MGZ Nurture
Definities van gezondheid
- WHO (1948) = gezondheid is een toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal
welbevinden en niet louter het ontbreken van ziekte of gebrek.
- Huber et al (2011) = het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het
licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.
Het symptoomperceptiemodel
Somatische input = alle lichamelijke sensaties en prikkels
Negatieve affectiviteit = grotere neiging om negatieve prikkels/emoties te ervaren.
Selectieve aandacht = focus van de aandacht op een gebeurtenis/symptoom/ziekte. (bv door media)
Patiënt delay = het onjuist inschatten van klachten, waardoor patiënten later naar de huisarts gaan.
Predispositie = de vatbaarheid voor een aandoening.
SCEGS ezelsbruggetje symptoomperceptie
- Somatiek: Wat zijn de lichamelijke klachten bij de ziekte?
- Cognitie: Welke gedachten heeft de patiënt over de ziekte?
- Emotie: Welke emoties ervaart de patiënt met betrekking tot de ziekte?
- Gedrag: Welke gedragsverandering vinden er plaats door de ziekte?
- Sociaal: Wordt de patiënt sociaal benadeeld door de ziekte?
, Het stressmodel
Ambiguïteit = een gebeurtenis kan een dubbelzinnig karakter hebben
Coping = manier van omgaan met een stressor/ziekte
Probleemgerichte coping = actief informatie zoeken, oplossingen bedenken en handelen. Op
deze manier pakt de persoon het probleem zelf aan.
Emotiegerichte coping = beheersbaar maken eigen emoties wat zorgt voor afleiding.
Sociale steun van anderen kan veel invloed hebben op coping.
Coping-interventies = patiënten helpen de last van het ziek zijn beter te hanteren en
zelfmanagement van de ziekte te bevorderen.
Miscarried helping = steun gaat over in een te grote bemoeienis van directe omgeving.
Gevictimiseerde reacties = te nadrukkelijke pogingen van omgeving om de ziekte op te vrolijken of
van advies te voorzien waardoor de patiënt slachtoffer wordt gemaakt.
Determinanten van (volks)gezondheid
Definities van gezondheid
- WHO (1948) = gezondheid is een toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal
welbevinden en niet louter het ontbreken van ziekte of gebrek.
- Huber et al (2011) = het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het
licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.
Het symptoomperceptiemodel
Somatische input = alle lichamelijke sensaties en prikkels
Negatieve affectiviteit = grotere neiging om negatieve prikkels/emoties te ervaren.
Selectieve aandacht = focus van de aandacht op een gebeurtenis/symptoom/ziekte. (bv door media)
Patiënt delay = het onjuist inschatten van klachten, waardoor patiënten later naar de huisarts gaan.
Predispositie = de vatbaarheid voor een aandoening.
SCEGS ezelsbruggetje symptoomperceptie
- Somatiek: Wat zijn de lichamelijke klachten bij de ziekte?
- Cognitie: Welke gedachten heeft de patiënt over de ziekte?
- Emotie: Welke emoties ervaart de patiënt met betrekking tot de ziekte?
- Gedrag: Welke gedragsverandering vinden er plaats door de ziekte?
- Sociaal: Wordt de patiënt sociaal benadeeld door de ziekte?
, Het stressmodel
Ambiguïteit = een gebeurtenis kan een dubbelzinnig karakter hebben
Coping = manier van omgaan met een stressor/ziekte
Probleemgerichte coping = actief informatie zoeken, oplossingen bedenken en handelen. Op
deze manier pakt de persoon het probleem zelf aan.
Emotiegerichte coping = beheersbaar maken eigen emoties wat zorgt voor afleiding.
Sociale steun van anderen kan veel invloed hebben op coping.
Coping-interventies = patiënten helpen de last van het ziek zijn beter te hanteren en
zelfmanagement van de ziekte te bevorderen.
Miscarried helping = steun gaat over in een te grote bemoeienis van directe omgeving.
Gevictimiseerde reacties = te nadrukkelijke pogingen van omgeving om de ziekte op te vrolijken of
van advies te voorzien waardoor de patiënt slachtoffer wordt gemaakt.
Determinanten van (volks)gezondheid