Corporatieve communicatie
ACTI model
- Affectieve voorwaarden
- Communicatieve voorwaarden
- Technische voorwaarden
- Interpretatieve voorwaarden
Soorten communicatie
1. Verbale en non verbale communicatie – spreken en schrijven, non verbaal: –
gezichtsuitdrukking, gebruik van handen en voeten, recht opstaan, heupen wiegen, blozen,
zweten
2. Intrapersoonlijke communicatie – communicatie met jezelf
3. Interpersoonlijke communicatie – met anderen communiceren
4. Groepscommunicatie – communiceren in een groep, zoals vergadering
5. Massacommunicatie – groot aantal mensen die tegelijk een boodschap ontvangen
6. Metacommunicatie – communicatie over de communicatie zelf. Bijvoorbeeld, ``Wij zitten
niet op 1 lijn ``
7. Mondelinge, schriftelijke, visuele en auditieve communicatie - spreekt voor zich, auditief
kan je alleen horen. Visuele communicatie, je kunt het alleen zien, niet horen.
8. Vocale – non vocale communicatie – vocale, je maakt gebruik van je stem. Non verbaal, je
maakt gebruik van je zintuigen
9. Intentionele en niet intentionele communicatie – intentioneel, je communiceert iets heel
bewust. Niet intentioneel, niet bewust communiceren.
10. Interactieve communicatie – we onderscheiden 2 vormen: online en offline communicatie
3.1
Selectieve blootstelling
3.1
selectieve blootstelling: bedrijven proberen klanten steeds individueler te beïnvloeden
Selectieve perceptie: we nemen slechts een deel van de omgeving waar omdat we niet alles kunnen
opnemen
Selectieve interpretatie: subjectieve interpretatie van feiten, kenmerken door een persoon
Selectieve herinnering: iemand zich alleen herinnert wat hij zich bewust of onbewust wilt herinneren
, Hoge en lage betrokkenheid
BMW is mooi en levert complimenten op: hoge betrokkenheid op BMW
Lagere betrokkenheid bij andere goedkopere merken
Redundantie: is overbodigheid of overtolligheid bij de overdracht van communicatie
Irritatie, neutrale redundantie
Referentie groep en omgevingsfactoren
Referentie groep: groep mensen die aanzienlijk invloed heeft op de attitudes en het (koop)gedrag
van een persoon, dat zicht met die groep associeert.
Omgevingsfactoren: zijn invloeden vanuit de macro, meso en micro omgeving op een individu die
van belang kunnen zijn voor het functioneren van dit individu
Bedrijf
- Macro is regering (NL/EU)
- Meso is Branche (concurrenten/toeleveranciers)
- Micro is Bedrijf op zich
Piramide van Maslow
1. Behoefte aan eten en drinken
2. Behoefte aan veiligheid en zekerheid
3. Sociale behoefte
4. Behoefte aan erkenning en respect
5. Behoefte aan zelfontplooiing
Communicatie modellen
Marketing communicatie: communicatie die je inzet om producten en diensten te verkopen
Communicatiedoelstelling:
Informeren: informatie geven over een product of dienst
Overtuigen: bijvoorbeeld om een product te kopen
Beinvloeden: de klant of publieksgroep iets laten denken of doen
Dialogiseren: een gesprek aangaan met de klant
ACTI model
- Affectieve voorwaarden
- Communicatieve voorwaarden
- Technische voorwaarden
- Interpretatieve voorwaarden
Soorten communicatie
1. Verbale en non verbale communicatie – spreken en schrijven, non verbaal: –
gezichtsuitdrukking, gebruik van handen en voeten, recht opstaan, heupen wiegen, blozen,
zweten
2. Intrapersoonlijke communicatie – communicatie met jezelf
3. Interpersoonlijke communicatie – met anderen communiceren
4. Groepscommunicatie – communiceren in een groep, zoals vergadering
5. Massacommunicatie – groot aantal mensen die tegelijk een boodschap ontvangen
6. Metacommunicatie – communicatie over de communicatie zelf. Bijvoorbeeld, ``Wij zitten
niet op 1 lijn ``
7. Mondelinge, schriftelijke, visuele en auditieve communicatie - spreekt voor zich, auditief
kan je alleen horen. Visuele communicatie, je kunt het alleen zien, niet horen.
8. Vocale – non vocale communicatie – vocale, je maakt gebruik van je stem. Non verbaal, je
maakt gebruik van je zintuigen
9. Intentionele en niet intentionele communicatie – intentioneel, je communiceert iets heel
bewust. Niet intentioneel, niet bewust communiceren.
10. Interactieve communicatie – we onderscheiden 2 vormen: online en offline communicatie
3.1
Selectieve blootstelling
3.1
selectieve blootstelling: bedrijven proberen klanten steeds individueler te beïnvloeden
Selectieve perceptie: we nemen slechts een deel van de omgeving waar omdat we niet alles kunnen
opnemen
Selectieve interpretatie: subjectieve interpretatie van feiten, kenmerken door een persoon
Selectieve herinnering: iemand zich alleen herinnert wat hij zich bewust of onbewust wilt herinneren
, Hoge en lage betrokkenheid
BMW is mooi en levert complimenten op: hoge betrokkenheid op BMW
Lagere betrokkenheid bij andere goedkopere merken
Redundantie: is overbodigheid of overtolligheid bij de overdracht van communicatie
Irritatie, neutrale redundantie
Referentie groep en omgevingsfactoren
Referentie groep: groep mensen die aanzienlijk invloed heeft op de attitudes en het (koop)gedrag
van een persoon, dat zicht met die groep associeert.
Omgevingsfactoren: zijn invloeden vanuit de macro, meso en micro omgeving op een individu die
van belang kunnen zijn voor het functioneren van dit individu
Bedrijf
- Macro is regering (NL/EU)
- Meso is Branche (concurrenten/toeleveranciers)
- Micro is Bedrijf op zich
Piramide van Maslow
1. Behoefte aan eten en drinken
2. Behoefte aan veiligheid en zekerheid
3. Sociale behoefte
4. Behoefte aan erkenning en respect
5. Behoefte aan zelfontplooiing
Communicatie modellen
Marketing communicatie: communicatie die je inzet om producten en diensten te verkopen
Communicatiedoelstelling:
Informeren: informatie geven over een product of dienst
Overtuigen: bijvoorbeeld om een product te kopen
Beinvloeden: de klant of publieksgroep iets laten denken of doen
Dialogiseren: een gesprek aangaan met de klant