Vraagstukken week 12
Vraag 2
BV A bezit 100% van de aandelen in BV C, een vennootschap opgericht naar Nederlands
recht en gevestigd in Nederland. Daarnaast bezit BV A 100% van de aandelen in BV B, een
vennootschap opgericht naar Nederlands recht en gevestigd in Nederland. Op het niveau
van BV B zijn er nog grote hoeveelheden verliezen die zij wenst te verrekenen. Met het
oog op de verrekening van die verliezen stort BV A € 80 miljoen in BV B, die dat vervolgens
leent aan BV C tegen een zakelijke rente van 5%.
BV C is een internationaal opererende onderneming die zich bezighoudt met de verkoop
van geavanceerde sportapparatuur voor de E-gym. BV C bezit ook een tak van
sporthorloges en activiteitentrackers. BV C heeft in 2019 een brutobedrijfsresultaat van €
130 miljoen behaald (exclusief ontvangen dividenden). Daarnaast ontvangt BV C ook
jaarlijks rentebaten van € 15 miljoen. De jaarlijkse afschrijvingen op onder andere de
opslagruimte van alle apparatuur (bedrijfsmiddel) bedragen € 10 miljoen. BV C betaalt
jaarlijks rente van € 64 miljoen over alle leningen die ze heeft aangetrokken bij de start
van het bedrijf (dit is inclusief de rente betaald aan BV B). Verder zijn er in het jaar 2019
bedrijfsmiddelen afgewaardeerd met € 15 miljoen, bedragen de jaarlijkse
personeelskosten € 50 miljoen en heeft BV C van haar dochterondernemingen € 10 miljoen
aan dividenden ontvangen die zijn vrijgesteld onder de deelnemingsvrijstelling in de zin
van artikel 13 Wet Vpb 1969.
a) Mag BV C de rente die zij betaald heeft in jaar 2019 in aftrek brengen van haar
winst in 2019? En zo ja, hoeveel rente?
We moeten eerst kijken naar art. 10a Vpb. Art. 10a lid 4 sub c Vpb is van toepassing. Ook is
er een besmette rechtshandeling volgens art. 10a lid 1 sub b Vpb omdat BV A een
kapitaalstorting doet. Het verband tussen de schuld en de rechtshandeling is er ook. Nu
moeten we kijken naar de tegenbewijsregeling van art. 10a lid 3 Vpb.
De rechtshandeling is in dit geval onzakelijk. De fiscale trucage zit hem in het feit dat je een
kapitaalstorting doet in een BV met verliezen. Normaal zouden rentebaten tegen 25% belast
worden. Nu komen de rentebaten binnen bij BV C en deze kan haar verlies hiermee
wegpoetsen. Een compensabel verlies kan er ook toe leiden dat er geen sprake is van een
compenserende heffing op grond van art. 10a lid 3 sub b Vpb. Dit leidt er toe dat art. 10a
Vpb van toepassing is en de rente dus niet aftrekbaar is. Dit betekent dat de rentelasten van
4 miljoen (80 miljoen x 5%) niet aftrekbaar zijn. Er moet dus nog (64-4) 60 miljoen getoetst
worden aan art. 15b Vpb.
1
Vraag 2
BV A bezit 100% van de aandelen in BV C, een vennootschap opgericht naar Nederlands
recht en gevestigd in Nederland. Daarnaast bezit BV A 100% van de aandelen in BV B, een
vennootschap opgericht naar Nederlands recht en gevestigd in Nederland. Op het niveau
van BV B zijn er nog grote hoeveelheden verliezen die zij wenst te verrekenen. Met het
oog op de verrekening van die verliezen stort BV A € 80 miljoen in BV B, die dat vervolgens
leent aan BV C tegen een zakelijke rente van 5%.
BV C is een internationaal opererende onderneming die zich bezighoudt met de verkoop
van geavanceerde sportapparatuur voor de E-gym. BV C bezit ook een tak van
sporthorloges en activiteitentrackers. BV C heeft in 2019 een brutobedrijfsresultaat van €
130 miljoen behaald (exclusief ontvangen dividenden). Daarnaast ontvangt BV C ook
jaarlijks rentebaten van € 15 miljoen. De jaarlijkse afschrijvingen op onder andere de
opslagruimte van alle apparatuur (bedrijfsmiddel) bedragen € 10 miljoen. BV C betaalt
jaarlijks rente van € 64 miljoen over alle leningen die ze heeft aangetrokken bij de start
van het bedrijf (dit is inclusief de rente betaald aan BV B). Verder zijn er in het jaar 2019
bedrijfsmiddelen afgewaardeerd met € 15 miljoen, bedragen de jaarlijkse
personeelskosten € 50 miljoen en heeft BV C van haar dochterondernemingen € 10 miljoen
aan dividenden ontvangen die zijn vrijgesteld onder de deelnemingsvrijstelling in de zin
van artikel 13 Wet Vpb 1969.
a) Mag BV C de rente die zij betaald heeft in jaar 2019 in aftrek brengen van haar
winst in 2019? En zo ja, hoeveel rente?
We moeten eerst kijken naar art. 10a Vpb. Art. 10a lid 4 sub c Vpb is van toepassing. Ook is
er een besmette rechtshandeling volgens art. 10a lid 1 sub b Vpb omdat BV A een
kapitaalstorting doet. Het verband tussen de schuld en de rechtshandeling is er ook. Nu
moeten we kijken naar de tegenbewijsregeling van art. 10a lid 3 Vpb.
De rechtshandeling is in dit geval onzakelijk. De fiscale trucage zit hem in het feit dat je een
kapitaalstorting doet in een BV met verliezen. Normaal zouden rentebaten tegen 25% belast
worden. Nu komen de rentebaten binnen bij BV C en deze kan haar verlies hiermee
wegpoetsen. Een compensabel verlies kan er ook toe leiden dat er geen sprake is van een
compenserende heffing op grond van art. 10a lid 3 sub b Vpb. Dit leidt er toe dat art. 10a
Vpb van toepassing is en de rente dus niet aftrekbaar is. Dit betekent dat de rentelasten van
4 miljoen (80 miljoen x 5%) niet aftrekbaar zijn. Er moet dus nog (64-4) 60 miljoen getoetst
worden aan art. 15b Vpb.
1