samenvatting hoorcolleges + gedroomde samenleving sociale ongelijkheid

Hoorcollege 1

Discours: netwerk van mogelijke spreekopties
samenleving: word vaak gezien als sociaal lichaam
organicistisch denken: uitdrukking geven aan de samenleving door een lichaam/
hoofdPlatozetel van de redeLogosregenten en filosofen
borstThymoshogere strevingen en passiede wachters
lagere regionen van lichaamEroslagere strevingenhet gewone volk

Johannes van Salisbury:
hoofd heersers
hart parlement
zijden het hof
ogen,oren,tong rechters
buik schatkist
handen leger
voeten boeren/arbeiders

Kenmerken organicistisch denken:
middeleeuws: positie in hiërarchie accepteren
modern: idee dat het binnen het bereik van de mens ligt het organisme van de maatscha[[ij beter te
maken.

Kenmerken van organicisitisch denken:
* het sociaal organisme verondersteld een afgebakend geheel
* dat geheel bestaat uit delen(individuen, families, corporaties)
* in organicistisch denken ligt het primaat bij het geheel
* een zekere bezorgdheid behelst over de eenheid van het sociaal lichaam

Sociale hypochondrie: een overbezorgde angst voor de integratieproblematiek en een overdreven
monitoren van het sociaal lichaam ‘samenleving’ hebben daarmee ook als effect de radicale
uitsluiting hebben daarmee ook als effect de radicale uitsluiting van mensen met een ‘andere
cultuur’

Sociale ongelijkheid: staat voor verschillen in macht en privileges

Economisch welzijn
* Spreekt voor zich: geld zorgt voor economisch welzijn.
* Hoe meer geld iemand heeft des te hoger zijn economisch welzijn.

Sociaal welzijn
* is veel ingewikkelder
* De mate van status bepaalt voor een gedeelte iemands sociaal welzijn.

, Sociale productie functie theorie (Lindenberg, 1986)
Fysiek welzijn: Sociaal Welzijn:
1. Stimulatie 1. Status
2. Comfort 2. gedragsbevestiging
3. Affectie

Relatie Gezag en Macht
Definitie Hanna Arendt (politiek filosoof): gezag, voor zover het gedefinieerd hoeft te worden, dient
het enerzijds met dwang en anderzijds met overreding door argumenten gecontrasteerd te worden

* Gezag is niet tot een machtsverhouding te herleiden
* Wanneer gezag dus dwang of overreding toepast, moet het impliciet toegeven dat het geen
vertrouwen meer heeft bij degenen die het wil beïnvloeden.
* Gezag en macht in onze hedendaagse maatschappij

Hoorcollege 2

Status: iemands maatschappelijke positie
statusangst: de kwellende gedachte, waarvan de funeste invloed zich over grote delen van ons leven
kan uitbreiden, dat we mogelijk niet in staat zijn te voldoen aan het succesideaal zoals geformuleerd
door onze samenleving de angst dat we ons op een te lage sport van de maatschappelijke ladder
bevinden of op het punt staan nog dieper te zinken.

* Democratie kennen we… Demos betekent namelijk ‘volk’ en crateo betekent ‘heersen’, vrij vertaald
het volk heerst.
* Meritocratie: in een maatschappijmodel waarin de sociaal- economische positie van elk indivdu is
gebaseerd op zijn of haar verdiensten(merites). Hierbij gaat het dus niet direct om de aanleg die men
heeft, maar wat men met die aanleg doet.

*Relatieve deprivatie: De ervaring bepaalde zaken te ontberen in vergelijking met anderen (de
zogenaamde referentiegroep) (Wilterdink et al, 2003).

De positie van armoede in de maatschappij
* De invloed van armoede op het gevoel van eigenwaarde zal in belangrijke mate worden bepaald
door de manier waarop armoede wordt geïnterpreteerd en verklaard door de gemeenschap (De
Botton, 2008).

In statusangst drie nuttige verhalen over falen
* Eerste verhaal: De armen zijn niet verantwoordelijk voor hun situatie en zijn de nuttigste leden van
de samenleving. Belangrijke term bij dit verhaal: interdependentie.
* Tweede verhaal: Lage status heeft geen morele implicaties.
Inzicht: Makkelijke ‘truc’ om de maatschappij in toom te houden door middel van Bijbelse tekst over
positie van arm-rijk in het hiernamaals.
* Derde verhaal: De rijken zijn zondig en immoreel, en hebben hun rijkdom vergaard.
Inzicht: Rijk zijn sluw en hebben een slechte natuur, aldus Marx (De Botton, 2008). Dit is niets om te
willen begeren.