Keuze 2 supply chain strategieën hangt af vd producten die onderneming verkoopt en
karakters vd klanten. 2 categorieën producten Fisher:
- Functionele producten: koste efficiënte supply chain. Producten die basisbehoeften
bevredigen. Hebben stabiele, voorspelbare vraag en lange levenscyclus. Winstmarges
laag, gericht op kwaliteit en kosten verlagen.
- Innovatieve producten: snelle responsieve marktgerichte
supply chain. Snel inspringen op veranderingen in
consumentenbehoeften. Hogere marges, maar kort
productlevenscyclus, omdat concurrentie snel imiteert en
ondernemingen nieuwe producten moeten maken. Hierdoor
is vraag naar innovatieve producten onvoorspelbaar en risico
van onverkoopbare producten groot.
In kostenefficiënte supply chains is vraagvoorspellingen en afgeleide planningen ver vooruit
gemaakt. Samenwerking gericht op verlagen vd ketenkosten (door bijv fysieke integratie).
Voorbeeld is bundeling van goederenstromen in manufacturing consolidation centers (MCC’s) waar
transportkosten worden verminderd.
In responsieve marktgerichte supply chains: dichter bij huis halen vd productie, vaak
vanwege risicovermindering en verhoging van leverbetrouwbaarheid. Gaat om uitbesteding.
Frequentie, waarmee voorspeld en gepland wordt, is belangrijk. In responsieve
marktgerichte supply chains zijn activiteiten kort tevoren en met hoge frequentie gepland.
Samenwerking gericht op snel/goed reageren op vraag v finale afnemers.
Beide supply chains kunnen in 1 onderneming. Customisation= op specifieke wensen vd klant
afgestemd zijn van product. Cost advantage en value advantage= strategische richtingen (Christopher).
Porter:
Kostenleiderschapstrategie= gericht op creëren van algemene kostenvoorsprong t.o.v
concurrentie, dus vergroten vd marge. Alleen grote organisaties kunnen profiteren vd
schaalvoordelen (economies of scale), die zorgen dat vaste kosten over diverse producten
verdeeld worden. Hoort bij kosten efficiëntie supply chain.
Differentiatiestrategie= producten/diensten uitbrengen waarmee ze zich onderscheiden. Bij
responsieve marktgerichte supply chain.
Treacy & wiersema:
Operational excellence strategie= focus op lage kosten. Bij kostenefficiëntie
supply chain.
Product leadership= richten op vernieuwen van producten/diensten. Bij
responsiviteit gericht supply chain.
Customer intimacy= richten op wat klant wil en hechte band met klant. Bij
responsiviteit gericht supply chain.
Pino & van ’t eind benoemen integratie- of versterkingsstrategie als combi vd kostenleiderschapstrategie en
differentiatiestrategie. Doel is in ogen vd klant hoge kwaliteit tegen laag mogelijke
integrale kosten.
In integraal logistiek raamwerk zie je dat logistieke doelstellingen eerst
globaal worden betaald, pas nadat keuze is gemaakt over logistiek
concept, uitgewerkt in meetbare prestatie-indicatoren.
4.2
Lean= efficient/mager. Lean principes:
- Identify value. Bedrijven stilstaan bij waar gebruikers waarde hechten.
- Map the value stream. Door procesflowdiagram moeten bedrijven
kijken welke processen/activiteiten waarde toevoegen aan
producten/diensten en welke processen/activiteiten niet= value
, stream mapping (VSM). Bij VSM aangegeven worden hoeveel tijd wordt besteed aan
andere zaken. Lean gaat ervan uit dat alle activiteiten/processen die geen waarde
toevoegen weg moeten.
- Create flow. Waarde creërende processen/activiteiten die op elkaar aansluiten en
dat producten ongestoord naar klant ‘stromen’.
- Establish pull. Klant bepaald wat er wanneer en in welke hoeveelheden
geproduceerd/getransporteerd wordt.
- Seek perfection. Moet verbetering komen, gelet op waarde creatie zonder
verspillingen.
Lean verspillingen/wastes:
- Transportation waste. Als transport vanuit consument niet waarde toevoegt= verspilling
- (excessive) inventory waste= voorraden houden. Kosten: ruimte, rente en
risicokosten. Overbodige voorraad= verspilling
- (excess) motion waste= verspillende bewegingen (bewegingen die geen waarde
toevoegen en optreden door bijv slechte werkmethode)
- Waiting waste
- Overprocessing waste= nutteloze activiteiten of als meer productvarianten gemaakt
worden dan nodig is
- Overproduction waste
- Defects waste= verspilling bij fouten
Agile= flexibel. Goed inspelen op wensen/behoeftes vd klant en snel/proactief kunnen
handelen en op veranderingen in consumentenvraag inspelen door organisatiestructuren,
infosystemen, processen en mindsets. Creëren/onderhouden van netwerk van
uitbestedingspartners is agility-verhogend, omdat er in piekperiodes hulp van anderen
gevraagd kan worden.
Lean is besturing vd goederenstroom stroomopwaarts van klantenorderontkoppelpunt
(KOOP), punt tot waar klantenorders in primaire proces van onderneming ‘doordringen’.
Terwijl agile is besturing vd goederstroom stroomafwaarts van KOOP.
Naast lean (lange doorlooptijden en hoge voorspelbaarheid vd vraag) en agile (korte doorlooptijden en kleine
voorspelbaarheid vd vraag) is er continuous replenishment en postponement. Marktsituatie die goed
voorspelbaar en korte levertijden heeft, kan mogelijk continuous replenishment, tot automatisch of continue
herbevoorraden, waarbij klant nooit meer bestelt, maar automatisch geleverd wordt.
Postponement verbetert dat organisaties op veranderende vraagpatronen in kunnen spelen. Voorwaarde is
machines en mensen makkelijk moeten kunnen omschakelen van ene naar andere product. (niet leren?)
Agile+lean= leagile -> op kostenreductie en flexibiliteit gericht. Om leagile te bereiken:
- Focus op waarde creatie. Moet voeling houden met markt en belangrijk info uitwisselen over
consument.
- Procesgericht organiseren. Voorkomen van verspilling. Doorlooptijdverkorting kunnen
organisaties op veranderingen inspelen.
- Vereenvoudigen van producten/processen. Zorgt voor lagere kosten, overzicht en zo kan
supply chain sneller inspelen op veranderingen.
4.3
Lean is duurzamer. Milieuverspillingen reduceren bij lean door
materiaal/energie/waterverbruik, afvalverspilling en uitstoot.
Duurzaamheidsgevolgen van transport over langere afstanden worden uitgedrukt in
miles, die worden afgestemd op branche. Manier wereldwijd transport milieu te verkleinen:
- Meer lokaal inkopen van goederen. Als onderneming wereldwijd oriënteert bij inkoop= global
sourcing. Bij local sourcing kijkt onderneming naar nationale (lokale) leveranciers, bijv heineken .
karakters vd klanten. 2 categorieën producten Fisher:
- Functionele producten: koste efficiënte supply chain. Producten die basisbehoeften
bevredigen. Hebben stabiele, voorspelbare vraag en lange levenscyclus. Winstmarges
laag, gericht op kwaliteit en kosten verlagen.
- Innovatieve producten: snelle responsieve marktgerichte
supply chain. Snel inspringen op veranderingen in
consumentenbehoeften. Hogere marges, maar kort
productlevenscyclus, omdat concurrentie snel imiteert en
ondernemingen nieuwe producten moeten maken. Hierdoor
is vraag naar innovatieve producten onvoorspelbaar en risico
van onverkoopbare producten groot.
In kostenefficiënte supply chains is vraagvoorspellingen en afgeleide planningen ver vooruit
gemaakt. Samenwerking gericht op verlagen vd ketenkosten (door bijv fysieke integratie).
Voorbeeld is bundeling van goederenstromen in manufacturing consolidation centers (MCC’s) waar
transportkosten worden verminderd.
In responsieve marktgerichte supply chains: dichter bij huis halen vd productie, vaak
vanwege risicovermindering en verhoging van leverbetrouwbaarheid. Gaat om uitbesteding.
Frequentie, waarmee voorspeld en gepland wordt, is belangrijk. In responsieve
marktgerichte supply chains zijn activiteiten kort tevoren en met hoge frequentie gepland.
Samenwerking gericht op snel/goed reageren op vraag v finale afnemers.
Beide supply chains kunnen in 1 onderneming. Customisation= op specifieke wensen vd klant
afgestemd zijn van product. Cost advantage en value advantage= strategische richtingen (Christopher).
Porter:
Kostenleiderschapstrategie= gericht op creëren van algemene kostenvoorsprong t.o.v
concurrentie, dus vergroten vd marge. Alleen grote organisaties kunnen profiteren vd
schaalvoordelen (economies of scale), die zorgen dat vaste kosten over diverse producten
verdeeld worden. Hoort bij kosten efficiëntie supply chain.
Differentiatiestrategie= producten/diensten uitbrengen waarmee ze zich onderscheiden. Bij
responsieve marktgerichte supply chain.
Treacy & wiersema:
Operational excellence strategie= focus op lage kosten. Bij kostenefficiëntie
supply chain.
Product leadership= richten op vernieuwen van producten/diensten. Bij
responsiviteit gericht supply chain.
Customer intimacy= richten op wat klant wil en hechte band met klant. Bij
responsiviteit gericht supply chain.
Pino & van ’t eind benoemen integratie- of versterkingsstrategie als combi vd kostenleiderschapstrategie en
differentiatiestrategie. Doel is in ogen vd klant hoge kwaliteit tegen laag mogelijke
integrale kosten.
In integraal logistiek raamwerk zie je dat logistieke doelstellingen eerst
globaal worden betaald, pas nadat keuze is gemaakt over logistiek
concept, uitgewerkt in meetbare prestatie-indicatoren.
4.2
Lean= efficient/mager. Lean principes:
- Identify value. Bedrijven stilstaan bij waar gebruikers waarde hechten.
- Map the value stream. Door procesflowdiagram moeten bedrijven
kijken welke processen/activiteiten waarde toevoegen aan
producten/diensten en welke processen/activiteiten niet= value
, stream mapping (VSM). Bij VSM aangegeven worden hoeveel tijd wordt besteed aan
andere zaken. Lean gaat ervan uit dat alle activiteiten/processen die geen waarde
toevoegen weg moeten.
- Create flow. Waarde creërende processen/activiteiten die op elkaar aansluiten en
dat producten ongestoord naar klant ‘stromen’.
- Establish pull. Klant bepaald wat er wanneer en in welke hoeveelheden
geproduceerd/getransporteerd wordt.
- Seek perfection. Moet verbetering komen, gelet op waarde creatie zonder
verspillingen.
Lean verspillingen/wastes:
- Transportation waste. Als transport vanuit consument niet waarde toevoegt= verspilling
- (excessive) inventory waste= voorraden houden. Kosten: ruimte, rente en
risicokosten. Overbodige voorraad= verspilling
- (excess) motion waste= verspillende bewegingen (bewegingen die geen waarde
toevoegen en optreden door bijv slechte werkmethode)
- Waiting waste
- Overprocessing waste= nutteloze activiteiten of als meer productvarianten gemaakt
worden dan nodig is
- Overproduction waste
- Defects waste= verspilling bij fouten
Agile= flexibel. Goed inspelen op wensen/behoeftes vd klant en snel/proactief kunnen
handelen en op veranderingen in consumentenvraag inspelen door organisatiestructuren,
infosystemen, processen en mindsets. Creëren/onderhouden van netwerk van
uitbestedingspartners is agility-verhogend, omdat er in piekperiodes hulp van anderen
gevraagd kan worden.
Lean is besturing vd goederenstroom stroomopwaarts van klantenorderontkoppelpunt
(KOOP), punt tot waar klantenorders in primaire proces van onderneming ‘doordringen’.
Terwijl agile is besturing vd goederstroom stroomafwaarts van KOOP.
Naast lean (lange doorlooptijden en hoge voorspelbaarheid vd vraag) en agile (korte doorlooptijden en kleine
voorspelbaarheid vd vraag) is er continuous replenishment en postponement. Marktsituatie die goed
voorspelbaar en korte levertijden heeft, kan mogelijk continuous replenishment, tot automatisch of continue
herbevoorraden, waarbij klant nooit meer bestelt, maar automatisch geleverd wordt.
Postponement verbetert dat organisaties op veranderende vraagpatronen in kunnen spelen. Voorwaarde is
machines en mensen makkelijk moeten kunnen omschakelen van ene naar andere product. (niet leren?)
Agile+lean= leagile -> op kostenreductie en flexibiliteit gericht. Om leagile te bereiken:
- Focus op waarde creatie. Moet voeling houden met markt en belangrijk info uitwisselen over
consument.
- Procesgericht organiseren. Voorkomen van verspilling. Doorlooptijdverkorting kunnen
organisaties op veranderingen inspelen.
- Vereenvoudigen van producten/processen. Zorgt voor lagere kosten, overzicht en zo kan
supply chain sneller inspelen op veranderingen.
4.3
Lean is duurzamer. Milieuverspillingen reduceren bij lean door
materiaal/energie/waterverbruik, afvalverspilling en uitstoot.
Duurzaamheidsgevolgen van transport over langere afstanden worden uitgedrukt in
miles, die worden afgestemd op branche. Manier wereldwijd transport milieu te verkleinen:
- Meer lokaal inkopen van goederen. Als onderneming wereldwijd oriënteert bij inkoop= global
sourcing. Bij local sourcing kijkt onderneming naar nationale (lokale) leveranciers, bijv heineken .