Jagers en boeren
Mesopotamië.
De rivieren Eufraat en Tigris stroomde door Mesopotamië. Mesopotamië
betekend tussen land en rivieren. De rivieren zorgde voor vruchtbaar
land. Daardoor kon er stedelijke cultuur ontstaan. De meeste
Mesopotamische steden hadden een stadsmuur om inwoners te
verdedigen. Ze hadden ook een tempeltoren. De tempel is voor de god die
in de stad werd vereerd. Zo'n tempel was hoog omdat hij dan dichter bij
de hemel was. Er was veel handel in een stad met rivieren. Tussen de
akkers lagen meestal slootjes, vanuit daar konden de akkers worden
bevloeid. Veel stadsbewoners leefde van landbouw. Waar veel mensen
samenwonen, ontstaan door arbeidsdeling verschillende beroepen. Je had
ambachtslieden met verschillende beroepen. In Mesopotamië begon de
kopertijd eerder dan in andere delen van de wereld. In Mesopotamië werd
het schrift eerder uitgevonden dan in Egypte, rond 3500 v.C. het is het
oudste schrift ter wereld. Dit schrift wordt spijkerschrift genoemd. Dat ziet
er anders uit dan hiërogliefenschrift. De tekens werden gemaakt door
stiften in vochtige klei te drukken. Als zo'n kleitablet droog was bleef de
klei hard. Over veel Mesopotamische steden regeerde een vorst. De stad
met omgeving vormde dan een staat. Een kleine staat noem je een
stadstaat. Een koning kon niet alles doen. Bij het bestuur van de staat
werd hij geholpen door zijn ambtenaar. Zij schreven wetten en regels. De
ambtenaren spraken ook recht in naam van de koning. De vorst had ook
priesters en soldaten in dienst. De priesters werkte in tempels. Daar
brachten zij offer en voerde ze plechtigheden uit. Er zijn onvoldoende
bronnen om met zekerheid te zeggen hoe mensen in Mesopotamië koning
werden. De soldaten vochten om de staat te verdedigen, maar ook om de
macht van de vorst overal te handhaven. Mesopotamische mensen
geloofde dat de koning de macht van de goden had gekregen. Vanaf een
bepaalde tijd konden vorsten makkelijker gebieden veroveren door de
uitvinding van de strijdwagen. Het belangrijkste wat een heerser van een
rijk aan de onderworpen stadstaten vroeg, was dat zij hem belasting
betalen.
Babyloniers:
Vanaf 1900 v.C waren de babyloniers 300 jaar lang de baas in
mesopotamie. Ze hadden een belangrijke vorst genaamd Hammoerbi. De
wetten van Hammoerabi waren een keerpunt in de geschiedenis. Hierdoor
konden rechters niet meer willekeurig een oordeel uitspreken. Rond 600
v. C richten de babyloniers opnieuw een groot tijk dat ongeveer honderd
, jaar bestaat op. De koning van deze stad, nebukadnezar, veroverde ook
jeruzalem, de hoofdstad van de joden. Hij bracht hun als gevangen naar
babylon. Daarna volgde het zogenaamde babylonische ballingschap. In
die tijd zijn veel joodse bijbelboeken geschreven.
Induscultuur:
Cultuur is wat de mensen zelf heeft gemaakt. Overal op je wereld heb je
cultuur. Ook langs de rivier de indus in het tegenwoordige pakistan
werden steden gebouwd die misschien nog we ouder zijn dan die van
mesopotamie en egypte. Door gebrek aan bronnen is er weinig bekend
over de politiek van de indus mensen!!!! Hun schrift is namelijk nooit
ontcijferd. Wel hebben archeologen resten van grote schuren opgegraven.
De huizen in de steden hadden soms geen deur of raam. Je moest op het
dak klimmen met een ladder om naar binnen te komen. Als er vijanden
waren hield je ze weg. De mensen leefde van ruil en handel. Het moet
ruilhandel geweest zijn want er is geen gemunt geld gevonden.
Grieken& romeinen
Politiek bij de Grieken;
In de oudheid was het erg moeilijk om in Griekenland, door het bergachtig
gebied, 1 staat met 1 regering te hebben. Er waren tientallen kleine
staten die je bijna allemaal vanaf de zee kon bereiken. We noemen die
kleinen Griekse landjes stadstaten. De meeste steden lagen op een
heuvel, omdat hij dan beter te verdedigen is. De Grieken hadden allemaal
onafhankelijke stadstaten, maar toch voelde ze wel dat ze allemaal bij
elkaar hoorden omdat ze allemaal Grieks spraken en dezelfde goden
vereerde. Maar een vorst die over alle Grieken heerste, was er niet. De
Grieken dachten niet dat macht afkomstig was van goden. De
Mesopotamiërs en Egyptenaren dachten dat wel. De Grieken vonden dat
burgers zelf konden beslissen over het bestuur van hun stadstaat. Ze
regelde hun eigen politiek. In de begintijd van de Griekse stadstaten
hadden edele de macht. Zij waren rijk genoeg om wapenrusting te kopen.
Soms greep één edelman met geweld de macht in een stadstaat. De
rieken noemen zo iemand een tiran, dat is een alleenheerser. Deze
werden vaak weggejaagd of gedood omdat ze de vrijheid van burgers
hadden afgepakt. In sommige staten had een man de macht. Dan was
zo'n staat een monarchie. Als de edelen regeren, noem je dat aristocratie.
In staten waarin alle burgers samen bestuurde, was er een democratie. In
Mesopotamië.
De rivieren Eufraat en Tigris stroomde door Mesopotamië. Mesopotamië
betekend tussen land en rivieren. De rivieren zorgde voor vruchtbaar
land. Daardoor kon er stedelijke cultuur ontstaan. De meeste
Mesopotamische steden hadden een stadsmuur om inwoners te
verdedigen. Ze hadden ook een tempeltoren. De tempel is voor de god die
in de stad werd vereerd. Zo'n tempel was hoog omdat hij dan dichter bij
de hemel was. Er was veel handel in een stad met rivieren. Tussen de
akkers lagen meestal slootjes, vanuit daar konden de akkers worden
bevloeid. Veel stadsbewoners leefde van landbouw. Waar veel mensen
samenwonen, ontstaan door arbeidsdeling verschillende beroepen. Je had
ambachtslieden met verschillende beroepen. In Mesopotamië begon de
kopertijd eerder dan in andere delen van de wereld. In Mesopotamië werd
het schrift eerder uitgevonden dan in Egypte, rond 3500 v.C. het is het
oudste schrift ter wereld. Dit schrift wordt spijkerschrift genoemd. Dat ziet
er anders uit dan hiërogliefenschrift. De tekens werden gemaakt door
stiften in vochtige klei te drukken. Als zo'n kleitablet droog was bleef de
klei hard. Over veel Mesopotamische steden regeerde een vorst. De stad
met omgeving vormde dan een staat. Een kleine staat noem je een
stadstaat. Een koning kon niet alles doen. Bij het bestuur van de staat
werd hij geholpen door zijn ambtenaar. Zij schreven wetten en regels. De
ambtenaren spraken ook recht in naam van de koning. De vorst had ook
priesters en soldaten in dienst. De priesters werkte in tempels. Daar
brachten zij offer en voerde ze plechtigheden uit. Er zijn onvoldoende
bronnen om met zekerheid te zeggen hoe mensen in Mesopotamië koning
werden. De soldaten vochten om de staat te verdedigen, maar ook om de
macht van de vorst overal te handhaven. Mesopotamische mensen
geloofde dat de koning de macht van de goden had gekregen. Vanaf een
bepaalde tijd konden vorsten makkelijker gebieden veroveren door de
uitvinding van de strijdwagen. Het belangrijkste wat een heerser van een
rijk aan de onderworpen stadstaten vroeg, was dat zij hem belasting
betalen.
Babyloniers:
Vanaf 1900 v.C waren de babyloniers 300 jaar lang de baas in
mesopotamie. Ze hadden een belangrijke vorst genaamd Hammoerbi. De
wetten van Hammoerabi waren een keerpunt in de geschiedenis. Hierdoor
konden rechters niet meer willekeurig een oordeel uitspreken. Rond 600
v. C richten de babyloniers opnieuw een groot tijk dat ongeveer honderd
, jaar bestaat op. De koning van deze stad, nebukadnezar, veroverde ook
jeruzalem, de hoofdstad van de joden. Hij bracht hun als gevangen naar
babylon. Daarna volgde het zogenaamde babylonische ballingschap. In
die tijd zijn veel joodse bijbelboeken geschreven.
Induscultuur:
Cultuur is wat de mensen zelf heeft gemaakt. Overal op je wereld heb je
cultuur. Ook langs de rivier de indus in het tegenwoordige pakistan
werden steden gebouwd die misschien nog we ouder zijn dan die van
mesopotamie en egypte. Door gebrek aan bronnen is er weinig bekend
over de politiek van de indus mensen!!!! Hun schrift is namelijk nooit
ontcijferd. Wel hebben archeologen resten van grote schuren opgegraven.
De huizen in de steden hadden soms geen deur of raam. Je moest op het
dak klimmen met een ladder om naar binnen te komen. Als er vijanden
waren hield je ze weg. De mensen leefde van ruil en handel. Het moet
ruilhandel geweest zijn want er is geen gemunt geld gevonden.
Grieken& romeinen
Politiek bij de Grieken;
In de oudheid was het erg moeilijk om in Griekenland, door het bergachtig
gebied, 1 staat met 1 regering te hebben. Er waren tientallen kleine
staten die je bijna allemaal vanaf de zee kon bereiken. We noemen die
kleinen Griekse landjes stadstaten. De meeste steden lagen op een
heuvel, omdat hij dan beter te verdedigen is. De Grieken hadden allemaal
onafhankelijke stadstaten, maar toch voelde ze wel dat ze allemaal bij
elkaar hoorden omdat ze allemaal Grieks spraken en dezelfde goden
vereerde. Maar een vorst die over alle Grieken heerste, was er niet. De
Grieken dachten niet dat macht afkomstig was van goden. De
Mesopotamiërs en Egyptenaren dachten dat wel. De Grieken vonden dat
burgers zelf konden beslissen over het bestuur van hun stadstaat. Ze
regelde hun eigen politiek. In de begintijd van de Griekse stadstaten
hadden edele de macht. Zij waren rijk genoeg om wapenrusting te kopen.
Soms greep één edelman met geweld de macht in een stadstaat. De
rieken noemen zo iemand een tiran, dat is een alleenheerser. Deze
werden vaak weggejaagd of gedood omdat ze de vrijheid van burgers
hadden afgepakt. In sommige staten had een man de macht. Dan was
zo'n staat een monarchie. Als de edelen regeren, noem je dat aristocratie.
In staten waarin alle burgers samen bestuurde, was er een democratie. In
