Hoofdstuk: 1-2-3-4-9-10-11 Rekenen samenvatting
Hoofdstuk 1: Tellen en getalen
Hoofdstuk 1.1 Synchroon tellen
Synchroon tellen is het aanwijzen van voorwerpen en tegelijkertijd een telwoord noemen.
Kinderen verwerven zo het inzicht dat bij het tellen van een aantal voorwerpen het opzeggen van de
telrij gelijk loopt met het aanwijzen.
Synchroon tellen is een voorwaarde om resultatief te kunnen tellen: de hoeveelheid moet kloppen.
Asynchroon tellen: wel de telrij gebruiken om hoeveelheden te tellen, maar het aanwijzen en het
zeggen van de telwoorden gaat nog niet gelijk. Ze slaan over of tellen dubbel.
Hoofdstuk 1.2 Resultatief tellen
Resultatief tellen is het tellen van voorwerpen om te weten hoeveel het er zijn.
Kinderen verwerven zo het inzicht dat het laatste getal bij tellen de hoeveelheid aanduidt.
Tijdens het tellen worden er getallen opgenoemd, dit zijn getallen met een ordinale- of
ordeningsfunctie (telgetal).
Wanneer een kind het uiteindelijke aantal beseft (bijvoorbeeld 25) heeft dit getal een kardinale- of
hoeveelheidsfunctie (hoeveelheidsgetal). Door vragen te stellen kom je erachter of een kind al
inzicht heeft in het resultatief tellen.
Globale perceptie: herkennen van een patroon en weten welk getal dit is, hier is geen sprake van
resultatief tellen.
Getal functies:
Hoeveelheidsgetal kardinale functie, hoeveelheid van iets
Telgetal volgorde of ordinale functie, getallen waar je mee telt, blz. 4
Meetgetal getal met een maat erachter, 7 meter
Naamgetal getal wat een naam aangeeft, bus 15
Rekengetal getal om mee te rekenen, 5 + 3 = 8
Hoofdstuk 1.3 Representeren van getallen
Representeren van getallen is op verschillende manieren een getal te tonen.
Bijvoorbeeld laat een klein jongetje op zijn handen zien dat hij vier jaar is (hij steekt vier vingers op).
Kinderen verwerven zo het inzicht dat je hoeveelheden kunt representeren met behulp van
materialen, schema’s en cijfersymbolen. Met behulp van een getallenlijn met bijvoorbeeld de
hoeveelheid stippen eronder, raken kinderen vertrouwd met de cijfersymbolen.
1
, Hoofdstuk: 1-2-3-4-9-10-11 Rekenen samenvatting
Hoofdstuk 1.4 Leerlijn Tellen en getallen
Vanaf ongeveer 2 jaar kunnen kinderen beginnen met tellen, structuur speelt hierbij een belangrijke
rol. Zo leren ze bijvoorbeeld door volwassenen te imiteren, het ritme zorgt voor plezier en
ontwikkelen ze globale perceptie.
Jonge kinderen leren tellen (volgorde):
Akoestisch tellen:
het ritmisch opzeggen van de telrij, zonder besef van wat de telwoorden betekenen. Natuurlijke
getallen: getallen van de telrij. De natuurlijke getallen en de negatieve gehele getallen heten samen
de gehele getallen.
Synchroon tellen:
Het één voor één de getallen in volgorde opzeggen en gelijk in hetzelfde tempo objecten aanwijzen,
heet synchroon tellen.
Gelijktijdig met tellen een beweging laten maken ondersteunt het leggen van de één-één-relatie.
Objectgebonden tellen: het tellen van een aantal voorwerpen, zonder dat voor het kind duidelijk is
waarom er geteld moet worden.
Van synchroon naar resultatief tellen:
Een goede context helpt kinderen het kerninzicht te ontwikkelen.
Getalbeelden: een mentale voorstelling van een getal bijvoorbeeld dobbelsteen, vingers.
Verkort tellen: niet alle voorwerpen worden meer een-voor-een geteld. Een goede structuur zorgt
dat dit makkelijker wordt en stimuleert verkort tellen. Tellen met sprongen is een vorm van verkort
tellen en voorbereiding op vermenigvuldigen, je maakt sprongen met 2, 5 of 10.
Resultatief tellen en verkort tellen zijn rekenvoorwaarden voor groep 3.
Hoofdstuk 2: Tientallig stelsel
Hoofdstuk 2.1 Tientallige bundeling
Bundelen is het bundelen van groepjes van bijvoorbeeld 10, dit is efficiënt bij grotere hoeveelheden
en sluit precies aan bij ons tientallige getal systeem. Kinderen verwerven zo het inzicht dat het
efficiënt is om aantallen te bundelen in bundels van tien, honderd enz.
Het bundelen van tien leidt tot een tientallig of decimaal talstelsel. De Babyloniërs werkten met een
zestigtallig of sexagesimaal talstelsel (nog steeds gebruikt met tijd). Computers werken met bundels
van twee, een binair talstelsel.
2
Hoofdstuk 1: Tellen en getalen
Hoofdstuk 1.1 Synchroon tellen
Synchroon tellen is het aanwijzen van voorwerpen en tegelijkertijd een telwoord noemen.
Kinderen verwerven zo het inzicht dat bij het tellen van een aantal voorwerpen het opzeggen van de
telrij gelijk loopt met het aanwijzen.
Synchroon tellen is een voorwaarde om resultatief te kunnen tellen: de hoeveelheid moet kloppen.
Asynchroon tellen: wel de telrij gebruiken om hoeveelheden te tellen, maar het aanwijzen en het
zeggen van de telwoorden gaat nog niet gelijk. Ze slaan over of tellen dubbel.
Hoofdstuk 1.2 Resultatief tellen
Resultatief tellen is het tellen van voorwerpen om te weten hoeveel het er zijn.
Kinderen verwerven zo het inzicht dat het laatste getal bij tellen de hoeveelheid aanduidt.
Tijdens het tellen worden er getallen opgenoemd, dit zijn getallen met een ordinale- of
ordeningsfunctie (telgetal).
Wanneer een kind het uiteindelijke aantal beseft (bijvoorbeeld 25) heeft dit getal een kardinale- of
hoeveelheidsfunctie (hoeveelheidsgetal). Door vragen te stellen kom je erachter of een kind al
inzicht heeft in het resultatief tellen.
Globale perceptie: herkennen van een patroon en weten welk getal dit is, hier is geen sprake van
resultatief tellen.
Getal functies:
Hoeveelheidsgetal kardinale functie, hoeveelheid van iets
Telgetal volgorde of ordinale functie, getallen waar je mee telt, blz. 4
Meetgetal getal met een maat erachter, 7 meter
Naamgetal getal wat een naam aangeeft, bus 15
Rekengetal getal om mee te rekenen, 5 + 3 = 8
Hoofdstuk 1.3 Representeren van getallen
Representeren van getallen is op verschillende manieren een getal te tonen.
Bijvoorbeeld laat een klein jongetje op zijn handen zien dat hij vier jaar is (hij steekt vier vingers op).
Kinderen verwerven zo het inzicht dat je hoeveelheden kunt representeren met behulp van
materialen, schema’s en cijfersymbolen. Met behulp van een getallenlijn met bijvoorbeeld de
hoeveelheid stippen eronder, raken kinderen vertrouwd met de cijfersymbolen.
1
, Hoofdstuk: 1-2-3-4-9-10-11 Rekenen samenvatting
Hoofdstuk 1.4 Leerlijn Tellen en getallen
Vanaf ongeveer 2 jaar kunnen kinderen beginnen met tellen, structuur speelt hierbij een belangrijke
rol. Zo leren ze bijvoorbeeld door volwassenen te imiteren, het ritme zorgt voor plezier en
ontwikkelen ze globale perceptie.
Jonge kinderen leren tellen (volgorde):
Akoestisch tellen:
het ritmisch opzeggen van de telrij, zonder besef van wat de telwoorden betekenen. Natuurlijke
getallen: getallen van de telrij. De natuurlijke getallen en de negatieve gehele getallen heten samen
de gehele getallen.
Synchroon tellen:
Het één voor één de getallen in volgorde opzeggen en gelijk in hetzelfde tempo objecten aanwijzen,
heet synchroon tellen.
Gelijktijdig met tellen een beweging laten maken ondersteunt het leggen van de één-één-relatie.
Objectgebonden tellen: het tellen van een aantal voorwerpen, zonder dat voor het kind duidelijk is
waarom er geteld moet worden.
Van synchroon naar resultatief tellen:
Een goede context helpt kinderen het kerninzicht te ontwikkelen.
Getalbeelden: een mentale voorstelling van een getal bijvoorbeeld dobbelsteen, vingers.
Verkort tellen: niet alle voorwerpen worden meer een-voor-een geteld. Een goede structuur zorgt
dat dit makkelijker wordt en stimuleert verkort tellen. Tellen met sprongen is een vorm van verkort
tellen en voorbereiding op vermenigvuldigen, je maakt sprongen met 2, 5 of 10.
Resultatief tellen en verkort tellen zijn rekenvoorwaarden voor groep 3.
Hoofdstuk 2: Tientallig stelsel
Hoofdstuk 2.1 Tientallige bundeling
Bundelen is het bundelen van groepjes van bijvoorbeeld 10, dit is efficiënt bij grotere hoeveelheden
en sluit precies aan bij ons tientallige getal systeem. Kinderen verwerven zo het inzicht dat het
efficiënt is om aantallen te bundelen in bundels van tien, honderd enz.
Het bundelen van tien leidt tot een tientallig of decimaal talstelsel. De Babyloniërs werkten met een
zestigtallig of sexagesimaal talstelsel (nog steeds gebruikt met tijd). Computers werken met bundels
van twee, een binair talstelsel.
2