Samenvatting Grootes
Latijnse school
Soort vwo. Humanisten. Gebaseerd op Romeinse Oudheid; taalbeheersing is heel belangrijk.
Literatuur is heel belangrijk (mits het voldoet aan de eisen van de oude Grieken en Romeinen).
Maken van gedichten, redevoering en verhandelingen en brieven in het Latijn. Latijn gaf toegang
tot interantionale, intellectuele elite (die ook in het Latijn werden opgeleid).
Renaissance literatuur: klassieke versmaten, mythologische beeldspraak, klassieke werken
zo goed mogelijk nadoen.
Ook gewone burgers, zonder Latijnse school kwamen in de literatuur terecht. Dankzij groepen
als de rederijkers. Begin 15e eeuw (1400). Toneelstukken, gelegenheidsgedichten en optochten
en feesten.
Rederijkersliteratuur was gebruikersliteratuur en werd eerst niet gedrukt. Het was alleen voor
eigen kring. Er stonden geen auteurs op de gedrukte werken, maar vaak wel spreuken (die
typisch waren voor een bepaalde auteur).
Vanaf 1615: verandering in opvattingen. Er komt een ruimer publiek en de individuele auteur
wordt belangrijker.
Twee ontwikkelingen: van collectief naar individueel en van trationeel (rederijkers) naar modern
(geleerd, humanistisch). Welvaart neemt toe, stegelijke burgerij wil elitevorming. Rijke kooplieden
nemen afstand van de middengroep. De gezamenlijke activiteiten van rederijkers past hier niet
meer bij.
Het individueel lezen of in een select gezelschap en elkaar brieven schrijven wordt ook
belangrijker. P.C. Hooft heeft zo’n kring.
Hooft had de handleiding voor beginnende dichters bedacht. Je moet eerste oude auteurs
bestuderen en typerende uitdrukkingen van hen noteren. daarna moet je bestaande verhalen op
rijm gaan zetten. Ook moet je zedenkundige werken lezen. Daarna moet je beroemde
buitenlandse dichters gaan vertalen en tot slot mag je zelf iets gaan schrijven. Het was
verstandig om rekening te houden met regels en voorbeelden van eerdere dichters. Aanleg was
altijd een voorwaarde.
Petrarkisme: Liefdeslyriek. Vaste beeldspraken, stijlfiguren. Goede oefeningen op dezelfde
begrippen op een andere manier uit te drukken.
Emblematiek: prentjes met een spreuk of bijschrift.
17eeeuw: literatuur dient tot leerling en vermaak. Gedichten waren een soort collectief
Latijnse school
Soort vwo. Humanisten. Gebaseerd op Romeinse Oudheid; taalbeheersing is heel belangrijk.
Literatuur is heel belangrijk (mits het voldoet aan de eisen van de oude Grieken en Romeinen).
Maken van gedichten, redevoering en verhandelingen en brieven in het Latijn. Latijn gaf toegang
tot interantionale, intellectuele elite (die ook in het Latijn werden opgeleid).
Renaissance literatuur: klassieke versmaten, mythologische beeldspraak, klassieke werken
zo goed mogelijk nadoen.
Ook gewone burgers, zonder Latijnse school kwamen in de literatuur terecht. Dankzij groepen
als de rederijkers. Begin 15e eeuw (1400). Toneelstukken, gelegenheidsgedichten en optochten
en feesten.
Rederijkersliteratuur was gebruikersliteratuur en werd eerst niet gedrukt. Het was alleen voor
eigen kring. Er stonden geen auteurs op de gedrukte werken, maar vaak wel spreuken (die
typisch waren voor een bepaalde auteur).
Vanaf 1615: verandering in opvattingen. Er komt een ruimer publiek en de individuele auteur
wordt belangrijker.
Twee ontwikkelingen: van collectief naar individueel en van trationeel (rederijkers) naar modern
(geleerd, humanistisch). Welvaart neemt toe, stegelijke burgerij wil elitevorming. Rijke kooplieden
nemen afstand van de middengroep. De gezamenlijke activiteiten van rederijkers past hier niet
meer bij.
Het individueel lezen of in een select gezelschap en elkaar brieven schrijven wordt ook
belangrijker. P.C. Hooft heeft zo’n kring.
Hooft had de handleiding voor beginnende dichters bedacht. Je moet eerste oude auteurs
bestuderen en typerende uitdrukkingen van hen noteren. daarna moet je bestaande verhalen op
rijm gaan zetten. Ook moet je zedenkundige werken lezen. Daarna moet je beroemde
buitenlandse dichters gaan vertalen en tot slot mag je zelf iets gaan schrijven. Het was
verstandig om rekening te houden met regels en voorbeelden van eerdere dichters. Aanleg was
altijd een voorwaarde.
Petrarkisme: Liefdeslyriek. Vaste beeldspraken, stijlfiguren. Goede oefeningen op dezelfde
begrippen op een andere manier uit te drukken.
Emblematiek: prentjes met een spreuk of bijschrift.
17eeeuw: literatuur dient tot leerling en vermaak. Gedichten waren een soort collectief