Leerdoelen Personen- en familierecht jaar 1 UvA
+ samenvatting extra literatuur
Week 1:
Leerdoelen:
- De algemene beginselen van het personen- en familierecht en de plaats van het personen en
familierecht in het Nederlandse (privaat)recht;
Bronnen van het PFR:
- Internationaal recht
Verdragen en jurisprudentie
- Europees recht (EU)
Verordeningen, richtlijnen en jurisprudentie
- Nationaal familierecht
Wetgeving, lagere regelgeving en jurisprudentie
Kernonderdelen bij PFR
- Personenrecht (rechtssubject, recht op naam, woonplaats, burgerlijke stand)
- Familierecht (horizontaal; partners, verticaal; ouders-kind)
- Relatievermogensrecht (kosten van de huishouding, bestuur en handelingsbevoegdheid,
gemeenschap van goederen, huwelijkse voorwaarden, keuzestelsels)
- Doorwerking internationale verdragen: fundamentele rechten art. 94 GW (EVRM, IVRK,
Handvest/VN Vrouwenverdrag, gehandicaptenverdrag etc.
Algemene beginselen:
Pacta sunt servanda: afspraak is afspraak
- De rol van internationale (mensen)rechten verdragen voor het Nederlandse personen- en
familierecht;
Internationale verdragen vormen een belangrijke basis voor het Nederlandse personen- en
familierecht. Ze waarborgen fundamentele rechten, zoals het recht op familie- en gezinsleven,
en beschermen kwetsbare groepen zoals kinderen. Nederlandse wetgeving en rechtspraak
worden hierdoor beïnvloed en moeten voldoen aan de internationale normen die in deze
verdragen zijn vastgelegd.
Bijvoorbeeld het Europees Verdrag van de rechten van de mens (EVRM) en het Verdrag inzake
de Rechten van het Kind (IVRK).
- Onderdelen van het personen- en familierecht die de natuurlijke persoon als individu en
rechtssubject betreffen, zoals het recht op naam, woonplaats, kwesties rondom
handelingsbekwaamheid en maatregelen van meerderjarigenbescherming;
Handelingsbevoegd: de bevoegdheid tot het zelfstandig verrichten van specifieke rechtshandelingen.
Handelingsbekwaamheid: de mogelijkheid tot zelfstandig verrichten van rechtshandelingen in het
algemeen.
Handelingsonbevoegd: je bent onbekwaam tot het verrichten van bepaalde rechtshandelingen. BV:
onder curatele gestelde (art. 1:381 lid 2 BW), minderjarigen (art. 1:234 BW).
Beheersonbevoegd: art. onbevoegd om alle handelingen
Relaties in het familierecht
,Formele relatie; als het begin en einde van een relatie door de wet wordt geregeld, dan spreken we
van formele relaties. De regels betreffende de ontbinding van formele relaties dienen als bescherming
en rechtszekerheid en de positie van eventuele zwakkere partners en kinderen.
Verwantschap: art. 1:3 BW
Dit artikel geeft twee graden verwantschap weer:
- Bloedverwantschap (lid 1): als personen juridisch van elkaar afstammen of als personen een
gemeenschappelijke stamvader hebben.
o (Let op) biologische band niet vereist (art. 1:3 lid 1 BW tweede volzin)
o Van belang in het erfrecht en wanneer het gaat om de bescherming van
meerderjarigen (art. 1:379, 1:432 en 1:451 BW)
o Bloedverwanten worden geteld in graden: (art. 1:3 lid 1 BW)
▪ Zijlinie (broers, zussen, ooms, tantes, neven en nichten) een broer en zus zijn
tweedegraads, neef en oom derdegraads in de zijlijn.
▪ Opwaartse-linie (rechte lijn; ouders en grootouders) een kind en moeder zijn
eerstegraads bloedverwant.
▪ Neerwaartse-linie (rechte lijn; kinderen en kleinkinderen) een kleinkind en
oma zijn tweedegraads bloedverwanten.
- Aanverwantschap: huwelijk of geregistreerd partnerschap → (art. 1:3 lid 2 BW)
o Let op: aanverwantschap eindigt niet door eindigen van huwelijk of geregistreerd
partnerschap (art. 1:3 lid 3 BW)
Naamrecht: namen in Nederland bestaan uit voornamen en achternamen, die dienen als identificatie
en informatie over familie of oorsprong.
Voornamen: ouders hebben vrije keuze om hun kind een voornaam of voornamen te geven, zolang die
naam niet ongepast is en niet overeenkomst met een bestaande achternaam (tenzij deze gebruikelijke
voornamen zijn) → art. 1:4 lid 1/2 BW. De aangever is verantwoordelijk voor het geven van de
voornaam. Meestal is dat de vader maar hoeft niet altijd. Gebeurt bijna nooit dat het de vrouw is.
Achternamen: → art. 1:5 BW
- Lid 1: ongehuwde relaties, kind behoud achternaam moeder als vader niet erkend. Bij
erkenning keuze voor naam. Door adoptie vader, dan naam van vader.
- Lid 2:
o Erkenning van een kind door de vader: kind behoud achternaam moeder, tenzij
gezamenlijke beslissing van combinatie of achternaam vader.
o Huwelijk of geregistreerd partnerschap: ouders kunnen kiezen om de geslachtsnaam
aan te passen.
o Gerechtelijke vaststelling vaderschap: behoud het kind in beginsel de achternaam van
de moeder.
- Lid 3:
o Adoptie door een heteroseksueel gehuwd paar: standaard geslachtsnaam van vader,
tenzij aangegeven dat geslachtsnaam moeder krijgt of combinatie.
o Adoptie door niet-gehuwde adoptanten of een gehuwd paar van hetzelfde geslacht:
behoud oorspronkelijke geslachtsnaam tenzij anders afgesproken.
o X
- Lid 4: gehuwde ouders – kind komt tot beide ouders in familierechtelijke betrekking. Dit kan
door huwelijk of geregistreerd partnerschap. Dan beslissen ouders gezamenlijk.
- Lid 5: voor als ouders het niet eens zijn met elkaar.
,Wijzigen van geslachtsnaam
Mogelijkheden voor wijziging:
- Door erkenning, adoptie of gerechtelijke vaststelling.
- Via rechter
o Bij het toe of afwijzen van een geslachtsnaamwijziging vindt een afweging plaats van
de omstandigheden van een geval, waarbij het belang van een kind centraal staat.
- Besluit geslachtsnaamwijziging → art. 1:7 BW
Minderjarigen:
Minderjarigen zijn personen die de leeftijd van achttien jaren niet hebben bereikt (art. 1:233 BW;
uitzonderingen in art. 1:253ha BW). Zodra iemand meerderjarig is veranderd de rechtspositie van deze
persoon. De handelingsonbekwaamheid verdwijnt en het gezag dat over minderjarige wordt
uitgeoefend.
- Art. 1:234 jo. 3:32 BW tenzij wet anders bepaald;
o Arbeidsovereenkomst door kind van 16/17 jaar (art. 7:612 lid 1 BW)
o Opstellen uiterste wil (art. 4:55 BW)
o Kiezen eigen achternaam (art. 1:5 lid 7 BW)
o Erkenning door kind van 16/17 jaar (art. 1:204 lid 1 onder b BW)
o Geneeskundige behandelingsovereenkomst door kind van 16/17 jaar (art. 7:447 lid 1
BW)
o Gebruikelijke rechtshandelingen art. 1:234 lid 3 BW)
- De juridische en maatschappelijke ontwikkeling op het gebied van meerderjarigenbecherming
richting meer ondersteunende maatregelen en respect voor autonomie.
Rechten van minderjarigen vanaf 12 jaar
- Hoorrecht: minderjarigen hebben het recht om zijn mening kenbaar te maken (art. 809 RV)
- Informele rechtsingang: (artikelen 1:251a lid 4 en art. 1:377g BW)
Meerderjarigenbescherming
Iedereen van 18 jaar en ouder is handelingsbekwaam. Soms is echter iemand niet in staat om zijn
eigen belangen behoorlijk te behartigen.
- Curatele, vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen → gevolg
handelingsonbekwaam
- Onderbewindstelling, vermogensrechtelijke belgangen → gevolg onbevoegdheid minderjarige
- Mentorschap, niet-vermogensrechtelijke belangen (art. 1:453 BW)→ gevolg onbevoegdheid
minderjarige
, Samenvatting tekst Van Limbeek (IVRK)
Deze notitie vat de bevindingen samen van het derde onderzoek naar de toepassing van het
Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) in de Nederlandse rechtspraak,
uitgevoerd door het Centre for Children’s Rights Amsterdam (CCRA). Het onderzoek beslaat
de periode van 1 september 2014 tot 1 september 2019 en richt zich op de mate en wijze
waarop rechters het IVRK hanteren in verschillende rechtsgebieden.
Familie- en civiele jeugdrechtzaken laten een toename zien in het gebruik van het IVRK,
waarbij rechters het verdrag vooral verdragsconform toepassen. Artikelen zoals art. 3 IVRK
(belang van het kind) en art. 7 en 8 IVRK (recht op identiteit en nationaliteit) worden
regelmatig ingeroepen.
In overige civiele zaken wordt eveneens vaak een beroep gedaan op art. 3 IVRK, maar niet
altijd met succes. De rechter past het IVRK vooral verdragsconform toe, maar laat het soms
buiten beschouwing. Verdragsconform: in de context van het IVRK betekent verdragsconforme
toepassing dat rechters Nederlandse wetgeving uitleggen op een manier die past binnen de
bepalingen en doelstellingen van het Kinderrechtenverdrag. Dit betekent niet per se dat een
verdragsartikel direct wordt toegepast, maar dat de rechter probeert de wet zo te
interpreteren dat deze in lijn is met de rechten en principes uit het verdrag.
Bij vreemdelingenzaken hanteert de Raad van State een terughoudend beleid, waarbij een
beroep op het IVRK vaak strandt door een gebrek aan specifieke onderbouwing van
kinderbelangen.
In socialezekerheidszaken en bestuursrecht heeft een beroep op het IVRK weinig effect,
omdat het vaak wordt gezien als betrekking hebbend op ouders in plaats van kinderen. Er is
discussie over de rechtstreekse werking van art. 3 IVRK.
Binnen strafzaken blijft de invloed van het IVRK beperkt, maar er zijn positieve ontwikkelingen
zichtbaar, zoals expliciete verwijzingen door juridische adviseurs.
De eindconclusie stelt dat de toepassing van het IVRK, na een periode van groei, stagneert,
vooral in het vreemdelingen- en socialezekerheidsrecht. Voor een succesvol beroep op het
IVRK is een sterke onderbouwing essentieel, zowel door advocaten als rechters.
Tekst meerderjarigenbescherming en onbekwaamheid
Het document "Meerderjarigenbescherming en onbekwaamheid" behandelt de juridische
bescherming van meerderjarigen die niet zelfstandig beslissingen kunnen nemen,
bijvoorbeeld door een beperking.
Beschermingsmaatregelen:
- Curatele (volledige handelingsonbekwaamheid)
- Bewindvoering (beheer over financiën)
- Mentorschap (hulp bij zorg en welzijn)
Balans tussen bescherming en autonomie: De wet beschermt kwetsbare personen, maar
moet ook hun rechten en zelfstandigheid respecteren.
Recente ontwikkelingen: De invloed van rechtspraak en verdragen (zoals het VN-verdrag
inzake handicap) op het Nederlandse recht.
Conclusie: Meerderjarigenbescherming zoekt een evenwicht tussen ondersteuning en
autonomie, waarbij recente juridische ontwikkelingen zorgen voor een betere afstemming op
de rechten van betrokkenen.
+ samenvatting extra literatuur
Week 1:
Leerdoelen:
- De algemene beginselen van het personen- en familierecht en de plaats van het personen en
familierecht in het Nederlandse (privaat)recht;
Bronnen van het PFR:
- Internationaal recht
Verdragen en jurisprudentie
- Europees recht (EU)
Verordeningen, richtlijnen en jurisprudentie
- Nationaal familierecht
Wetgeving, lagere regelgeving en jurisprudentie
Kernonderdelen bij PFR
- Personenrecht (rechtssubject, recht op naam, woonplaats, burgerlijke stand)
- Familierecht (horizontaal; partners, verticaal; ouders-kind)
- Relatievermogensrecht (kosten van de huishouding, bestuur en handelingsbevoegdheid,
gemeenschap van goederen, huwelijkse voorwaarden, keuzestelsels)
- Doorwerking internationale verdragen: fundamentele rechten art. 94 GW (EVRM, IVRK,
Handvest/VN Vrouwenverdrag, gehandicaptenverdrag etc.
Algemene beginselen:
Pacta sunt servanda: afspraak is afspraak
- De rol van internationale (mensen)rechten verdragen voor het Nederlandse personen- en
familierecht;
Internationale verdragen vormen een belangrijke basis voor het Nederlandse personen- en
familierecht. Ze waarborgen fundamentele rechten, zoals het recht op familie- en gezinsleven,
en beschermen kwetsbare groepen zoals kinderen. Nederlandse wetgeving en rechtspraak
worden hierdoor beïnvloed en moeten voldoen aan de internationale normen die in deze
verdragen zijn vastgelegd.
Bijvoorbeeld het Europees Verdrag van de rechten van de mens (EVRM) en het Verdrag inzake
de Rechten van het Kind (IVRK).
- Onderdelen van het personen- en familierecht die de natuurlijke persoon als individu en
rechtssubject betreffen, zoals het recht op naam, woonplaats, kwesties rondom
handelingsbekwaamheid en maatregelen van meerderjarigenbescherming;
Handelingsbevoegd: de bevoegdheid tot het zelfstandig verrichten van specifieke rechtshandelingen.
Handelingsbekwaamheid: de mogelijkheid tot zelfstandig verrichten van rechtshandelingen in het
algemeen.
Handelingsonbevoegd: je bent onbekwaam tot het verrichten van bepaalde rechtshandelingen. BV:
onder curatele gestelde (art. 1:381 lid 2 BW), minderjarigen (art. 1:234 BW).
Beheersonbevoegd: art. onbevoegd om alle handelingen
Relaties in het familierecht
,Formele relatie; als het begin en einde van een relatie door de wet wordt geregeld, dan spreken we
van formele relaties. De regels betreffende de ontbinding van formele relaties dienen als bescherming
en rechtszekerheid en de positie van eventuele zwakkere partners en kinderen.
Verwantschap: art. 1:3 BW
Dit artikel geeft twee graden verwantschap weer:
- Bloedverwantschap (lid 1): als personen juridisch van elkaar afstammen of als personen een
gemeenschappelijke stamvader hebben.
o (Let op) biologische band niet vereist (art. 1:3 lid 1 BW tweede volzin)
o Van belang in het erfrecht en wanneer het gaat om de bescherming van
meerderjarigen (art. 1:379, 1:432 en 1:451 BW)
o Bloedverwanten worden geteld in graden: (art. 1:3 lid 1 BW)
▪ Zijlinie (broers, zussen, ooms, tantes, neven en nichten) een broer en zus zijn
tweedegraads, neef en oom derdegraads in de zijlijn.
▪ Opwaartse-linie (rechte lijn; ouders en grootouders) een kind en moeder zijn
eerstegraads bloedverwant.
▪ Neerwaartse-linie (rechte lijn; kinderen en kleinkinderen) een kleinkind en
oma zijn tweedegraads bloedverwanten.
- Aanverwantschap: huwelijk of geregistreerd partnerschap → (art. 1:3 lid 2 BW)
o Let op: aanverwantschap eindigt niet door eindigen van huwelijk of geregistreerd
partnerschap (art. 1:3 lid 3 BW)
Naamrecht: namen in Nederland bestaan uit voornamen en achternamen, die dienen als identificatie
en informatie over familie of oorsprong.
Voornamen: ouders hebben vrije keuze om hun kind een voornaam of voornamen te geven, zolang die
naam niet ongepast is en niet overeenkomst met een bestaande achternaam (tenzij deze gebruikelijke
voornamen zijn) → art. 1:4 lid 1/2 BW. De aangever is verantwoordelijk voor het geven van de
voornaam. Meestal is dat de vader maar hoeft niet altijd. Gebeurt bijna nooit dat het de vrouw is.
Achternamen: → art. 1:5 BW
- Lid 1: ongehuwde relaties, kind behoud achternaam moeder als vader niet erkend. Bij
erkenning keuze voor naam. Door adoptie vader, dan naam van vader.
- Lid 2:
o Erkenning van een kind door de vader: kind behoud achternaam moeder, tenzij
gezamenlijke beslissing van combinatie of achternaam vader.
o Huwelijk of geregistreerd partnerschap: ouders kunnen kiezen om de geslachtsnaam
aan te passen.
o Gerechtelijke vaststelling vaderschap: behoud het kind in beginsel de achternaam van
de moeder.
- Lid 3:
o Adoptie door een heteroseksueel gehuwd paar: standaard geslachtsnaam van vader,
tenzij aangegeven dat geslachtsnaam moeder krijgt of combinatie.
o Adoptie door niet-gehuwde adoptanten of een gehuwd paar van hetzelfde geslacht:
behoud oorspronkelijke geslachtsnaam tenzij anders afgesproken.
o X
- Lid 4: gehuwde ouders – kind komt tot beide ouders in familierechtelijke betrekking. Dit kan
door huwelijk of geregistreerd partnerschap. Dan beslissen ouders gezamenlijk.
- Lid 5: voor als ouders het niet eens zijn met elkaar.
,Wijzigen van geslachtsnaam
Mogelijkheden voor wijziging:
- Door erkenning, adoptie of gerechtelijke vaststelling.
- Via rechter
o Bij het toe of afwijzen van een geslachtsnaamwijziging vindt een afweging plaats van
de omstandigheden van een geval, waarbij het belang van een kind centraal staat.
- Besluit geslachtsnaamwijziging → art. 1:7 BW
Minderjarigen:
Minderjarigen zijn personen die de leeftijd van achttien jaren niet hebben bereikt (art. 1:233 BW;
uitzonderingen in art. 1:253ha BW). Zodra iemand meerderjarig is veranderd de rechtspositie van deze
persoon. De handelingsonbekwaamheid verdwijnt en het gezag dat over minderjarige wordt
uitgeoefend.
- Art. 1:234 jo. 3:32 BW tenzij wet anders bepaald;
o Arbeidsovereenkomst door kind van 16/17 jaar (art. 7:612 lid 1 BW)
o Opstellen uiterste wil (art. 4:55 BW)
o Kiezen eigen achternaam (art. 1:5 lid 7 BW)
o Erkenning door kind van 16/17 jaar (art. 1:204 lid 1 onder b BW)
o Geneeskundige behandelingsovereenkomst door kind van 16/17 jaar (art. 7:447 lid 1
BW)
o Gebruikelijke rechtshandelingen art. 1:234 lid 3 BW)
- De juridische en maatschappelijke ontwikkeling op het gebied van meerderjarigenbecherming
richting meer ondersteunende maatregelen en respect voor autonomie.
Rechten van minderjarigen vanaf 12 jaar
- Hoorrecht: minderjarigen hebben het recht om zijn mening kenbaar te maken (art. 809 RV)
- Informele rechtsingang: (artikelen 1:251a lid 4 en art. 1:377g BW)
Meerderjarigenbescherming
Iedereen van 18 jaar en ouder is handelingsbekwaam. Soms is echter iemand niet in staat om zijn
eigen belangen behoorlijk te behartigen.
- Curatele, vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen → gevolg
handelingsonbekwaam
- Onderbewindstelling, vermogensrechtelijke belgangen → gevolg onbevoegdheid minderjarige
- Mentorschap, niet-vermogensrechtelijke belangen (art. 1:453 BW)→ gevolg onbevoegdheid
minderjarige
, Samenvatting tekst Van Limbeek (IVRK)
Deze notitie vat de bevindingen samen van het derde onderzoek naar de toepassing van het
Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) in de Nederlandse rechtspraak,
uitgevoerd door het Centre for Children’s Rights Amsterdam (CCRA). Het onderzoek beslaat
de periode van 1 september 2014 tot 1 september 2019 en richt zich op de mate en wijze
waarop rechters het IVRK hanteren in verschillende rechtsgebieden.
Familie- en civiele jeugdrechtzaken laten een toename zien in het gebruik van het IVRK,
waarbij rechters het verdrag vooral verdragsconform toepassen. Artikelen zoals art. 3 IVRK
(belang van het kind) en art. 7 en 8 IVRK (recht op identiteit en nationaliteit) worden
regelmatig ingeroepen.
In overige civiele zaken wordt eveneens vaak een beroep gedaan op art. 3 IVRK, maar niet
altijd met succes. De rechter past het IVRK vooral verdragsconform toe, maar laat het soms
buiten beschouwing. Verdragsconform: in de context van het IVRK betekent verdragsconforme
toepassing dat rechters Nederlandse wetgeving uitleggen op een manier die past binnen de
bepalingen en doelstellingen van het Kinderrechtenverdrag. Dit betekent niet per se dat een
verdragsartikel direct wordt toegepast, maar dat de rechter probeert de wet zo te
interpreteren dat deze in lijn is met de rechten en principes uit het verdrag.
Bij vreemdelingenzaken hanteert de Raad van State een terughoudend beleid, waarbij een
beroep op het IVRK vaak strandt door een gebrek aan specifieke onderbouwing van
kinderbelangen.
In socialezekerheidszaken en bestuursrecht heeft een beroep op het IVRK weinig effect,
omdat het vaak wordt gezien als betrekking hebbend op ouders in plaats van kinderen. Er is
discussie over de rechtstreekse werking van art. 3 IVRK.
Binnen strafzaken blijft de invloed van het IVRK beperkt, maar er zijn positieve ontwikkelingen
zichtbaar, zoals expliciete verwijzingen door juridische adviseurs.
De eindconclusie stelt dat de toepassing van het IVRK, na een periode van groei, stagneert,
vooral in het vreemdelingen- en socialezekerheidsrecht. Voor een succesvol beroep op het
IVRK is een sterke onderbouwing essentieel, zowel door advocaten als rechters.
Tekst meerderjarigenbescherming en onbekwaamheid
Het document "Meerderjarigenbescherming en onbekwaamheid" behandelt de juridische
bescherming van meerderjarigen die niet zelfstandig beslissingen kunnen nemen,
bijvoorbeeld door een beperking.
Beschermingsmaatregelen:
- Curatele (volledige handelingsonbekwaamheid)
- Bewindvoering (beheer over financiën)
- Mentorschap (hulp bij zorg en welzijn)
Balans tussen bescherming en autonomie: De wet beschermt kwetsbare personen, maar
moet ook hun rechten en zelfstandigheid respecteren.
Recente ontwikkelingen: De invloed van rechtspraak en verdragen (zoals het VN-verdrag
inzake handicap) op het Nederlandse recht.
Conclusie: Meerderjarigenbescherming zoekt een evenwicht tussen ondersteuning en
autonomie, waarbij recente juridische ontwikkelingen zorgen voor een betere afstemming op
de rechten van betrokkenen.