BEGRIPPENLIJJST IMW
Introductie
Sociological theory – houdt conflict, functie, en interactie theorie in
Pluralism – het bestaan van verschillende sociale en culturele subsystemen in een samenleving
(overheid, bedrijfsleven..)
Macro – grootschalig, dus kijkend vanaf een ver perspectief op de hele samenleving
Micro - focust op kleinschalige groepen, of individuen
Social structures - sociale structuren als: kapitalisme, bureaucratie
Agency – handelingsmogelijkheid van een individu (zoals stemmen)
Classical theory - Ideeën ontwikkeld door Karl Marx, Emile Durkheim, Max Weber
Contemporary theory - De ideeën die invloed hebben gehad op de maatschappij sinds de mid-
twentieth century
Enlightenment – de verlichting: het optimisme, empirisme en rationalisme uit de wetenschappelijke
revolutie werd toegepast op de maatschappij → met als doel angst en bijgeloof te latenverdwijnen
en mensen individueler te maken.
Rationaliteit – het handelen op basis van een rede
Inalienable rights – mensen rechten die niet weggehaald kunnen worden door een externe autoriteit
Utilitarianism (locke) – individuelen handelen vanuit hun rationele eigenbelang
Social contract – principes over het collectieve politieke leven van de maatschappij
Empiricism – geeft voorkeur aan observeren en onderzoeken
Positivist sociology - observatie gebasseerde ‘positieve wetenschap’
Interpretive understanding – verstehen; om achter de onderliggende motivaties te komen en
Emancipatory knowledge - emancipatorische kennis, om volledig deel te kunnen nemen aan
samenleving
Hoofdstuk 1
Alienated labor – het objectieve resultaat van de economische en sociologische organisatie van
kapitalistische productie → 4 soorten
1. Alienation tussen arbeiders en de producten die ze maken
2. Alienation van arbeiders in het productieproces
3. Alienation tussen arbeiders en hun soort
4. Alienation tussen arbeiders onder elkaar
Bourgeoisie – kapitalistische klasse (rijken)
Capitalism – kapitalisme; historische manier van organiseren van productie → om zoveel mogelijk
winst te maken, wat ongelijkheid veroorzaakt tussen werknemers en arbeiders
Introductie
Sociological theory – houdt conflict, functie, en interactie theorie in
Pluralism – het bestaan van verschillende sociale en culturele subsystemen in een samenleving
(overheid, bedrijfsleven..)
Macro – grootschalig, dus kijkend vanaf een ver perspectief op de hele samenleving
Micro - focust op kleinschalige groepen, of individuen
Social structures - sociale structuren als: kapitalisme, bureaucratie
Agency – handelingsmogelijkheid van een individu (zoals stemmen)
Classical theory - Ideeën ontwikkeld door Karl Marx, Emile Durkheim, Max Weber
Contemporary theory - De ideeën die invloed hebben gehad op de maatschappij sinds de mid-
twentieth century
Enlightenment – de verlichting: het optimisme, empirisme en rationalisme uit de wetenschappelijke
revolutie werd toegepast op de maatschappij → met als doel angst en bijgeloof te latenverdwijnen
en mensen individueler te maken.
Rationaliteit – het handelen op basis van een rede
Inalienable rights – mensen rechten die niet weggehaald kunnen worden door een externe autoriteit
Utilitarianism (locke) – individuelen handelen vanuit hun rationele eigenbelang
Social contract – principes over het collectieve politieke leven van de maatschappij
Empiricism – geeft voorkeur aan observeren en onderzoeken
Positivist sociology - observatie gebasseerde ‘positieve wetenschap’
Interpretive understanding – verstehen; om achter de onderliggende motivaties te komen en
Emancipatory knowledge - emancipatorische kennis, om volledig deel te kunnen nemen aan
samenleving
Hoofdstuk 1
Alienated labor – het objectieve resultaat van de economische en sociologische organisatie van
kapitalistische productie → 4 soorten
1. Alienation tussen arbeiders en de producten die ze maken
2. Alienation van arbeiders in het productieproces
3. Alienation tussen arbeiders en hun soort
4. Alienation tussen arbeiders onder elkaar
Bourgeoisie – kapitalistische klasse (rijken)
Capitalism – kapitalisme; historische manier van organiseren van productie → om zoveel mogelijk
winst te maken, wat ongelijkheid veroorzaakt tussen werknemers en arbeiders