SD radiobiologie toets semester 1.2.
SD T4 deel 1: T4-001, T4-005 & T4-009: Niet kansgebonden effecten.
Celcyclus.
De controlepunten in de celdeling zijn belangrijk, vooral voor stralingsschade.
Mitose 2 diploïde dochtercellen.
Diploïde cellen: hebben van elk chromosoom 2 exemplaren (normale somatische cellen).
Meiose 2 halve haploïde (geslacht)cellen.
Haploïde cellen: hebben van elk chromosoom 1 exemplaar (de gameten).
Celdeling = proliferatie.
Het ene weefsel deelt meer als het andere weefsel.
Weefsel met een hoge celdeling hebben een grote P-fractie (hoge turnover).
Cellen met een hogere P-fractie hebben een snellere reactie op ioniserende stralingsschade.
o Huid / darmen hoge turnover.
o Zenuwen lage turnover.
1
,DNA.
DNA is opgebouwd uit nucleotiden.
2 nucleotiden vormen 1 paar.
Nucleotiden samen vormen 1 streng DNA, waar tegenover nog een 2 e streng tegenovergesteld DNA zit.
De 2 DNA strengen vormen samen een dubbele helix.
Op verschillende niveaus kan de stralingsschade onstaan.
Dubbelstrengsbreuk.
Puntmutaties.
Enkelstrengsbreuk.
Crosslinks.
De 4 types schade aan DNA:
1. Punt mutaties (base modifications).
2. Enkelstrengsbreuken.
3. Dubbelstrengsbreuken.
4. Crosslinking.
2
,Gevolgen van ioniserende straling:
3
, Schade aan het DNA ontstaat op 2 manieren.
1. Directe effect, waarbij een vrij elektron gelijk een interactie aan gaat
met het DNA waardoor schade ontstaat.
2. Indirecte effect, waarbij een vrij elektron reageert met de vloeistof in
de cel, waardoor radicalen ontstaan die een reactie aan gaat met het
DNA waardoor schade ontstaat.
Het indirecte & directe effect is ook afhankelijk van de soort straling.
Alfa straling: groot ioniserend vermogen, laag doordringend vermogen
( meer direct effect)
Fotonstraling: laag ioniserend vermogen, hoog doordringend
vermogen ( meer indirect effect)
Invloed van de LET op DNA schade door straling.
De DNA schade die ontstaat is afhankelijk van de stralingssoort en de LET.
De LET is de lineair energy transfer: de gemiddelde energie die wordt afgegeven per weglengte (in keV / μm).
Hoe meer energie wordt afgegeven per weglengte, hoe meer DNA schade er ontstaat.
Straling met een lage LET:
o Gammastraling, röntgenstraling en elektronenstraling.
Straling met een hoge LET:
o Alfastraling, zware deeltjes straling en neutronen met een lage energie.
4
SD T4 deel 1: T4-001, T4-005 & T4-009: Niet kansgebonden effecten.
Celcyclus.
De controlepunten in de celdeling zijn belangrijk, vooral voor stralingsschade.
Mitose 2 diploïde dochtercellen.
Diploïde cellen: hebben van elk chromosoom 2 exemplaren (normale somatische cellen).
Meiose 2 halve haploïde (geslacht)cellen.
Haploïde cellen: hebben van elk chromosoom 1 exemplaar (de gameten).
Celdeling = proliferatie.
Het ene weefsel deelt meer als het andere weefsel.
Weefsel met een hoge celdeling hebben een grote P-fractie (hoge turnover).
Cellen met een hogere P-fractie hebben een snellere reactie op ioniserende stralingsschade.
o Huid / darmen hoge turnover.
o Zenuwen lage turnover.
1
,DNA.
DNA is opgebouwd uit nucleotiden.
2 nucleotiden vormen 1 paar.
Nucleotiden samen vormen 1 streng DNA, waar tegenover nog een 2 e streng tegenovergesteld DNA zit.
De 2 DNA strengen vormen samen een dubbele helix.
Op verschillende niveaus kan de stralingsschade onstaan.
Dubbelstrengsbreuk.
Puntmutaties.
Enkelstrengsbreuk.
Crosslinks.
De 4 types schade aan DNA:
1. Punt mutaties (base modifications).
2. Enkelstrengsbreuken.
3. Dubbelstrengsbreuken.
4. Crosslinking.
2
,Gevolgen van ioniserende straling:
3
, Schade aan het DNA ontstaat op 2 manieren.
1. Directe effect, waarbij een vrij elektron gelijk een interactie aan gaat
met het DNA waardoor schade ontstaat.
2. Indirecte effect, waarbij een vrij elektron reageert met de vloeistof in
de cel, waardoor radicalen ontstaan die een reactie aan gaat met het
DNA waardoor schade ontstaat.
Het indirecte & directe effect is ook afhankelijk van de soort straling.
Alfa straling: groot ioniserend vermogen, laag doordringend vermogen
( meer direct effect)
Fotonstraling: laag ioniserend vermogen, hoog doordringend
vermogen ( meer indirect effect)
Invloed van de LET op DNA schade door straling.
De DNA schade die ontstaat is afhankelijk van de stralingssoort en de LET.
De LET is de lineair energy transfer: de gemiddelde energie die wordt afgegeven per weglengte (in keV / μm).
Hoe meer energie wordt afgegeven per weglengte, hoe meer DNA schade er ontstaat.
Straling met een lage LET:
o Gammastraling, röntgenstraling en elektronenstraling.
Straling met een hoge LET:
o Alfastraling, zware deeltjes straling en neutronen met een lage energie.
4