Natuurkunde hoofdstuk 6 elektriciteit + systeembord.
Grootheid Symbool Eenheid Symbool
Lading Q Coulomb C
Stroom I Ampère A
Spanning U Volt V
Weerstand R Ohm Ω
Vermogen ρ Watt W
Energie E Joule J
Intensiviteit I Lux Lux
Geleidbaarheid G Siemens S
Formules
Stroomsterkte Q I = stroomsterkte in A
I= t
Q = hoeveelheid lading die
de dwarsdoorsnede van een
draad passeert in C
t = de tijd in seconde
Aantal elektronen Q n = aantal elektronen.
n= e
e = elementaire lading.
Q = hoeveelheid lading die
de dwarsdoorsnede van een
draad passeert in C
Geleidbaarheid 1 G = geleidbaarheid in S
G= R
R = weestand in Ω
Soortelijke weerstand RxA Pxl Rx A ρ = sw van materiaal in Ωm
ρ= R= l=
l A P R = weerstand in Ω
pxl A = diameter in m2 bereken
A= R 1
je door π r 2of πdd2 .
4
l = lengte voorwerp in m
Wet van Ohm I=GxU/U=IxR
Vermogen E P = vermogen in Watt
P= t E=Pxt
E = hoeveelheid omgezette
P=UxI energie in Joule
t is de tijd in seconde.
Elektrisch vermogen P=UxI P = watt, U = V I = A
Rendement E nuttig N = rendement.
n = E∈¿ ¿ x 100%
E nuttig = gewenste energie
P nuttig In J
n = P∈¿ ¿ x 100%
E in = alle omgezette
energie in J
P nuttig = nuttig vermogen
in W
, P in = totale vermogen in W
Binas tabellen:
7 = natuurconstanten.
17B = elektrotechnische symbolen.
8 tm 10 = soortelijke weerstand materialen.
5 = omrekeningsfactoren en eenheden.
28b = stookwaarden.
6.1 lading, stroom en spanning.
Energie = de capaciteit van een systeem om warmte, licht of beweging te produceren.
Stroomkring = een gesloten elektrisch circuit.
Een stroomkring is nodig om te zorgen dat een elektrisch apparaat werkt door toevoer van
energie.
Stroomkring bevat:
Spanningsbron
Een of meerdere geleiders
Een apparaat dat elektrische energie kan omzetten in andere vormen van energie.
Atoommodel van Rutherford:
Een positieve atoomkern met daaromheen een negatieve elektronen wolk. De positieve
lading van de atoomkern is gelijk aan alle negatieve elektronen in de wolk. De netto lading
van het atoom is daarom nul. Je noemt een atoom daarom neutraal.
Elementaire lading/ elementair ladingsquantum = e = 1,602 x 10-19 C
Een elektron heeft dus een lading van –e (1,602 x 10 -19)
Ion = een atoom met meer of minder elektronen.
Minder elektronen wordt het een positief ion
Meer elektronen wordt het een negatief ion.
Positief + negatief = trekken elkaar aan.
Positief + positief = stoten elkaar af.
Negatief + negatief = stoten elkaar af.
Negatieve lading = e/e-
Elektronen (e-) kunnen zich verplaatsen (springen)
Positieve lading = p
Zit vast in het rooster.
Lading: 1,6 x 10-19
Geleidende stof elektronen springen gemakkelijk over.
Niet geleidende stof elektronen springen met moeite/niet over.
Een metaal is opgebouwd uit positieve metaalionen waartussen zich vrije elektronen
bevinden. Deze elektronen zijn klein en kinnen zich daarom willekeurig tussen de
metaalionen bewegen. Er bewegen daarbij evenveel elektronen van links naar rechts als van
rechts naar links. Netto is er dus geen verplaatsing.
Grootheid Symbool Eenheid Symbool
Lading Q Coulomb C
Stroom I Ampère A
Spanning U Volt V
Weerstand R Ohm Ω
Vermogen ρ Watt W
Energie E Joule J
Intensiviteit I Lux Lux
Geleidbaarheid G Siemens S
Formules
Stroomsterkte Q I = stroomsterkte in A
I= t
Q = hoeveelheid lading die
de dwarsdoorsnede van een
draad passeert in C
t = de tijd in seconde
Aantal elektronen Q n = aantal elektronen.
n= e
e = elementaire lading.
Q = hoeveelheid lading die
de dwarsdoorsnede van een
draad passeert in C
Geleidbaarheid 1 G = geleidbaarheid in S
G= R
R = weestand in Ω
Soortelijke weerstand RxA Pxl Rx A ρ = sw van materiaal in Ωm
ρ= R= l=
l A P R = weerstand in Ω
pxl A = diameter in m2 bereken
A= R 1
je door π r 2of πdd2 .
4
l = lengte voorwerp in m
Wet van Ohm I=GxU/U=IxR
Vermogen E P = vermogen in Watt
P= t E=Pxt
E = hoeveelheid omgezette
P=UxI energie in Joule
t is de tijd in seconde.
Elektrisch vermogen P=UxI P = watt, U = V I = A
Rendement E nuttig N = rendement.
n = E∈¿ ¿ x 100%
E nuttig = gewenste energie
P nuttig In J
n = P∈¿ ¿ x 100%
E in = alle omgezette
energie in J
P nuttig = nuttig vermogen
in W
, P in = totale vermogen in W
Binas tabellen:
7 = natuurconstanten.
17B = elektrotechnische symbolen.
8 tm 10 = soortelijke weerstand materialen.
5 = omrekeningsfactoren en eenheden.
28b = stookwaarden.
6.1 lading, stroom en spanning.
Energie = de capaciteit van een systeem om warmte, licht of beweging te produceren.
Stroomkring = een gesloten elektrisch circuit.
Een stroomkring is nodig om te zorgen dat een elektrisch apparaat werkt door toevoer van
energie.
Stroomkring bevat:
Spanningsbron
Een of meerdere geleiders
Een apparaat dat elektrische energie kan omzetten in andere vormen van energie.
Atoommodel van Rutherford:
Een positieve atoomkern met daaromheen een negatieve elektronen wolk. De positieve
lading van de atoomkern is gelijk aan alle negatieve elektronen in de wolk. De netto lading
van het atoom is daarom nul. Je noemt een atoom daarom neutraal.
Elementaire lading/ elementair ladingsquantum = e = 1,602 x 10-19 C
Een elektron heeft dus een lading van –e (1,602 x 10 -19)
Ion = een atoom met meer of minder elektronen.
Minder elektronen wordt het een positief ion
Meer elektronen wordt het een negatief ion.
Positief + negatief = trekken elkaar aan.
Positief + positief = stoten elkaar af.
Negatief + negatief = stoten elkaar af.
Negatieve lading = e/e-
Elektronen (e-) kunnen zich verplaatsen (springen)
Positieve lading = p
Zit vast in het rooster.
Lading: 1,6 x 10-19
Geleidende stof elektronen springen gemakkelijk over.
Niet geleidende stof elektronen springen met moeite/niet over.
Een metaal is opgebouwd uit positieve metaalionen waartussen zich vrije elektronen
bevinden. Deze elektronen zijn klein en kinnen zich daarom willekeurig tussen de
metaalionen bewegen. Er bewegen daarbij evenveel elektronen van links naar rechts als van
rechts naar links. Netto is er dus geen verplaatsing.