Bouwmethodiek, jaar 1, p3, samenvatting (MEERKEUZE TOETS)
Les 1 bouwmethodes en vloeren
Verschillende bouwmethodes:
• Stapelbouw 1
Bouwen dmv stapelen. 1
• Tunnelbouw 2
Hierbij is een tunnelkist met binnen en 3
buitenkist. Wordt volgegoten en er
blijven wanden en de vloer hierop over.
• Montagebouw 3
Grote elementen in 1 keer geplaatst. 2 4
Worden op bouwplaats in elkaar gezet.
Snelle bouwmethode en weinig tijd op
bouwplaats zelf nodig.
• (hout)Skeletbouw 4
Lichte bouwmethode. Houtskeletbouw kun je in het werk maken maar je kan het ook
prefabriceren.
Bouwen = omhullen van een ruimte. Zo kun je van alles buiten
houden: regen, wind, zon enz. Dit heeft ook te maken met draag-
en scheidingsconstructie: sneeuwbelasting, windbelasting en
vloerbelasting.
3 types constructie:
1. Massief – vaak vrijstaande woningen;
2. Schijf – vaak rijtjeswoningen. Wand bij muren moet dragend zijn;
3. Kolom – om optimale vrijheid te hebben;
Waarom draagstructuur? – vanwege gewicht wat gedragen
moet worden = permanente belasting.
Veranderlijke belasting = als er bijvoorbeeld sneeuw op het
dak ligt of een zwaar element wordt toegevoegd. Is dus
gewicht met permanente belasting + extra belasting.
Niet sterk genoeg –> bezwijking (veiligheid)
Niet stijf genoeg -> doorbuigen (functie)
,We moeten ervoor zorgen dat een gebouw altijd een verticale belasting geeft op de fundering, zodat
de heipalen niet uit de grond getrokken worden (waar zitten de resulterende krachten). Hoe breder
de poten, hoe stabieler.
Stabiliteitsvormen:
Vloeren, balken en plafonds
Vloeren - verschillende functies;
- Dakvloer
- Woning scheidende vloer = vloer waarbij woningen scheiden zijn (bijv. appartementen)
- Verdiepingsvloer = vloer binnen 1 woning. Deze is dunner dan woning scheidende vloer.
- Begane grondvloer = vloer waar niks onder is (kelder bijv.)
- Keldervloer = vloer van kelder
Eisen aan vloeren en plafonds;
- Belastingen
- Vervormingen
- Brandwerendheid
- Warmte- en geluidsinstallatie
Houten balken zijn ongeschikt als begane grondvloer, maar wel als verdiepingsvloer of dakvloer.
Een houten balklaag is een samenstel van balken die horizontaal op gelijke hoogte en op ongeveer
gelijke onderlinge afstanden worden aangebracht.
, De balklaag dient een verdiepings- of dakvloer te dragen.
Bij houten verdiepingsbalklagen worden de verschillende belastingen via de balklaag op de muren
overgebracht.
Hoogte in balk nodig voor sterke vloer.
Begrippen:
• Oplegging = het punt waarop 2 delen van
een constructie van elkaar ontmoeten en
het een het ander draagt.
• Balkdragende muur = muren waarin de
balken zijn opgelegd.
• Hart- op- hart afstand = middelpunt van
ene object naar middelpunt andere
object.
• Overspanning = de lengte van een
structureel element tussen de punten
waarop het wordt ondersteunt.
• Strijkbalk = balk net naast en evenwijdig aan de muur.
• Oplegvilt = materiaal tussen 2 structurele elementen om wrijving te minderen en de
overdracht van kracht te vergemakkelijken.
• Onderslagbalk = horizontaal
structureel element om verticale
belastingen (muren/vloeren/dak)
over te brengen naar de fundering
of andere dragende structuren.
• Balk steunende muur = om
horizontaal structureel element
(balk) te ondersteunen.
• Balkoplegging = vlak waarmee balk
op dragende muur ligt. Oplegging
minimaal 100mm.
• Raveelbalk = onderdeel van
draagbalken van verdiepingsvloer. Deze draagt balekn die niet met uiteinden aan de muur
zitten.
• Staartbalk = aan 1 kant verankerd aan een muur en aan de andere kant steekt deze uit om
een opening in de muur te ondersteunen (venster-/deuropening).
Underlayment = type constructiemateriaal dat wordt gebruikt als ondervloer.
OSB plaat = plaatmateriaal dat wordt gebruikt als onder laag voor vloerbedekking, als dakbedekking
of wandbedekking.
Houtenconstructie heeft juist goede brandweering. Buitenste koollaag brand, daarna niet meer
verder branden.
Les 1 bouwmethodes en vloeren
Verschillende bouwmethodes:
• Stapelbouw 1
Bouwen dmv stapelen. 1
• Tunnelbouw 2
Hierbij is een tunnelkist met binnen en 3
buitenkist. Wordt volgegoten en er
blijven wanden en de vloer hierop over.
• Montagebouw 3
Grote elementen in 1 keer geplaatst. 2 4
Worden op bouwplaats in elkaar gezet.
Snelle bouwmethode en weinig tijd op
bouwplaats zelf nodig.
• (hout)Skeletbouw 4
Lichte bouwmethode. Houtskeletbouw kun je in het werk maken maar je kan het ook
prefabriceren.
Bouwen = omhullen van een ruimte. Zo kun je van alles buiten
houden: regen, wind, zon enz. Dit heeft ook te maken met draag-
en scheidingsconstructie: sneeuwbelasting, windbelasting en
vloerbelasting.
3 types constructie:
1. Massief – vaak vrijstaande woningen;
2. Schijf – vaak rijtjeswoningen. Wand bij muren moet dragend zijn;
3. Kolom – om optimale vrijheid te hebben;
Waarom draagstructuur? – vanwege gewicht wat gedragen
moet worden = permanente belasting.
Veranderlijke belasting = als er bijvoorbeeld sneeuw op het
dak ligt of een zwaar element wordt toegevoegd. Is dus
gewicht met permanente belasting + extra belasting.
Niet sterk genoeg –> bezwijking (veiligheid)
Niet stijf genoeg -> doorbuigen (functie)
,We moeten ervoor zorgen dat een gebouw altijd een verticale belasting geeft op de fundering, zodat
de heipalen niet uit de grond getrokken worden (waar zitten de resulterende krachten). Hoe breder
de poten, hoe stabieler.
Stabiliteitsvormen:
Vloeren, balken en plafonds
Vloeren - verschillende functies;
- Dakvloer
- Woning scheidende vloer = vloer waarbij woningen scheiden zijn (bijv. appartementen)
- Verdiepingsvloer = vloer binnen 1 woning. Deze is dunner dan woning scheidende vloer.
- Begane grondvloer = vloer waar niks onder is (kelder bijv.)
- Keldervloer = vloer van kelder
Eisen aan vloeren en plafonds;
- Belastingen
- Vervormingen
- Brandwerendheid
- Warmte- en geluidsinstallatie
Houten balken zijn ongeschikt als begane grondvloer, maar wel als verdiepingsvloer of dakvloer.
Een houten balklaag is een samenstel van balken die horizontaal op gelijke hoogte en op ongeveer
gelijke onderlinge afstanden worden aangebracht.
, De balklaag dient een verdiepings- of dakvloer te dragen.
Bij houten verdiepingsbalklagen worden de verschillende belastingen via de balklaag op de muren
overgebracht.
Hoogte in balk nodig voor sterke vloer.
Begrippen:
• Oplegging = het punt waarop 2 delen van
een constructie van elkaar ontmoeten en
het een het ander draagt.
• Balkdragende muur = muren waarin de
balken zijn opgelegd.
• Hart- op- hart afstand = middelpunt van
ene object naar middelpunt andere
object.
• Overspanning = de lengte van een
structureel element tussen de punten
waarop het wordt ondersteunt.
• Strijkbalk = balk net naast en evenwijdig aan de muur.
• Oplegvilt = materiaal tussen 2 structurele elementen om wrijving te minderen en de
overdracht van kracht te vergemakkelijken.
• Onderslagbalk = horizontaal
structureel element om verticale
belastingen (muren/vloeren/dak)
over te brengen naar de fundering
of andere dragende structuren.
• Balk steunende muur = om
horizontaal structureel element
(balk) te ondersteunen.
• Balkoplegging = vlak waarmee balk
op dragende muur ligt. Oplegging
minimaal 100mm.
• Raveelbalk = onderdeel van
draagbalken van verdiepingsvloer. Deze draagt balekn die niet met uiteinden aan de muur
zitten.
• Staartbalk = aan 1 kant verankerd aan een muur en aan de andere kant steekt deze uit om
een opening in de muur te ondersteunen (venster-/deuropening).
Underlayment = type constructiemateriaal dat wordt gebruikt als ondervloer.
OSB plaat = plaatmateriaal dat wordt gebruikt als onder laag voor vloerbedekking, als dakbedekking
of wandbedekking.
Houtenconstructie heeft juist goede brandweering. Buitenste koollaag brand, daarna niet meer
verder branden.
