Samenvatting alle colleges Global & European Governance - Behaalde cijfer: 9.0

Samenvatting literatuur Global & European Governance
College 1
Leerdoelen
 Staten: hoofdrolspelers in de internationale politiek
 Anarchie
 Spel theorie
- Gevangenendilemma
- Battle of sexes

Westfalenverdrag
 Vredesverdrag op 24 oktober 1648. Het betekende het einde van de 80-jarige oorlog.
 Het wordt gezien als de geboorte van het internationale systeem, zoals we het nu kennen.
 Bijzonder aan dit verdrag = exclusieve soevereiniteit wordt voor het eerst gedefinieerd.
- Interne soevereiniteit: relatie tussen de staat en de burgers binnen de grenzen
- Externe soevereiniteit: relatie tussen staten
Het vredesverdrag omschreef staten als de hoofdactoren

Soevereiniteit
 Interne soevereiniteit: staat is de ultieme autoriteit binnen de gegeven grenzen
 Externe soevereiniteit: andere staten in het internationale systeem erkennen de autoriteit van de
staat

Wat is een staat?
Conventie van Montevideo -> stelt dat een staat over 4 kenmerken moet beschikken.
De staat zoals gedefinieerd in internationaal recht zou moeten beschikken over:
1. Permanente bevolking
2. Een afgebakend territorium
3. Overheid
4. Vermogen om relaties met andere staten aan te gaan
Deze definitie is open voor debat -> soms wordt er bijv. gekeken of een staat onderdeel is van de VN.

Kenmerken van de moderne staat definiëren (niet exclusief, nog steeds debat):
 Monopolie op het legitieme gebruik van geweld
 Bureaucratie (bestuur) -> heel veel informatie over de bevolking hebben
 Politieke concurrentie en strijd -> er is concurrentie binnen een staat om belangen te behartigen

Oorsprong van een staat -> waardoor wordt dit veroorzaakt. 3 ideeën:
1. Oorlogsinspanning -> Tilly: oorlog maakt de staat en de staat maakt oorlog
2. Economische relaties -> marxistisch:
a) Binnenlands (staat ontstaat voor de belangen van de kapitalistische klasse)
b) Internationaal (handel en financiën) -> staat was nodig om te kunnen handelen
3. Institutionele noodzaak (oplossen van coördinatie- en samenwerkingsproblemen)

Wat zijn coördinatie en samenwerkingsproblemen
Mensen hebben belangen -> voorkeuren -> voorkeuren interacteren -> uitkomsten
- Interacties: voorkeuren kunnen botsen of overlappen
A) Coöperatie: minstens 1 kant wint, geen kant verliest (kunnen ook allebei winnen)
B) Onderhandeling: 1 kant wint, ten koste van de andere kant
Coöperatieve interactie: coördinatie en samenwerking (we hoeven hier niet aan vast te houden)

Obstakels voor coöperatie

1

, Gebrek aan informatie: over voorkeuren, belangen etc. van de andere partij
 Gebrek aan vertrouwen
 Acuut in het geval van publieke goederen
- Niet uitsluitbaar
- Niet-concurrerend
- Creëert het probleem van meerijdersgedrag
 Collectieve actie
 Transactiekosten: kosten van het onderhandelen
Staten lossen deze problemen op door het maken en uitvoeren van wetten (legitimiteit). Het heeft
een bureaucratie en een monopolie op het gebruik van geweld.

Hoe werkt dit in internationale politiek? (Hoe kunnen zij die problemen oplossen)
Is er zo'n centrale autoriteit om wetten te maken en te handhaven en om samenwerking te
verzekeren -> nee. Kenmerk van internationale politiek: er is geen overheersende autoriteit

Anarchie
 Anarchie = gebrek aan een hogere autoriteit in de internationale relaties
 Het grootste en belangrijkste organisatorische kenmerk van mondiaal bestuur
 Anarchie = niet hetzelfde als gebrek aan orde of chaos
 Mensen met anarchie als politieke ideologie, wensen dus geen heersende staat, maar eigen
regie.
 VN classificeert zich ook niet als die autoriteit -> kan niet Rusland opsluiten.
 Binnenlandse politiek = hiërarchisch/verticaal
 Internationale politiek = horizontaal

Vraag: terug naar de vrede van Westfalen
Heb je een voorbeeld waarbij de externe soevereiniteit werd ondermijnd? -> Rusland, Irak, WOII

Een niet-technische introductie in de speltheorie -> 2 spellen
In de speltheorie hebben we het over spelers (mensen, bedrijven, staten etc.). Kenmerken:
- Ze zijn rationaal (doel om hun winst te maximaliseren)
- Geïnformeerd
- Strategieën: antwoord op de anticipatie op de acties van anderen
- Oplossing = equilibrium
We kijken alleen naar de simpelste vorm -> 2 spelers, met 2 strategieën

1. Gevangenendilemma (coöperatiespel)
- Nash-evenwicht: geen van de spelers kan zijn uitbetaling verhogen door van strategie te wisselen
- Grootste angst -> Vertegenwoordigt uitgebuit worden. Illustreert het veiligheidsdilemma. Bijv.
nucleaire onderhandelingen

2. Battle of the sexes (coördinatie spel)
Meerdere Nash equilibria: waar geen enkele speler zijn winst kan
vergroten door van strategie te wisselen
Man en vrouw voelen zich beiden gelukkiger als ze iets samendoen dan
alleen.

Hoe stimuleer je samenwerking in de internationale politiek?
 Bedreiging
 Omkoping
 Package deal


2

,  Preventieve actie
 Dwang

Echte wereldverschillen van deze spellen
Samenwerking spel
 Samenwerking riskeert bedrog
 De voordelen van bedrog zijn hoger dan de voordelen van vasthouden aan samenwerking
Coördinatiespel
 Moeilijk een gemeenschappelijke overeenkomst te vinden
 Maar het is niet moeilijk om je eraan te houden

College 2 - Realisme & VN Veiligheidsraad
Leerdoelen van vandaag:
Realistische denkrichting in internationale betrekkingen
 Basis (gedeelde) aannames en principes
 Verschillende subgroepen
VN-Veiligheidsraad
 Internationale organisaties van realistische lenzen

Beveiligingsdilemma (beveiligingsparadox)
 Interpretatiedilemma: wanneer in internationale betrekkingen sommige staten hun eigen
veiligheid opbouwen, kan dit onzekerheid creëren voor andere staten. Vervolgens gaan zij hun
veiligheid verbeteren, wat weer zorgt voor onzekerheid -> vicieuze cirkel
 Dilemma van reageren
 911 probleem: staten kunnen niemand bellen als het misgaat -> er zijn geen consequenties
 Voorbeelden: ontbinding Joegoslavië, Koude Oorlog, Cuba etc.

Gebrek aan een centrale autoriteit in het internationale systeem (anarchie)
Realisme: een reeks theorieën: verklaart het staatsgedrag onder anarchie
Drie belangrijke bouwstenen van realisme (3 s'en van realisme):
1. Statisme (staten zijn de belangrijkste actoren)
2. Survival: grootste doel van staten is overleving
3. Self-help: grootste middel om het doel van overleving te bereiken. Als je wilt overleven, ben je op
jezelf aangewezen. Je kunt niet op een ander vertrouwen.

Black boxes van staten
Realisten zien staten als eenzelfde soort eenheden –> allemaal beïnvloed door omgevingsfactoren,
allemaal als doel overleving d.m.v. self-help etc. Realisten besteden geen aandacht aan wat er in een
land gebeurt (welke partij aan de macht is, of welke religie). Alleen kijken naar staten en hoeveel
macht ze hebben. Volgens realisten kijken we naar verschillende factoren om de macht te bepalen ->
maar niet precies gedefinieerd.

Relatieve versus absolute winsten
 Realisten: internationale politiek = zero-sum game -> Er zijn slechts relatieve winsten in de
internationale politiek. Daardoor sceptisch over samenwerking
 Realisten: Slechts een van de staten kan veiliger zijn dan de ander.
 Boven en gescheiden van moraliteit, ideologie, religie, cultuur en alle sociale of economische
aspecten van het leven.

Machtsbalans: 3 verschillende interpretaties
Wat is machtsevenwicht:

3