Sociologie
Les 1: Mechanismen van sociale ongelijkheid en macht
Sociale ongelijkheid is de ongelijke verdeling over personen en groepen
van zaken die belangrijk worden geacht in een samenleving en de
ongelijke waardering en behandeling van hen op basis van de
maatschappelijke positie en leefstijl.
Oftewel verschillen in macht en daarmee verbonden sociale privileges.
Interdependentie is onderlinge afhankelijkheid of samenhang. Bij sociale
interdependentie zijn mensen op elkaar aangewezen.
We zijn op verschillende manieren van elkaar afhankelijk. Dit wordt
verdeeld over verschillende bindingen:
Economische bindingen; de beschikking over schaarse goederen
waar anderen op aangewezen zijn, in het bijzonder
productiemiddelen.
Politieke bindingen; de beschikking over middelen tot reguliere
uitvoering van geweld.
Affectieve bindingen; het vermogen om anderen emotioneel aan zich
te binden.
Cognitieve bindingen; de beschikking over speciale kennis die ook
voor anderen waardevol is.
Deze bindingen tonen manieren waarop mensen afhankelijk zijn van
elkaar. In die bindingen liggen verschillende machtsbronnen.
Sociale stratificatie is de verdeling van
de maatschappij in omvangrijke
gezinnen, families of huishoudens
bestaande groeperingen waartussen
ongelijkheidsverhoudingen bestaan en
waarvan het lidmaatschappen in ieder
geval ten drie sociaal erfelijke is.
Intergenerationele armoedeoverdracht=
overdragingen armoede
, Les 2 en 3: Gevolgen en uitwerkingen van
ongelijkheidsmechanismen
Sociaaleconomische ongelijkheid is niet
hetzelfde als sociale ongelijkheid.
Sociale ongelijkheid is de ongelijke verdeling
over personen en groepen, van zaken die
belangrijk worden geacht in
een samenleving, en de ongelijke waardering
en behandeling van personen, vanwege hun
maatschappelijke positie en leefstijl. Ook rechten en plichten zijn niet
gelijkelijk verdeeld.
Sociaaleconomische ongelijkheid is gekoppeld aan het inkomen
(inkomens- en vermogensongelijkheid). Deze kloof is toegenomen:
Kloof groeit tussen rijke bovenlaag en minder rijke onderlaag
Toename van belonings- en salarisverschillen van hoog- en
laagopgeleiden
Er zijn bezuinigingen op het sociale zekerheidsstelsel
Flexibilisering van arbeidsverhoudingen
Tekort aan werkgelegenheid, met name voor laaggeschoolden
Toename van klasse gebonden verschillen in levenskansen.
Deze toename komt voort uit verschuivingen in de machts- en
afhankelijkheidsverhoudingen (nationaal en internationaal) in een door
economische mondialisering. (multinationals, kapitaalverkeer enzovoort.)
De situatie van een enkeling worden altijd gekoppeld aan ‘grote’ sociale
vragen en veranderingen (politiek, economisch, cultureel). Sociologische
verbeelding helpt je de situatie beter te begrijpen.
De 5 klassen in de samenleving
1. Bovenlaag
2. Professionele middenklasse
3. Ondernemersklasse
4. Werknemersklasse
5. Onderklasse
Relatieve deprivatie is de ervaring dat als je bepaalde dingen niet kan
krijgen (tv, nagels) je arm bent.
Les 1: Mechanismen van sociale ongelijkheid en macht
Sociale ongelijkheid is de ongelijke verdeling over personen en groepen
van zaken die belangrijk worden geacht in een samenleving en de
ongelijke waardering en behandeling van hen op basis van de
maatschappelijke positie en leefstijl.
Oftewel verschillen in macht en daarmee verbonden sociale privileges.
Interdependentie is onderlinge afhankelijkheid of samenhang. Bij sociale
interdependentie zijn mensen op elkaar aangewezen.
We zijn op verschillende manieren van elkaar afhankelijk. Dit wordt
verdeeld over verschillende bindingen:
Economische bindingen; de beschikking over schaarse goederen
waar anderen op aangewezen zijn, in het bijzonder
productiemiddelen.
Politieke bindingen; de beschikking over middelen tot reguliere
uitvoering van geweld.
Affectieve bindingen; het vermogen om anderen emotioneel aan zich
te binden.
Cognitieve bindingen; de beschikking over speciale kennis die ook
voor anderen waardevol is.
Deze bindingen tonen manieren waarop mensen afhankelijk zijn van
elkaar. In die bindingen liggen verschillende machtsbronnen.
Sociale stratificatie is de verdeling van
de maatschappij in omvangrijke
gezinnen, families of huishoudens
bestaande groeperingen waartussen
ongelijkheidsverhoudingen bestaan en
waarvan het lidmaatschappen in ieder
geval ten drie sociaal erfelijke is.
Intergenerationele armoedeoverdracht=
overdragingen armoede
, Les 2 en 3: Gevolgen en uitwerkingen van
ongelijkheidsmechanismen
Sociaaleconomische ongelijkheid is niet
hetzelfde als sociale ongelijkheid.
Sociale ongelijkheid is de ongelijke verdeling
over personen en groepen, van zaken die
belangrijk worden geacht in
een samenleving, en de ongelijke waardering
en behandeling van personen, vanwege hun
maatschappelijke positie en leefstijl. Ook rechten en plichten zijn niet
gelijkelijk verdeeld.
Sociaaleconomische ongelijkheid is gekoppeld aan het inkomen
(inkomens- en vermogensongelijkheid). Deze kloof is toegenomen:
Kloof groeit tussen rijke bovenlaag en minder rijke onderlaag
Toename van belonings- en salarisverschillen van hoog- en
laagopgeleiden
Er zijn bezuinigingen op het sociale zekerheidsstelsel
Flexibilisering van arbeidsverhoudingen
Tekort aan werkgelegenheid, met name voor laaggeschoolden
Toename van klasse gebonden verschillen in levenskansen.
Deze toename komt voort uit verschuivingen in de machts- en
afhankelijkheidsverhoudingen (nationaal en internationaal) in een door
economische mondialisering. (multinationals, kapitaalverkeer enzovoort.)
De situatie van een enkeling worden altijd gekoppeld aan ‘grote’ sociale
vragen en veranderingen (politiek, economisch, cultureel). Sociologische
verbeelding helpt je de situatie beter te begrijpen.
De 5 klassen in de samenleving
1. Bovenlaag
2. Professionele middenklasse
3. Ondernemersklasse
4. Werknemersklasse
5. Onderklasse
Relatieve deprivatie is de ervaring dat als je bepaalde dingen niet kan
krijgen (tv, nagels) je arm bent.
