16.1 Ph en Enzymen
Herhaling 4 V en 5 V:
Apolair:
De elektronen van het gemeenschappelijk elektronenpaar bevinden zich even dicht
bij het ene als het andere atoom.
Apolaire stoffen kunnen onderling mengen, maar een apolaire stof kan niet
oplossen in water (want water is polair)
Een atoombinding is apolair als het verschil in elektronegativiteit kleiner of gelijk
is aan 0,4.
Polair:
Als één atoom sterker aan de atoombinding trekt, dan gaan de elektronen van de
atoombinding dichter bij dat atoom zitten, dit noem je een polaire atoombinding
Hierdoor ontstaat aan een kant een kleine positieve lading (δ+) δ+) ) en aan de andere
kant een kleine negatieve lading. (δ+) δ−)
Een atoombinding is polair als het verschil in elektronegativiteit tussen de 0,4
en 1, 7 ligt.
Het atoom met de hoogste elektronegativiteit trekt sterker aan de elektronen
en wordt een beetje negatief geladen
Het atoom met de laagste elektronegativiteit trekt minder aan de elektronen en
wordt een beetjes positief geladen.
Zuur: is een stof die een H+ ion kan afstaan|
Base: een stof die een H+ ion kan op nemen
Significantie regels:
1. +/- = kleinste aantal decimalen
2. X/: = kleinste aantal significante cijfers
3. H3O+ LOG: aantal significante cijfers in de concentratie decimalen in pH
Neutraal: Als de H+ en OH- concentratie gelijk zijn. Beiden concentraties 1,0 x 10 -7
geeft pH van 7,00 pH = pOH geeft pH + POH = 14
Waterconstante Kw = [H+) ] [OH-] = 1,0 x 10-14, deze constante is alleen afhankelijk
van de temperatuur. Bovenstaand geldt die voor 298 K.
Indicator: stof waarmee je kunt bepalen of een oplossing zuur of basisch is.
1
, Zure oplossing: pH tussen 7 en -,1,8
- Als een zuur oplost in water worden H+ ionen afgeven aan watermoleculen, hierbij
ontstaat H3O+ ionen = Oxoniumion
- Alle zure oplossingen bevatten H+ ionen ook wel proton
Basisch oplossing: pH groter dan 7 en lager dan 15
Neutrale oplossingen: pH = 7,0 (Zuiver water)
Sterk zuur: zuren die in aflopende reactie in water reageren heten sterke zuren. (>
100 % gesplitst in H+ ion en zuurrest ion).
1) HCl (g) + H2O (l) H3O+ (aq) + Cl – (aq)
2) HCl (g) (in water) H+ (aq) + Cl – (aq)
Zwak zuur: Zuren die in evenwichtsreactie in water reageren, heten zwakke zuren
(<<100% gesplitst in H+, en zuurrest ion).
1) CH3COOH (aq) H+ (aq) + CH3COO- (aq)
2) CH3COOH (aq) + H2O (l) H3O+ (aq) + CH3COO- (aq)
Evenwicht licht sterk naar link: Denk aan Kz
Notatie: Een oplossing van een zwakzuur HZ noteren we als het zuur zelf: HZ (aq)
Voorbeeld: Azijnzuur: CH3COOH (aq)
Waterstofchloride HCI
Salpeterzuur HNO3
Fosforzuur H3PO4
Waterstofbromide HBr
Zwavelzuur H2SO4
Waterstofsulfide H2S
Koolzuur CO2 +) H2O (δ+) H2CO3)
Zwaveligzuur SO2 +) H2O (δ+) H2SO3)
Waterstofcyanide HCN
Waterstofjodide HI
Ammoniak NH3(aq)
Ammonium NH4+
Azijnzuur/ ethaan zuur CH3COOH/ HAC
Acetaat CH3COO-/ AC-
2
Herhaling 4 V en 5 V:
Apolair:
De elektronen van het gemeenschappelijk elektronenpaar bevinden zich even dicht
bij het ene als het andere atoom.
Apolaire stoffen kunnen onderling mengen, maar een apolaire stof kan niet
oplossen in water (want water is polair)
Een atoombinding is apolair als het verschil in elektronegativiteit kleiner of gelijk
is aan 0,4.
Polair:
Als één atoom sterker aan de atoombinding trekt, dan gaan de elektronen van de
atoombinding dichter bij dat atoom zitten, dit noem je een polaire atoombinding
Hierdoor ontstaat aan een kant een kleine positieve lading (δ+) δ+) ) en aan de andere
kant een kleine negatieve lading. (δ+) δ−)
Een atoombinding is polair als het verschil in elektronegativiteit tussen de 0,4
en 1, 7 ligt.
Het atoom met de hoogste elektronegativiteit trekt sterker aan de elektronen
en wordt een beetje negatief geladen
Het atoom met de laagste elektronegativiteit trekt minder aan de elektronen en
wordt een beetjes positief geladen.
Zuur: is een stof die een H+ ion kan afstaan|
Base: een stof die een H+ ion kan op nemen
Significantie regels:
1. +/- = kleinste aantal decimalen
2. X/: = kleinste aantal significante cijfers
3. H3O+ LOG: aantal significante cijfers in de concentratie decimalen in pH
Neutraal: Als de H+ en OH- concentratie gelijk zijn. Beiden concentraties 1,0 x 10 -7
geeft pH van 7,00 pH = pOH geeft pH + POH = 14
Waterconstante Kw = [H+) ] [OH-] = 1,0 x 10-14, deze constante is alleen afhankelijk
van de temperatuur. Bovenstaand geldt die voor 298 K.
Indicator: stof waarmee je kunt bepalen of een oplossing zuur of basisch is.
1
, Zure oplossing: pH tussen 7 en -,1,8
- Als een zuur oplost in water worden H+ ionen afgeven aan watermoleculen, hierbij
ontstaat H3O+ ionen = Oxoniumion
- Alle zure oplossingen bevatten H+ ionen ook wel proton
Basisch oplossing: pH groter dan 7 en lager dan 15
Neutrale oplossingen: pH = 7,0 (Zuiver water)
Sterk zuur: zuren die in aflopende reactie in water reageren heten sterke zuren. (>
100 % gesplitst in H+ ion en zuurrest ion).
1) HCl (g) + H2O (l) H3O+ (aq) + Cl – (aq)
2) HCl (g) (in water) H+ (aq) + Cl – (aq)
Zwak zuur: Zuren die in evenwichtsreactie in water reageren, heten zwakke zuren
(<<100% gesplitst in H+, en zuurrest ion).
1) CH3COOH (aq) H+ (aq) + CH3COO- (aq)
2) CH3COOH (aq) + H2O (l) H3O+ (aq) + CH3COO- (aq)
Evenwicht licht sterk naar link: Denk aan Kz
Notatie: Een oplossing van een zwakzuur HZ noteren we als het zuur zelf: HZ (aq)
Voorbeeld: Azijnzuur: CH3COOH (aq)
Waterstofchloride HCI
Salpeterzuur HNO3
Fosforzuur H3PO4
Waterstofbromide HBr
Zwavelzuur H2SO4
Waterstofsulfide H2S
Koolzuur CO2 +) H2O (δ+) H2CO3)
Zwaveligzuur SO2 +) H2O (δ+) H2SO3)
Waterstofcyanide HCN
Waterstofjodide HI
Ammoniak NH3(aq)
Ammonium NH4+
Azijnzuur/ ethaan zuur CH3COOH/ HAC
Acetaat CH3COO-/ AC-
2
