Hoorcolleges
01
Verklaringen voor gedrag:
Het individu en de samenleving hebben samenhang tot elkaar in beide richtingen.
Perspectieven voor het verklaren van gedrag:
Er onderscheid in biologie en omgeving, sommigen dieren/dingen zijn namelijk
voorgeprogrammeerd iets te doen, terwijl sommigen dat niet zijn.
Het leerproces van organismen speelt een rol bij gedrag.
Achter deze perspectieven liggen verschillenden mensbeelden, inzicht in menselijk handelen
vereist inzicht in menselijke aard, de basale kenmerken en processen van het menselijk
organisme. (Deze basale mensbeelden worden gevormd door en vormen observaties, het is een
samenspel van perceptie en ervaring.)
Hoorcolleges 1
, 5 Mensbeelden in psychologische (éénzijdige) perspectieven:
Biologisch-adaptief
1. Evolutionair perspectief ⇒ Kenmerken en eigenschappen die organismen hebben
hangen samen met genen die overgeërfd worden tussen generaties (deze kunnen wel
veranderen door mutaties en overlevingskansen staan hierin centraal).
2. Adaptieve vermogens
3. Samenspel natuur-cultuur
Behavioristisch
Cognitief
Psychodynamisch
Humanistisch
De omgeving/het milieu waarin iemand opgroeit wordt zowel bekeken na de geboorte
(postnataal) en voor de geboorte (prenataal).
Epigenetica = Verandering in fenotype (expressie), maar niet in het genotype.
02
behaviorisme
Rol van omgeving in leren:
Leerprocessen staan centraal in Behaviorisme ⇒Hierin wordt gezegd dat al het gedrag
gebaseerd wordt op ervaring en dat alleen observeerbare processen kunnen worden bestudeert.
Behaviorisme zit ver aan de Nurture kant van het nature vs nurture debat.
Imprinting = Fase gevoelig leren (specifieke leeftijd/stadium, onafhankelijk van leeftijd)
Verschillende leerprincipes:
Leren door associaties ⇒
Hoorcolleges 2
, Klassiek conditioneren (Ivan Pavlov)
Respondent conditioneren → Stimulus-respons → Nieuwe stimulus aan bestaande
responsen.
Hogere orde conditioneren ⇒ Een neutrale stimulus krijgt betekenis door
conditionering, de geconditioneerde stimulus kan gebruikt worden als UCS.
Operant conditioneren (Thorndike)
Instrumenteel leren → gedrag-consequenties → belonen/bestraffen spontaan gedrag.
Gedrag dat positieve consequenties heeft neemt in frequentie toe, en tegenovergesteld.
‘Innerlijke processen zijn niet observeerbaar en niet relevant voor gedrag.’ - Skinner
Bekrachtigingsschema
Sociaal leren
Observeren consequenties voor anderen.
Effect vicarious reward (+/-/0) ⇒ Rol van sociale voorbeelden, imiteren van gedrag van
anderen.
Reciprocal Determinism ⇒ Gedrag wordt beïnvloed door persoon en situatie en heeft
daar invloed ook op. (Cognitieve processen zijn dus toch belangrijk)
Shaping (successive approximation) = Stapsgewijs leren van complex gedrag.
De rol van denkprocessen is niet onderzocht in behaviorisme, maar bewustzijn lijkt nodig voor
conditioneringseffecten, voor associatie.
gewoontes (en doorbreken):
Gewoontes = Frequent vertoond gedrag, zonder nadenken (wellicht > 40% van het gedrag is uit
gewoonte), er is een sterke context-gedrag (S-R) associatie.
Behaviour modification = Veranderen van gedrag door middel van principes van
conditioneren.
Behavioral activation (depressie)
Hoorcolleges 3
01
Verklaringen voor gedrag:
Het individu en de samenleving hebben samenhang tot elkaar in beide richtingen.
Perspectieven voor het verklaren van gedrag:
Er onderscheid in biologie en omgeving, sommigen dieren/dingen zijn namelijk
voorgeprogrammeerd iets te doen, terwijl sommigen dat niet zijn.
Het leerproces van organismen speelt een rol bij gedrag.
Achter deze perspectieven liggen verschillenden mensbeelden, inzicht in menselijk handelen
vereist inzicht in menselijke aard, de basale kenmerken en processen van het menselijk
organisme. (Deze basale mensbeelden worden gevormd door en vormen observaties, het is een
samenspel van perceptie en ervaring.)
Hoorcolleges 1
, 5 Mensbeelden in psychologische (éénzijdige) perspectieven:
Biologisch-adaptief
1. Evolutionair perspectief ⇒ Kenmerken en eigenschappen die organismen hebben
hangen samen met genen die overgeërfd worden tussen generaties (deze kunnen wel
veranderen door mutaties en overlevingskansen staan hierin centraal).
2. Adaptieve vermogens
3. Samenspel natuur-cultuur
Behavioristisch
Cognitief
Psychodynamisch
Humanistisch
De omgeving/het milieu waarin iemand opgroeit wordt zowel bekeken na de geboorte
(postnataal) en voor de geboorte (prenataal).
Epigenetica = Verandering in fenotype (expressie), maar niet in het genotype.
02
behaviorisme
Rol van omgeving in leren:
Leerprocessen staan centraal in Behaviorisme ⇒Hierin wordt gezegd dat al het gedrag
gebaseerd wordt op ervaring en dat alleen observeerbare processen kunnen worden bestudeert.
Behaviorisme zit ver aan de Nurture kant van het nature vs nurture debat.
Imprinting = Fase gevoelig leren (specifieke leeftijd/stadium, onafhankelijk van leeftijd)
Verschillende leerprincipes:
Leren door associaties ⇒
Hoorcolleges 2
, Klassiek conditioneren (Ivan Pavlov)
Respondent conditioneren → Stimulus-respons → Nieuwe stimulus aan bestaande
responsen.
Hogere orde conditioneren ⇒ Een neutrale stimulus krijgt betekenis door
conditionering, de geconditioneerde stimulus kan gebruikt worden als UCS.
Operant conditioneren (Thorndike)
Instrumenteel leren → gedrag-consequenties → belonen/bestraffen spontaan gedrag.
Gedrag dat positieve consequenties heeft neemt in frequentie toe, en tegenovergesteld.
‘Innerlijke processen zijn niet observeerbaar en niet relevant voor gedrag.’ - Skinner
Bekrachtigingsschema
Sociaal leren
Observeren consequenties voor anderen.
Effect vicarious reward (+/-/0) ⇒ Rol van sociale voorbeelden, imiteren van gedrag van
anderen.
Reciprocal Determinism ⇒ Gedrag wordt beïnvloed door persoon en situatie en heeft
daar invloed ook op. (Cognitieve processen zijn dus toch belangrijk)
Shaping (successive approximation) = Stapsgewijs leren van complex gedrag.
De rol van denkprocessen is niet onderzocht in behaviorisme, maar bewustzijn lijkt nodig voor
conditioneringseffecten, voor associatie.
gewoontes (en doorbreken):
Gewoontes = Frequent vertoond gedrag, zonder nadenken (wellicht > 40% van het gedrag is uit
gewoonte), er is een sterke context-gedrag (S-R) associatie.
Behaviour modification = Veranderen van gedrag door middel van principes van
conditioneren.
Behavioral activation (depressie)
Hoorcolleges 3