H1
1. Wat is een organisatie?
2. Waarover beschikt een organisatie?
3. Wat is een rechtspersoon?
4. Wat is het verschil tussen nv en bv?
5. Benoem 5 verschillende soorten samenwerkingsverbanden en leg deze uit.
6. Benoem verschillende vormen van outsourcing.
7. Wat is organisatiekunde?
8. Welke 4 periodes kent de organisatiekunde en wat gebeurde daarin?
9. Bij welke denkrichting past “bedrijf als machine, arbeider als verlengstuk”?
10. Waaronder valt het eenheid-van-bevel principe, waarbij de organisatie als geheel te leiden is?
11. Wat was de aanleiding dat medewerkers meer aandacht kregen? en bij welke denkrichting
past dat?
12. Hoe heet de integratie van scientific management en human relations?
13. Wat houdt de systeemtheorie in?
14. Wat was de denkrichting van peter drucker?
15. Wat was de denkrichting van michael hammer?
16. Wat doet het management?
17. Wat is een organisatie-evenwicht?
18. Wat zijn constituerende beslissingen?
19. Wat houdt structurering in?
20. Waar bestaat de missie uit? Benoem 4 delen.
21. Wat is het werkterrein?
22. Wat is het verschil tussen een business scope en definition?
23. Wat is een visie?
24. Benoem de onderdelen van het 7S-model van Mckinsey en licht deze toe.
BMC
25. Teken het model van Osterwalder uit en leg de onderdelen uit.
H2
26. Welke 4 soorten planningen zijn er? licht toe.
27. Benoem de 5 fasen in een ondernemingsplan en licht toe.
28. Wat houdt het businessdefinitionmodel in en wat zijn de 3 polen?
29. Benoem alle componenten van een macroanalyse en geef hiervan een voorbeeld.
30. Benoem een aantal factoren binnen de mesoanalyse.
31. Benoem Porters checklist.
32. Benoem de 4 strategieën van de confrontatiematrix.
33. Wat wordt bedoeld met een strategische kloof?
34. Wat zijn de groeistrategieën van Ansoff?
35. Benoem de 3 verschillende soorten integratie en licht toe.
36. Wat is het verschil tussen marktleiders, -uitdagers en -volgers?
37. Welke klantwaardestrategieën hebben Treacy & Wiersema omschreven? licht toe.
38. Welke strategie hebben Kim & Mauborgne opgesteld?
H3
39. Uit welke componenten bestaat een organisatiestructuur?
40. Bij welke theorie past “strategie heeft invloed op structuur”?
41. Benoem de verschillende organisatiestructuren. licht deze toe.
42. Wat is het verschil tussen een organieke en personele structuur?
43. Welke 4 motieven horen bij een organisatiestructuur?
44. Welke soorten horizontale taakverdelingen zijn er? licht toe.
45. Welke vormen van werkstructurering zijn er? licht toe.
46. Wat wordt bedoeld met autonome groepen?
47. Wat zijn de taakkarakteristieken van Hackman? licht toe.
48. Wat zijn werkintrensieke factoren?
49. Wat houdt empowerment in?
50. Wat is een werkextrensieke factor?
1. Wat is een organisatie?
2. Waarover beschikt een organisatie?
3. Wat is een rechtspersoon?
4. Wat is het verschil tussen nv en bv?
5. Benoem 5 verschillende soorten samenwerkingsverbanden en leg deze uit.
6. Benoem verschillende vormen van outsourcing.
7. Wat is organisatiekunde?
8. Welke 4 periodes kent de organisatiekunde en wat gebeurde daarin?
9. Bij welke denkrichting past “bedrijf als machine, arbeider als verlengstuk”?
10. Waaronder valt het eenheid-van-bevel principe, waarbij de organisatie als geheel te leiden is?
11. Wat was de aanleiding dat medewerkers meer aandacht kregen? en bij welke denkrichting
past dat?
12. Hoe heet de integratie van scientific management en human relations?
13. Wat houdt de systeemtheorie in?
14. Wat was de denkrichting van peter drucker?
15. Wat was de denkrichting van michael hammer?
16. Wat doet het management?
17. Wat is een organisatie-evenwicht?
18. Wat zijn constituerende beslissingen?
19. Wat houdt structurering in?
20. Waar bestaat de missie uit? Benoem 4 delen.
21. Wat is het werkterrein?
22. Wat is het verschil tussen een business scope en definition?
23. Wat is een visie?
24. Benoem de onderdelen van het 7S-model van Mckinsey en licht deze toe.
BMC
25. Teken het model van Osterwalder uit en leg de onderdelen uit.
H2
26. Welke 4 soorten planningen zijn er? licht toe.
27. Benoem de 5 fasen in een ondernemingsplan en licht toe.
28. Wat houdt het businessdefinitionmodel in en wat zijn de 3 polen?
29. Benoem alle componenten van een macroanalyse en geef hiervan een voorbeeld.
30. Benoem een aantal factoren binnen de mesoanalyse.
31. Benoem Porters checklist.
32. Benoem de 4 strategieën van de confrontatiematrix.
33. Wat wordt bedoeld met een strategische kloof?
34. Wat zijn de groeistrategieën van Ansoff?
35. Benoem de 3 verschillende soorten integratie en licht toe.
36. Wat is het verschil tussen marktleiders, -uitdagers en -volgers?
37. Welke klantwaardestrategieën hebben Treacy & Wiersema omschreven? licht toe.
38. Welke strategie hebben Kim & Mauborgne opgesteld?
H3
39. Uit welke componenten bestaat een organisatiestructuur?
40. Bij welke theorie past “strategie heeft invloed op structuur”?
41. Benoem de verschillende organisatiestructuren. licht deze toe.
42. Wat is het verschil tussen een organieke en personele structuur?
43. Welke 4 motieven horen bij een organisatiestructuur?
44. Welke soorten horizontale taakverdelingen zijn er? licht toe.
45. Welke vormen van werkstructurering zijn er? licht toe.
46. Wat wordt bedoeld met autonome groepen?
47. Wat zijn de taakkarakteristieken van Hackman? licht toe.
48. Wat zijn werkintrensieke factoren?
49. Wat houdt empowerment in?
50. Wat is een werkextrensieke factor?