Linguïstiek
Jaar 1, Blok A
Masja
,Kennisdoelen
De student beschrijft wat de belangrijkste verschillen zijn tussen de theorieën over
taalverwerking volgens:
o Het behaviorisme ( Skinner ): alles leren door imitatie, het kind is spiegel van het aanbod. Er is een
stimulus en een response. Het kind is zelf niet creatief. Dingen die worden beloont onthoud je,
dingen die worden bestraft niet. aangeleerd
o Degeneratieve taalkunde ( mentalisme, Chomsky):
- Innateness hypothesis = aangeboren on staat om een taal te leren ( net als zien ).
- Poverty of the stimulus = aanbod is te weinig voor wat kind kan leren.
- Universal grammar = basisvermogen waaruit een kind elke taal kan leren.
- Nature en nature = aangeboren maar ook aangeleerd
Wij hebben alle talen in ons, maar we moeten alleen uitkiezen wat er voor jou taal geld.
aangeboren
o Usage Based Theory ( Tomasello): taalverwerving via cognitieve en sociale leervermogen van het
kind. Het sociale instinct aangeboren, taal is een sociaal gebeuren, dus kinderen hebben vanuit hun
sociale zijn de mogelijkheid om taal te willen leren. Ze gaan bijvoorbeeld patronen herkennen. “waar
is je jas, waar is je tas? Etc.” Wel is er taalaanbod nodig om ook daadwerkelijk te kunnen leren. Een
voorbeeld van goed taalaanbod is joint attention. aangeleerd ( maar we hebben wel een sociaal
instinct om aan te leren, dit is degene waarvan we uit gaan ).
De student beschrijft wat de volgende termen betekenen:
o fonologie = klankleer
o semantiek = betekenisleer
o morfologie = grammatica, woordniveau ( vervoegen van werkwoorden en verbuigen van
naamwoorden )
o syntaxis = grammatica, zinsniveau
o pragmatiek = taalgebruik
De student benoemt dat het taalverwerkingsmodel van Levelt en dat van Ellis & Young
verschillende linguïstische niveaus beschrijven.
Levelt:
De productie van taal.
Links: wat er gebeurd als je een zin maakt
Rechts: wat er gebeurd als je naar een zin luistert ( hier weten we minder over )
Representatie van hoe taal opgeslagen ligt in je hersenen
speech comprehension system : taalbegrip
formulator: uiten van taal
, Semantische informatie
Fonologische informatie
Informatie over argumentenstructuur ( alles wat met grammatica te maken heeft )
Je begint bovenin;
- Conceptualizer:
je bedenkt wat je wil gaan zeggen
je maakt de zin in je hoofd
- Formulator:
Grammatica ( syntaxis en morfologie )
Fonologie
( wil ik het in tt doen? Wil ik het in gebiedende wijs doen? Etc. welke klank heb ik nodig? )
Middelste
- Lexicon: ( woordenboek )
Verbonden met links en rechts
- Articulator:
Het fonetische plan, hoe je het uitspreekt