gelijker tijd.
Polyfarmacie = een patiënt gebruikt meerderen medicijnen te gelijk.
Teratogeen = is een stof in medicatie die schadelijk is voor de ontwikkeling
van de baby bij de zwangerschap. Kan leiden tot aangeboren afwijkingen
of gezondheidsproblemen.
Voorbeeld: antibiotica of chemotherapie.
,Toedieningswegen en vormen:
Injecties:
- Intramusculair = in de spier.
- Intraveneus = in de ader.
- Subcutaan = onder de huid.
Dermaal:
= op de huid.
- Zalf.
- Crème.
- Pleister.
In het oor:
- Oordruppels.
- Oorzalf.
In het oog:
- Oogdruppels.
- Ooggel.
- Oogzalf.
Sublinguaal
= onder de tong
- Tablet.
- Spray.
Nasaal:
= in de neus.
- Neusspray.
- Neusdruppels.
- Neuszalf.
Oraal:
= via de mond.
- Tablet.
- Capsule.
- Drank.
Longen:
- Per inhalatie.
, - Poederinhalator.
- Dosisaerosol.
Vaginaal:
- Vaginaal tablet.
- Ovule. (Vaginale zetpil).
Toedieningsvorm van tabletten:
- Gewone tabletten.
- Bruistabletten.
- Dispers tabletten. (Word gebruikt bij als behandeling bij bacterie).
- Kauwtabletten.
- Zuigtabletten.
- Tabletten met vertraagde afgifte.
- Maagsapresistente tabletten.
Behandeldoelen:
Causaal = het bestrijden van de oorzaak van de ziekte.
Symptomatisch = het behandelen van de symptomen.
Preventief/ profylactisch = voorkomen van ziektes.
Substitutie = het medicijn verwisselen voor een betere werking.
Bijvoorbeeld een ander merk, maar wel met zelfde werkzame stoffen.
Palliatief = hiervan word je rustig en verminderd je bewust zijn. (Minder
pluk gedrag) zoals morfine.
Diagnostisch = een middel om een diagnose te stellen. Bijvoorbeeld
oogdruppels om de pupil te vergrote bij een oogonderzoek.